Welke mogelijkheden heeft een maatschappelijk werker in een residentiële voorziening om met de angst van lagereschoolkinderen om te gaan na een uithuisplaatsing in Zuid-Afrika?

Willeke
Van Laken

Op mijn stageplaats, Protea Place of Safety, in Zuid-Afrika werden er kinderen van zes tot en met dertien jaar opgevangen. Deze kinderen werden uit huis geplaatst omwille van een crisis die zich thuis had voorgedaan. Een kind weghalen bij zijn/ haar ouders is een ongewone situatie. Hierbij stel ik mijzelf de vraag hoe een kind zich daarbij voelt. Ze worden uit hun vertrouwde omgeving weggerukt. Hier komen verschillende emoties bij kijken. Vooral de angstgevoelens die bij het desbetreffende kind naar boven komen, wou ik verder bespreken. Zo zijn er kinderen, in de crisisopvang Protea, van zeven jaar onzindelijk, ze hadden nachtmerries, alsook verlatingsangsten die zichtbaar werden bij mijn plotse vertrek door COVID-19… .

Deze bindingsangst, verlatingsangst en posttraumatische stressstoornis hebben hun sporen nagelaten. Hier had ik meer over willen weten voor ik vertrok naar Zuid-Afrika. Een maatschappelijk werker moet met deze gevolgen iets doen.

Angsten bij kinderen zijn universeel, daarom heb ik ervoor gekozen om op zoek te gaan naar methodieken die in Vlaanderen worden gebruikt en op hun beurt een meerwaarde in Zuid-Afrika kunnen bieden. Ik heb een te korte tijd op Zuid-Afrikaans grondgebied vertoefd om er verder onderzoek te kunnen doen.

Mijn onderzoek bestaat uit vijf hoofdstukken. In hoofdstuk 1 stel ik mijn stageplaats, Protea Place of Safety, voor. Hoofdstuk 2 draait rond de angsten bij kinderen in de residentiële zorg. Verder zoom ik in op drie angsten, namelijk: bindingsangst, separatieangst en posttraumatische stressstoornis. Hoofdstuk 3 gaat over de praktijk in Zuid-Afrika. Vervolgens komen in hoofdstuk 4 interviews die ik in België heb afgenomen aan bod. Dankzij mijn literatuurstudie en interviews bied ik methodieken aan die een maatschappelijk werker kan gebruiken. Uiteindelijk, schrijf ik in het 5de hoofdstuk mijn conclusies, aanbevelingen en slot. 

Uit mijn onderzoek heb ik geconcludeerd dat een uithuisplaatsing soms onvermijdelijk is, het is belangrijk dat deze maatregel wordt gezien als een deel van een breder geheel aan ondersteunende maatregelen. Een uithuisplaatsing moet bovendien uitzonderlijk blijven. Uit mijn onderzoek is gebleken dat kinderen in een residentiële voorziening vaak te kampen hebben met extreme angsten. Kinderen krijgen altijd te maken met angsten zelfs in normale opvoedsituaties. Laat staan dat er dan nog een wijziging gebeurt in de normale gezinssituatie van het kind. Kinderen groeien in elke cultuur het best op in hun eigen gezin.

Kinderen van lagere schoolleeftijd zijn extreem loyaal naar hun ouders, worden stilaan zelfstandiger en geven zichzelf de schuld van gebeurtenissen. Het is enorm belangrijk dat er in de thuisomgeving van het kind ook stappen worden ondernomen. Niet alleen het kind moet zich aanpassen en leren omgaan met de situatie, maar zeker ook de ouders. Dit wordt in Zuid-Afrika zeker gedaan, maar door een externe sociaal werker. Interne en externe sociaal werkers zouden nauwer moeten samenwerken.

Onzindelijkheid op zevenjarige leeftijd is niet abnormaal, de reden is meestal medisch. Een maatschappelijk werker kan dus vanuit therapieën en sessies weinig verwezenlijken. Er zou dus meer budget vrijgemaakt moeten worden om de kinderen met deze kwaaltjes te verhelpen.

In Zuid-Afrika hebben ze in het algemeen veel meer geduld in het Sociaal Werk. Protea zette heel sterk in op het vertrouwen winnen van de kinderen. Ze dringen niets op en gaan eerst een sterke band aan vooraleer ze overgaan in diepere gesprekken of therapieën. Ze hechten enorm veel belang aan het tempo van de cliënt.

In België is er een hoge caseload, waardoor de tijds- en werkdruk hoger ligt. Wij wonen in een prestatiemaatschappij, terwijl ze in Zuid-Afrika meer afwachtend zijn. Dit is een andere manier van aanpakken die werkt. Kinderen voelen op die manier geen druk, wat de relatie versterkt. Alles gebeurt ‘now now’, dit betekent dat de actie over vijf minuten of over vier maanden zal plaatsvinden. In België zetten wij op alles een termijn of stellen een plan van aanpak op.

In Protea leest de hoofd-sociaal werker de dossiers van de kinderen niet. Hij kent de achtergrond van de kinderen niet zodat hij een vertrouwensrelatie kan opstarten met de kinderen zonder vooroordelen. In België gebeurt dit echter niet zo. Sociaal werkers starten meestal vanuit het dossier van het kind. Wij ontdekten dat de kinderen spontaan hun verhalen aan Anton, hoofd-sociaal werker, vertelden. Dit resulteert automatisch in een vertrouwensrelatie en vorm van therapie.

In Zuid-Afrika was er duidelijk een personeelstekort, maar ook een gebrek aan experten in het vak, bijvoorbeeld; psychologen of psychiaters. Het is belangrijk dat er jaarlijks studenten vanuit Vlaanderen hun stage doen in Zuid-Afrika om dit tekort in te vullen. Organisaties in Zuid-Afrika moeten door middel van subsidies van de overheid zich rechthouden net zoals de meeste organisaties in België.

In mijn bachelorproef heb ik zes methodieken uitgeschreven waarmee ze in de opvang aan de slag kunnen gaan. Ik pik er even de twee belangrijkste uit:

De ademhalingsoefeningen, die ik heb neergeschreven, werkte duidelijk bij mijn broer en zus die geadopteerd zijn uit Kazachstan. Zij zijn definitief uithuisgeplaatst en vertonen nog steeds zichtbare angsten. Met deze oefening vonden ze een innerlijke rust vertelden ze mij. De andere methodiek heb ik zelf uitgewerkt, namelijk de familieruimte. De ouders van de kinderen mogen in samenspraak met de sociaal werkers bij de kinderen blijven overnachten. De komst van de ouders wordt altijd voorbereid met de kinderen, desondanks ervaren sommige kinderen spanning bij hun komst. De andere kinderen waarvan de ouders niet (mogen) komen worden hiermee geconfronteerd. De familieruimte zorgt ervoor dat de confrontatie voor de andere kinderen iets minder groot is en het gezin de nodige privacy heeft. Maar de ruimte zou ook als een familiale gezinssituatie nagebootst kunnen worden vooraleer deze werkelijkheid wordt. Op die manier worden kinderen niet abrupt uit hun vertrouwde omgeving gehaald en zijn er begeleiders en sociaal werkers in de buurt om in te grijpen. Dit zou enorm helpen bij het gewenningsproces.

Het Sociaal Werk stemde misschien niet helemaal overeen met het Sociaal Werk in belgië, maar we kunnen van elkaar leren, dit is een tweerichtingsverkeer. Ik ben zo verrijkt in vele opzichten. Zo heb ik leren omgaan met een taalbarrière, een nieuwe cultuur en vooral mijzelf leren kennen.

Download scriptie (1015.32 KB)
Universiteit of Hogeschool
Karel De Grote Hogeschool
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
Rudy Verhoeven