Dwergen in de Grieks-Romeinse oudheid: Van kleine saters tot troetels van de keizers

Valérie
Wyns

 

Van kleine saters tot troetels van de keizers

 

Als we vandaag denken aan dwergen, denkt de ene automatisch aan Sneeuwwitje, een andere aan de Lord of the Rings-films, en zo kan iedereen wel een voorbeeld uit de moderne media halen. Maar kennen we dwergen als bekende zakenmannen, als succesvolle politici of professoren? Waarschijnlijk niet. Dit betekent niet dat ze er niet zijn, maar vertelt des te meer over de rol waarin we dwergen in onze maatschappij stereotiep zien verschijnen. En dit was in de oudheid niet anders. Meer nog, in de Griekse, en vooral Romeinse wereld, waren dwergen sterren in de entertainmentwereld, en kan je ze nog het best vergelijken met de BV’s van vandaag. Dit betekent echter niet dat dwergen het altijd goed hadden. Hun succes in het vak is ook een verhaal van uitbuiting, slavernij en mishandeling. Gelukkig waren er ook dwergen die het beter hadden, en ontsnapten aan het beroep waar ze vaak voor voorbestemd waren. Nooit eerder werd een studie gemaakt over het leven van dwergen in de Grieks-Romeinse oudheid. Het meest recente werk dat over dwergen gaat, is ondertussen al 20 jaar oud, en handelt vooral over het leven van kleine mensen in het Oude Egypte. Deze studie voert ons van archaïsch Griekenland naar het keizerlijke Rome, en vertelt over de mentaliteitswijziging die gedurende deze perioden plaatsvond.

In het Oude Griekenland werden dwergen al afgebeeld en vernoemd sinds de archaïsche tijd, rond 700 v. Chr. Ze verschenen als professionele dansers en muzikanten op symposia. Dit zijn grote banketten waarbij muziek werd gemaakt en gedanst werd door ingehuurde entertainers. Dwergen die geen dans- of muziekopleiding hadden genoten, zagen hier ook hun kans om een centje te verdienen. Men noemde hen letterlijk ‘ongeroepenen’, omdat ze opdoken vanaf de straat en zich zo zielig mogelijk voordeden om een hapje eten te krijgen van de gasten op het symposion. Gedurende de hele geschiedenis van het Oude Griekenland dansten en vermaakten dwergen hun gastheren, al dan niet op professionele basis. Hun populariteit kreeg een enorme boost toen tijdens het hellenisme, vanaf ongeveer 300 v. Chr., de koningshuizen interesse kregen in dwergen. Net zoals dwergen als narren optraden tijdens de middeleeuwen aan de hoven van de koningen en de hoge adel, vertoonden de dwergentertainers hun kunstjes aan de hellenistische koningen tegen een royale betaling. Dwergen droegen een constante sfeer van luxe om zich heen omdat men hen onmiddellijk associeerde met feesten, drank en gezang. Dit kwam niet alleen omdat ze zo vaak optraden, maar ook omdat men geloofde dat ze onder de speciale bescherming stonden van de god Dionysos, die een voorkeur had voor feesters en pleziermakers. Omdat dwergen ook wel lijken op saters, een soort bosgeesten, was de band met Dionysos compleet.

Dit betekent echter niet dat iedereen dwergen zonder meer geweldig vond in Griekenland. Er heerst veel discussie of kinderen met een handicap te vondeling werden gelegd, maar we zijn er in ieder geval zeker van dat het was toegestaan. Wanneer een kind met dwerggroei werd geboren, konden de ouders dus beslissen om het achter te laten in de natuur, waar het hoogstwaarschijnlijk zou sterven. Toch blijkt uit de literatuur en de kunst dat er wel degelijk dwergenkinderen werden grootgebracht. Misschien wisten ouders niet dat hun kind aan dwerggroei leed, omdat ze nog nooit een dergelijk kind hadden gezien, ofwel aanvaardden ze hun kind als ‘normaal’ genoeg om het op te voeden. In ieder geval hield geen enkele Griekse arts zich echt met het fenomeen dwerggroei bezig. Ze vonden een aangeboren aandoening sowieso minder interessant om te onderzoeken, aangezien ze deze niet konden verhelpen. Het geloof heerste wel, zoals Aristoteles zou beschrijven, dat dwerggroei ontstond door een te kleine baarmoeder van de moeder, of slecht sperma van de vader. Als het vruchtje immers niet kon groeien omdat het te weinig ruimte had, of verkeerd bevrucht was, dan zou het kind dwerggroei ontwikkelen. Men had nog niet echt een idee dat er zoiets bestond als genetische voorbestemdheid. Aristoteles dacht ook dat dwergen nooit slim konden zijn, omdat hun romp niet in harmonie was met hun grote hoofd. De oude Grieken hechtten veel belang aan correcte proporties in het lichaam. Toch twijfelde men in Griekenland niet echt aan het verstand van dwergen. Men huurde hen immers ook in als een soort ‘stand-up comedians’, waarbij van hen vlugge replieken en spitse opmerkingen werden verwacht. Omdat slavernij in Griekenland ook eerder kleinschalig was, ging men dwergen niet verhandelen of actief naar hen op zoek gaan als slaven. De kaarten lagen echter anders in Rome.

Romeinen vonden de geboorte van een kind met dwerggroei zo mogelijk nog erger dan de Grieken. Bekende redenaars als Cicero vonden dat kinderen met een handicap maar best zo snel mogelijk uit de bevolking moesten verwijderd worden. Terwijl in Griekenland het te vondeling leggen van een kind nog een privé zaak was, werd het een staatszaak in Rome. Vooral in de Republiek, van ongeveer 500 v. Chr. tot de komst van keizer Augustus vanaf 44 v. Chr., was men zeer streng wanneer een kind met een handicap geboren werd. Hermafrodieten werden zelfs in de zee gegooid. De komst van het keizerrijk veranderde echter veel. Het Romeinse Rijk breidde snel uit, en uit alle uithoeken van het rijk stroomden slaven binnen. De angst voor het ongewone nam af, en men raakte gefascineerd door allerlei handicaps. De vraag naar een dwergslaaf was zelfs zo groot, dat sommige slavenhandelaars zo ver gingen om dwergen te ‘produceren’. De schrijver Longinus vertelt ons over een proces tegen een man die kinderen in kleine kooien stopte om hun groei zo te stutten. De man wilde de kinderen later tegen een vette winst verkopen als slaven. Het is geen wonder dat zulke figuren hun toevlucht namen tot het ‘maken’ van dwergen. De mode van het houden van een dwergslaaf werd gezet door de leden van het keizerlijke huis. De dochter van keizer Augustus zou een slavin Andromeda hebben gehad, die met haar 75 centimeter de kleinste vrouw van haar tijd was. Ook de echtgenote van de filosoof Seneca had een dwergslavin, Harpaste. Deze had haar eigen bedienden en vertrekken, en diende als troetel voor haar meesteres. De keizers begonnen dwergen ook in te zetten op de grote spelen die ze organiseerden. Vooral Domitianus zou dol geweest zijn op gevechten waarin meer dan vijftig dwergen tegelijk deelnamen. Kleine mensen werden in de Keizertijd gedegradeerd tot een entertainmentvorm die weinig waardigheid of menselijkheid inhield. Hoewel dwergen het dus duidelijk niet makkelijk hadden in de Grieks-Romeinse wereld, slaagden ze er in hun handicap te gebruiken op een manier die hen in leven hield. Hun succes weergalmde honderden jaren later nog na in de narren als van de opvallende kenmerken van de middeleeuwse hoven.

Download scriptie (9.05 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2011
Thema('s)