Zuurstof maakt het verschil

Merel
Grieten

"Je kan niet teveel zuurstof geven bij een COPD-patiënt!?" "Klopt dit wel?"

Na dit antwoord dacht ik: "hier moet ik mij eens meer in verdiepen." Mijn Bachelorproef "zuurstof maakt het verschil" werd hierdoor een feit. Veilig zuurstofgebruik bij de gehospitaliseerde COPD-patiënt met risico op respiratoir falen houdt in dat er kritisch wordt gereflecteerd naar het toedienen van zuurstof. Meer specifiek werd als doelgroep de chronische longpatiënt gekozen, met risico op een fatale afloop bij een foute toediening. 

In België wordt geschat dat ongeveer 680.000 patiënten lijden aan chronisch obstructief longlijden (COPD). Dat is toch best een grote groep die ooit in aanraking kan komen met zuurstoftoediening in een ziekenhuis. 

Na raadpleging van de literatuur werd al snel duidelijk dat bovenstaande slogan niet klopt! In noodsituaties kan zuurstoftherapie levensreddend zijn voor patiënten met een zuurstoftekort in het bloed, maar de schadelijke gevolgen van blootstelling aan hoge zuurstofconcentraties zijn duidelijk bewezen. Routinematig toedienen van zuurstof kan leiden tot een verhoogde mortaliteit, morbiditeit en ook de ziekenhuis ligduur verhogen. Naarmate een COPD-patiënt vordert in zijn ziektestadium zal de nood aan zuurstof tijdens een hospitalisatie fase alleen maar toenemen. Zuurstof is een geneesmiddel dat voor specifieke indicaties moet worden voorgeschreven. Er moet een gedocumenteerd streefbereik voor zuurstofverzadiging zijn en zowel de parameters als reactie van de patiënt moet regelmatig worden gecontroleerd. Bij patiënten met COPD is een minimaal gebruik van zuurstoftherapie aan te bevelen, omdat deze patiënten karakteristiek het risico lopen op het vasthouden van CO2 (hypercapnie). De literatuur toont aan dat zuurstof niet mag worden toegediend voor de drempel van 90-92% is overschreden. Bij de patiënten die risico loopt op zuurstof uitgelokte hypercapnie ligt de drempel zelfs lager, op 88%. Zodra met een toediening wordt gestart moet de zuurstof systematisch en gecontroleerd gegeven worden om de zuurstofwaarden binnen doelbereik te houden. De maximale bovengrens ligt voor de meeste patiënten op 96%, waar het 92% is voor de patiënten met kans op hypercapnie. Indien de bovengrens wordt overschreden kunnen schadelijke effecten optreden. Te lage zuurstof in heb bloed moet wel worden vermeden, maar ruime toediening van zuurstof aan de COPD-patiënt heeft de neiging het sterftecijfer te verhogen. Het adviseren van een ziekenhuisbrede oxygenatiestrategie is daarom wenselijk. 

In het verleden zijn er rond zuurstoftoediening al meerdere interventies toegepast. Er werd al gebruik gemaakt van educatieve sessies, informatieve posters en ziekenhuisrichtlijnen/ beleidslijnen, maar zonder blijvend resultaat. Het wegwerken van de diepgewortelde cultuur dat zuurstof onschuldig is, is noodzakelijk en daarom is bijkomend onderzoek nodig. 

Als onderdeel van deze bachelorproef werd een prototype van een mobiele app ontwikkeld om het risicoprofiel van de zuurstofbehoevende COPD-patiënt te berekenen. Na berekening van het profiel zal er een gewenst zuurstofdoelbereik geadviseerd worden, om zo de kans op respiratoir falen te verminderen. 

Verder is het aan te bevelen om op microniveau te investeren in een opleiding om het kennistekort bij verpleegkundigen te verminderen. De testvragen die gebruikt worden als pre- en postmeting kunnen mee een beeld scheppen hoe het zit met de kennis op de afdeling. Vervolgens is het belangrijk om een multidisciplinair team op te richten op mesoniveau. Het team dat samengesteld is uit een verpleegkundige, een longarts, IT-medewerker en ziekenhuismanagement kunnen het interventie-tool bewaken en bijsturen waar nodig. op deze manier zou de veiligheid van zuurstofgebruik kunnen stijgen. Een digitaal platform ontwikkelen heeft een grote kostenplaat. Daarom kan het van belang zijn deze interventie door te trekken op macroniveau. Kwaliteitscontrole-organisaties kunnen de veiligheid binnen de Belgische ziekenhuizen in kaart brengen, om zo een gezamenlijke, nationale interventie te bekomen, eventueel financieel gesteund door de overheid. 

Resultaten van het onderzoek:

Studies stellen vast dat een kennistekort bij zowel verpleegkundigen als artsen vaak aan de basis ligt van foutieve zuurstoftoediening bij de acute kritisch zieke patiënt. Een relevant deel van de COPD-patiënten die zich bevinden in GOLD-stadium 3 en 4, een hoog cijfer binnen het classificatiesysteem van de chronische longpatiënt, vertoont reeds een vasthouden van CO2 (hypercapnie) in het lichaam. Dit wordt alleen nog maar verergerd door toediening van zuurstof. Een verhoogde body mass index (BMI), een verlaagde functionele vitale capaciteit van de long (FVC) en een verhoogd bicarbonaatgehalte in het bloed zijn significante onafhankelijke voorspellers voor hypercapnie. Maar ook een lage initiële zuurstegraad (pH) die lager is dan 7.33 behoort to de risicofactoren voor CO2-retentie. Als de patiënt dan ook nog lijdt aan slaapapnoe of stoppen met ademen tijdens de slaap, is het risico extra groot. 

De belangrijkste preventieve maatregel om ademhalingsfalen te voorkomen is de zuurstof systematisch op de hogen naar een streefwaardenbereik tussen 88-92% voor de risicogroep. Verschillende aanbevelingen werden reeds gedaan, maar zonder blijvend behoudend resultaat. Interventies op maat om geïdentificeerde barrières aan te pakken hebben waarschijnlijk meer kans op de parktijk te verbeteren dan geen interventie of de verspreiding van richtlijnen alleen. 

Conclusie:

Om veilig zuurstof toe te dienen bij de COPD-patiënt is het nodig de kennis te bevorderen rond de pathofysiologie, gevaren, zuurstof streefwaarden verzadiging en correct gebruik van de meetinstrumenten (pulsoxymetrie). Omdat eerder ontwikkelde interventies om zuurstoftoepassingen correct uit  te voeren geen blijvend effect hebben, werd al onderdeel van deze bachelorproef een prototype van de software-app "OxyOnPoint" ontwikkeld. Deze mobiele app zal door het ingeven van een profiel een inschatting maken van het risico op respiratoir falen. Na de schatting wordt een zuurstof streefwaardenorm geadviseerd. Om ervoor te zorgen dat de app effectief zal worden gebruikt, kan OxyOnPoint gekoppeld worden aan het huidige EWS-systeem of early warning system, dat goed gekend is binnen de verpleegkunde. 

Slot:

Aan de hand van deze bachelorproef wil ik aantonen dat ik werk rond de domeinen van het competentiekader van het Clinical Leadership. Het zou heel fijn zijn dat deze bachelorproef kan bijdragen in het verbeteren van een zorgproces en dat dit werk mee verantwoordelijk is voor een nieuwe koers te bepalen rond dit onderwerp. 

Download scriptie (5.38 MB)
Universiteit of Hogeschool
Thomas More Hogeschool
Thesis jaar
2021
Promotor(en)
Volckaerts Dirk
Thema('s)