Collectief wonen in Vlaanderen.

Sarah
Beenaerts

Vlaanderen raakt stilaan volgebouwd. De schaarse open ruimte wordt meer en meer ingenomen door grote appartementencomplexen. De huidige maatschappij wordt individualistischer met de minuut en mensen vervreemden van elkaar. Deze stellingen klinken weinig optimistisch, maar zijn de harde realiteit vandaag de dag. Onze levenswijze is door de jaren heen geëvolueerd naar een woonideaal met zo veel mogelijk privacy en zo weinig mogelijk contact met anderen. We bouwen het liefst een ruime eengezinswoning op een lap grond met hoge en vooral ondoorzichtige omheiningen. Aaneengeschakelde verkaveling slokken de open ruimte op en zorgen ervoor dat het onderscheid tussen stad en platteland vervaagt, want we willen allemaal tegelijk afgelegen én goed bereikbaar wonen. De situatie zoals ze er nu voorstaat is uitzichtloos en de woondroom zoals die nu wordt voorgesteld onhoudbaar. Als we de wooncultuur, de natuur en de samenleving in het algemeen willen redden, moet er dringend actie ondernomen worden. Als laatstejaarsstudente interieurarchitectuur wilde ik hieraan mijn steentje bijdragen. Ik besloot om in mijn masteropleiding aan de Universiteit Antwerpen mijn thesis te wijden aan dit onderwerp. Omdat het onmogelijk was om in de korte tijdspanne van één academiejaar de volledige woonproblematiek te bespreken en alle eventuele oplossingen te overlopen, koos ik om me te focussen op één facet, namelijk collectief wonen. Ik onderzocht wat deze woonvorm inhoudt, hoe deze ontstaan is en hoe collectief wonen een meerwaarde zou kunnen bieden binnen de Vlaamse context.

Uit mijn onderzoek is gebleken dat het huisje-tuintje-boompje-ideaal na een halve eeuw van intense woningbouw die werd gefocust op eengezinswoningen in suburbane wijken, achterhaald blijkt. Niet alleen deskundigen binnen het vakgebied ruimtelijke ordening, maar ook politici, architecten en zelfs de modale Vlaamse bur­ger merken de nood aan nieuwe visies op het wonen op. Door de fi­nanciële crisis van de laatste decennia is het voor jonge gezinnen moeilijk, voor vele zelfs onmogelijk geworden om een eigen woning te kopen. De tra­ditionele eigendomsverwerving, die in Vlaanderen zo ingeburgerd is en die ons de spreekwoordelijke “baksteen in de maag” heeft bezorgd, staat dus on­der druk. Daarbij komt ook dat het gebrek aan een consistente ruimtelijke ordening voor problemen zorgt. Vlaanderen is letterlijk zo goed als volge­bouwd en er is weinig ruimte over voor nieuwe woningbouw. Dit wordt een probleem in de nabije toekomst waar het bevolkingsaantal alleen maar zal toenemen. Analoog aan de demografische veranderingen zijn er ook socio­culturele evoluties die een invloed hebben op de wooncondities. Zo ziet het standaardgezin er helemaal anders uit dan pakweg vijftig jaar geleden en heeft de gemiddelde bewoner inmiddels andere en complexere verwachtingen ten opzichte van de woonomgeving. Kortom, het is hoog tijd om alternatie­ve oplossingen voor deze problematiek te ontwikkelen.

Een mogelijke oplossing kan worden gezocht in vormen van collectief wo­nen. In mijn thesis heb ik een aantal representatieve voorbeelden van col­lectief wonen uit de Deense traditie aangehaald. Hieruit blijkt dat wonen in gemeenschap veel voordelen kan opleveren op verschillende vlakken. Door collectief te investeren kunnen projecten op grotere schaal en met een di­vers programma, worden gerealiseerd. Het individu kan, door deel uit te maken van een groter geheel op materieel en ruimtelijk vlak, vaak meer be­reiken. Maar er zijn ook tal van sociale meerwaarden, zoals het gevoel van samenhorigheid, mogelijke uitbreiding van vrienden- en kenissenkring, etc. Bovendien is de kans op anonimiteit en vereenzaming miniem. Ook in België zijn er doorheen de geschiedenis een aantal goede projecten gerealiseerd met vooruitstrevende, maar ook soms uiteenlopende ambities op het vlak van collectiviteit. In mijn thesis refereer ik onder andere naar de tuinwijken of meer recente projecten als de Haringrokerij te Antwerpen. Ook huidige initiatieven geïnitieerd door de Vlaamse Bouwmeester, Samenhuizen VZW en Kamp C getuigen van grote ambities en gedrevenheid in het pro­moten van collectieve woonvormen. In die zin is het onderwerp in Vlaanderen actueler dan ooit en de evolutie ervan in een stroomversnelling terecht gekomen. Toch is er, mijns inziens, nog veel werk aan de winkel voor het concept van collectief wonen tot de algemene verblijfsmogelijkheden zal behoren. Zon­der een eensluidende visie en overtuigende voorbeelden blijft het een beetje dweilen met de kraan open. Eerst en vooral denk ik dat het een absolute noodzaak is om te zorgen voor een sluitend en afgetekend juridisch kader, een uit overheidswege, duidelijk opgesteld beleid en een algemene sensibi­liseringscampagne rond de mogelijkheden van gemeenschappelijke woon­vormen.

In navolging van wat de Wet De Taeye destijds verwezenlijkte voor het individu­ele wonen in Vlaanderen, zou nu een soortgelijk mechanisme kunnen wor­den ingezet om de trein van collectiviteit in gang te zetten. Uit de enquête die ik afnam naar aanleiding van mijn thesis blijkt de nood aan privacy een centrale vereiste te zijn. Het is daarom absoluut noodzakelijk om dit aspect diepgaand te onderzoe­ken. Hierbij moet worden gezocht naar een manier om de geslotenheid van de huidige Vlaamse wooncultuur te combineren met de gemeenschappe­lijkheid die collectief wonen kan bieden. Hier kan ingezet worden op een doordachte verdeling en goede overgangen tussen private, semi-private, semi-publieke en publieke sferen. Als we rondkijken in onze bebouwde om­geving zien we ook dat de verschijningsvormen enorm gevarieerd zijn. Dit komt door de traditie binnen het individuele bouwen waarbij het individu de invulling van zijn eigen persoonlijke woonhuis mee bepaalt, geheel an­ders dan in bijvoorbeeld Nederland waar het coöperatieve bouwen overheer­send was en is. In Vlaanderen staan, zelfs in straten die redelijk homogeen overkomen, geen twee dezelfde huizen. De behoefte aan het toevoegen van eigen accenten is een typisch Vlaams karakterkenmerk. Begrippen als pri­vacy, identiteit en toe-eigening moeten daarom centraal staan in een ver­nieuwde woonstrategie.Uit de besproken voorbeelden, zowel in Denemarken als in België, kunnen we vaststellen dat niet enkel de architecturale structuur, maar ook de schaal van een project een belangrijke rol speelt voor de graad van collectiviteit. Door te spelen met schaalgrootte kan immers een gepast evenwicht worden gezocht tussen betrokkenheid en anonimiteit, een verwachting die even­eens ontstaan is vanuit de individuele traditie. Om deze nieuwe tendensen kracht bij te zetten en de modernisering in de Vlaamse wooncultuur te doen slagen, zouden er – idealiter - nieuwe, con­temporaine modellen van collectief wonen moeten ontwikkeld worden..

 

Download scriptie (21.06 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2014
Promotor(en)
Eva Storgaard, Paul Van Beek