De reële effecten van de notionele interestaftrek

Ann-Sophie
Decatelle
  • Eva
    Rossie

De notionele interestaftrek:
Een stimulans voor jobcreatie en investeringen of een fiscaal cadeau voor bedrijven

door Ann-Sophie Decatelle & Eva Rossie

Sinds de invoering in 2006 is de notionele interestaftrek vaak het middelpunt van discussie. Voor de invoering kon een onderneming enkel de interesten van schulden aftrekken van haar belastingen, terwijl financieren met eigen vermogen geen fiscaal voordeel opleverde. Financieren met schulden werd dus beloond ten opzichte van financieren met eigen vermogen. Als gevolg hiervan hadden Belgische bedrijven vaak een slechte solvabiliteitspositie. Met het invoeren van de notionele interestaftrek wou de Belgische regering onder andere het financieren met eigen middelen aantrekkelijker maken en tegelijkertijd jobcreatie en investeringen stimuleren.

Tegenwoordig laaien de discussies over het al dan niet afschaffen van de notionele interestaftrek echter vaak hoog op. Tegenstanders verwijzen namelijk naar de zeer hoge kost voor de regering aangezien ondernemingen minder belastingen moeten betalen. Nog belangrijker is de kritiek dat er geen tewerkstellings- of investeringsvoorwaarde verbonden is aan de toepassing van de notionele interestaftrek: ondernemingen ontvangen een fiscaal cadeau waar geen voorwaarden aan gekoppeld zijn. Ondernemingen zijn namelijk niet verplicht om het ontstane belastingsvoordeel om te zetten in jobcreatie of investeringen.

In dit onderzoek worden in eerste instantie de gevolgen van de notionele interestaftrek op de kapitaalstructuur van Belgische ondernemingen bestudeerd. Daarna ligt de focus echter voornamelijk op de reële gevolgen van de maatregel, namelijk de invloed op het niveau van investeringen, de winstgevendheid van bedrijven en de tewerkstellingscreatie.

Aan de hand van financiële informatie over een representatieve groep van Belgische ondernemingen in de periode 2002-2010 wordt vastgesteld dat ondernemingen meer financieren met eigen middelen in de periode na de invoering van de notionele interestaftrek. Deze verschuiving in de kapitaalstructuur zorgt ervoor dat ondernemingen beter bestand zijn tegen onvoorziene financiële schokken.

Naast de positieve effecten voor het eigen vermogen van de onderneming, tonen de resultaten ook aan dat de investeringen en de tewerkstelling gestegen zijn in de periode na de invoering van notionele interestaftrek. Deze groei is bovendien het sterkst aanwezig bij jongere bedrijven. Het onderzoek toont dus aan dat ook de tewerkstellings- en investeringsdoelstelling van de Belgische regering gehaald wordt. Dit resultaat is zeer verwonderlijk in het licht van de financiële (en economische) crisis die de laatste jaren het Belgische ondernemerslandschap in een sterke mate heeft aangetast. Aangezien nieuwe investeringen en tewerkstellingscreatie cruciaal zijn om de welvaart in België te kunnen behouden in de toekomst willen we wijzen op het belang van deze resultaten in het debat over het al dan niet afschaffen van de notionele interestaftrek.

In de discussie over de voor- en nadelen van de notionele interestaftrek zou meer rekening gehouden moeten worden met deze algemene positieve reële effecten in plaats van zich blind te staren op de individuele extreme cases die nu gebruikt worden door zowel de tegenstanders (alsook de voorstanders) van de notionele interestaftrek.  Het blijft uiteraard de vraag of de notionele interestaftrek (naast andere mogelijke overheidsmaatregelen) de meest efficiënte vorm van overheidsinterventie is om investeringen aan te moedigen en tewerkstelling te creëren.