Belgisch Congo Ontmaskerd

Dagmar
Dirkx

EEN KOLONIALE CATHARSIS IN DE BELGISCHE KUNST?

Dagmar Dirkx

Kom maar binnen zonder knecht! schreeuwden strakke letters op de protestborden van Annette Krauss en Petra Bauer. In 2008 plaatsten die twee Duitse kunstenaressen met hun performance Read the Masks, Tradition is not given de koloniale herkomst van de figuur van Zwarte Piet in de spotlight en sleurden zo bruusk het postkoloniale debat terug de publieke ruimte in. Daar volgde al gauw een orkaan van protest: Zwarte Piet is immers zwart door het schoorsteenroet, racisme een ver van ieders bed show. De discussie waaide gedeeltelijk over naar België, maar bleef in vergelijking met de ophef bij onze Noorderburen een storm in een glas water. Dan rijst de vraag: kan kunst ook in België een koloniale catharsis teweegbrengen?

Tal van kunstenaars raakten geprikkeld door het Belgische verleden in Congo. Twee van hen – wonend en werkend in België – besloten een groot deel van hun oeuvre aan het onderwerp te wijden. Vanaf 2003 creëert de Zuid-Afrikaanse kunstenares Wendy Morris verschillende houtskoolanimatiefilms van een paar minuten, waarin onder andere de imperiale honger van Leopold II, de doorlevende koloniale verbeelding van Afrika in producten zoals chocoladekoekjes en vooral de wederzijdse mythevorming tussen koloniaal en gekoloniseerde aan bod komen.

Met bevlogen schrijvers als Adam Hochschild of Sven Lindqvist als inspiratie in het achterhoofd, levert Morris met films als A Royal Hunger, Taste The World, maar vooral Bully Beef scherpe kritiek op de manier waarop de Belgische staat zijn niet al te fraaie koloniale geschiedenis in Congo herinnert – of net niet herinnert. Hoewel ze in het buitenland op grote sympathie kan rekenen, blijft dit deel van haar oeuvre in België opvallend onder de radar.

VANUIT DE PERIFERIE

Dat is anders bij de Belgische kunstenaar Sven Augustijnen. Na eerdere experimenten over het Belgische koloniale verleden in onder andere Cher Pourquoi Pas? en Les Demoiselles de Bruxelles brak vooral zijn documentaire essayfilm Spectres uit 2011 potten. Op het eerste zicht collaboreert Augustijnen hier met een ex-koloniale elite, terwijl hij Ridder Jacques Brassinne de la Buissière aan het woord laat. Deze man ontkende in zijn doctoraatsscriptie alle Belgische betrokkenheid bij de moord op Patrice Lumumba. In Spectres  wordt Brassinne bijgestaan door Arnoud d’Aspremont-Lynden, de zoon van Harold, die op 6 oktober 1960 in een telex impliciet de opdracht gaf tot de moord op Lumumba.

Maar wie het oeuvre van Augustijnen beter bestudeert, beseft dat de kunstenaar via het volgen van de dader de gebeurtenissen net beter tracht te begrijpen. Vaak omcirkelt hij het onderwerp van de Belgische kolonisatie in de periferie, om van daaruit de kern te bekritiseren. Zijn film oogste alle lof bij vele Belgische kunstcritici, en zette mee de toon voor een koloniale catharsis in de Belgische kunstwereld.

BEVRAGEN VAN EEN NEOKOLONIALE WERELD

Wanneer bekend raakte dat Vincent Meessen en Katerina Gregos, onderzoekers van een (post)koloniale wereld, in 2015 het Belgisch paviljoen van de Biënnale van Venetië zouden cureren, leek het alsof die catharsis zich radicaal voortzette. Meessen besloot bovendien om in “Personne et les autres” te breken met de traditie van de Biënnale om één kunstenaar centraal te plaatsen, en nodigde kunstenaars van over heel de wereld uit om een neokoloniale wereld te bevragen.

Enkele werken van de expo doelen duidelijk op thema’s die ook Morris en Augustijnen fascineren. In Forever Weak and Ungrateful, acht fotogravures uit 2015, zinspeelt  Mathieu Kleyebe Abonnenc ook op het koloniale genderaspect.  Sammy Baloji verbeeldt in zijn foto’s en als huid bewerkte koperplaten evenzeer de haast perverse koloniale gulzigheid die bijvoorbeeld ook in A Royal Hunger  van Morris opduikt.

WEDEROM EUROPESE BRIL?

Toch wringt er iets met het – zowel letterlijke als figuurlijke – globale uitgangspunt van het Belgisch paviljoen, dat tracht de “kritieken op de koloniale moderniteit te verbinden met Dada, CoBrA en het Internationale Situationisme”. Adam Pendleton  vraagt zich in zijn fotoserie Black Dada af hoe een “zwart” dadaïsme zou hebben geoogd. Het duo Tamara Guimarãs en Kasper Akhøj onderzoekt dan weer in de video-installatie The Parrot’s Tail de rol van de Zuid-Afrikaanse schilder Ernest Mancoba als medestichter van de CoBrA- beweging.  En tot slot focust ook de centrale digitale video-installatie van Vincent Meessen One.Two.Three op de Congolese situationist  Joseph M’Belolo Ya M’Piku en de rol van de Congolese rumba als vorm van verzet tegen de koloniale overheersing.

Stuk voor stuk zijn dit boeiende werken, die de historische werkelijkheid niet zomaar bevragen, maar die zelfs op haar kop zetten. De nuancering is enorm: “Kijk, de revolutie van ’68 was geen blank unicum!” Maar het is deze nuancering die eveneens problematisch blijkt. Opnieuw gaan de kunstenaars uit van Europese stromingen als situationisme, Dada of CoBrA, en vertrekken dus wederom vanuit een Europese – onbewust imperialistisch getinte – bril.

“JA, MAAR ZIJ DAN?”

Misschien staat het werk van Patrick Bernier en Olive Martin wel symbool voor het “En-en”- verhaal dat we als globale wereld uiteindelijk zullen moeten omarmen. Hun schaakbord symboliseert hoe ook de koloniale onderneming een verhaal was dat blanken én zwarten schreven. Niets is zwart-wit, merken de kunstenaars simpel, maar doeltreffend op. Tegelijkertijd is het maar de vraag of deze “Ja, maar zij waren ook niet onschuldig”- anekdote ten goede komt aan de catharsis waaraan België nood heeft.  Wie het verhaal van de Belgische kolonisatie niet kent, kan evenmin de nuancering van dit verhaal begrijpen. Wie niet beseft hoe de figuur van Zwarte Piet afstamt van een koloniale slavenbeeldvorming, kan evenmin het belang van dit debat inschatten. Begrijpen komt altijd vóór nuanceren.

Hoewel de bedoelingen van “Personne et les autres” dus ongetwijfeld nobel zijn, kan de expositie nog veel leren van Wendy Morris of Sven Augustijnen, die elk op een subtiele manier de Belgische ogen trachten te openen.  Op die manier beantwoorden zij in zekere zin aan Sven Lindqvist’s oproep tot moed: “You already know enough. So do I. It is not knowledge we lack. What is missing is the courage to understand what we know and to draw conclusions.”

Download scriptie (5.05 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2015
Kernwoorden