Convergentie en divergentie in de Nederlandse woordenschat anno 2012

Tine
De Cnodder

Bepalen onze noorderburen nog steeds wat wij dragen?

Twintig jaar geleden toonde onderzoek aan dat het Belgische Nederlands in de laatste periode van 1950 tot 1990 stevig naar het Nederlandse Nederlands toegegroeid was. Dat gold onder meer voor verschillende kledingbenamingen en voetbaltermen, die in beide taalgebieden met dezelfde woorden benoemd werden. Huidig onderzoek lijkt echter vast te leggen dat die tendens de andere kant op gaat. Twintig jaar later stellen we dus opnieuw de vraag, maar ditmaal beperken we ons enkel tot kledingtermen: bepalen onze noorderburen nog steeds wat wij dragen?

De reden voor de toenadering tussen Vlaanderen en Nederland, vastgesteld in de data van 1990, is te vinden in de geschiedenis van de twee taalgebieden. Een afwisselend politiek samengaan en scheiden zorgde ervoor dat het Belgische Nederlands vooral onder invloed stond van buitenlandse machten en talen, terwijl het Nederlandse Nederlands gemakkelijk en onafhankelijk ontwikkeld kon worden. Pas in de negentiende eeuw kon het Standaardnederlands in België in beperkte mate aan zijn ontplooiing beginnen. Dat gebeurde naar aanleiding van een laatste vereniging tussen België en Nederland in die tijd. Die ongestoorde ontwikkeling was echter van korte duur, omdat België even later opnieuw onder Franstalig bewind kwam. Vanaf de jaren ’60 van de twintigste eeuw, kregen de Nederlandssprekende Vlamingen eindelijk de kans om te emanciperen. Onder invloed van een integratiebeleid zochten zij aansluiting bij de reeds vastgelegde standaardtaal in Nederland.

Met deze achtergrond konden Geeraerts, Grondelaers en Speelman (1999) hun onderzoek aanvangen. De drie Leuvense onderzoekers zochten naar gelijkaardige concepten in de mode- en voetbalwereld (zoals colbert en strafschop), maar meerbepaald naar de verschillende benamingen van die concepten in Vlaanderen en Nederland (zoals blazer of jasje voor colbert en elfmetertrap of penalty voor strafschop). In hun databank werd materiaal opgenomen afkomstig uit kranten en tijdschriften, maar ook uit etalages van twee Vlaamse en twee Nederlandse universiteitssteden. Het eerste soort materiaal konden de onderzoekers gebruiken als equivalent voor standaardtalig taalgebruik, terwijl het etalagemateriaal werd gezien als meer regionaal taalgebruik. Met de gegevens uit hun databank konden ze vervolgens op zoek gaan naar een eventuele diachrone verandering. De resultaten van dit onderzoek uit 1999 wezen duidelijk op een tendens waarbij het Nederlands in Vlaanderen toenadering zocht tot het Nederlands in Nederland.

Een slordige twintig jaar later hernemen we dit onderzoek zo letterlijk mogelijk. Enkele aanpassingen aan het originele onderzoek houdt onder meer een verandering van studiemateriaal in. De focus verplaatst zich van twee woordvelden naar enkel het veld van kleding. Opnieuw werden in beide taalgebieden modemagazines uitgeplozen en etalages afgeschuimd om de oorspronkelijke databank te updaten. Dezelfde berekeningen worden gemaakt, die we aanvullen met een vergelijking tussen het regionale materiaal van 1990 en dat van 2012. Op deze manier willen we te weten komen of de tendens die in 1999 opgemerkt werd, aanhoudt. Opmerkelijk genoeg, of ook helemaal niet, zullen we vaak tot de vaststelling komen dat het Belgische Nederlands opgehouden is met toenadering te zoeken tot het Nederlandse ‘voorbeeld’. Zijn wij, Vlamingen, aan onze eigen identiteit gaan werken? Lopen we misschien opnieuw achter op het Nederlands van de Nederlanders, dat hoe langer hoe informeler wordt? Komt het Engels als ‘taal van alleman’ misschien tussenbeide? We kunnen er naar gissen, maar een ding is zeker: onze noorderburen bepalen niet langer wat wij dragen.

Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2013