Speuren in een gedigitaliseerde wereld. Nieuwe recherchetechnieken knagen aan mensenrechten.

Feia
Deltour

 

Speuren in een gedigitaliseerde wereld

 

Nieuwe recherchetechnieken knagen aan mensenrechten

 

                                                                                                                              Feia Deltour

 

 

Terrorisme en de ontwikkeling van ICT-gelieerde criminaliteit noopten de Belgische overheid er de jongste jaren toe om de mogelijkheden van digitale recherche aanzienlijk uit te breiden. Die wetgeving staat evenwel op gespannen voet met de eisen die het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) stelt inzake de rechten op privacy en een eerlijk proces.

 

De terreuraanslagen van 22 maart 2016 veroorzaakten ook schokken op wetgevend vlak. Zoals elders, breidde ook de Belgische overheid het strafrechtelijke arsenaal aanzienlijk uit. Justitie en politie kregen daarbij ook merkelijk meer bevoegdheden in de digitale sfeer. Allerlei soorten criminelen – niet enkel terroristen – maken immers almaar meer gebruik van ICT om hun slag te slaan.

Internet en informatica vormen tegelijk een opportuniteit voor de ordehandhavers. Meer bepaald kunnen ze dienen voor het garen van bewijsmateriaal. Daarom werd eind 2016 de Wet Digitaal Speurwerk in het leven geroepen. Die moest een aangepast juridisch kader leveren voor zoekacties in informaticasystemen en het onderscheppen van elektronische communicatie. Tegelijk kregen gerecht en politie meer adequate middelen om hun nieuwe bevoegdheden op het terrein waar te maken.

Zowat elk individu beschikt vandaag over een smartphone of een computer en maakt gebruik van sociale media. De nieuwe wet laat de overheid toe om ver door te dringen in het digitale leven van verdachte personen, ook zonder hun toestemming of zelfs medeweten. Met internetrecherche kan de politie zich ook op het deepen darkweb begeven. Bij open-bronnen-onderzoek wordt informatie ingewonnen die vrij beschikbaar is op het internet, maar ook online-infiltraties zijn mogelijk. 

Speurders kunnen daarnaast van meet af aan snelbewijzen verzamelen via zoekingen in informaticasystemen. Deze informaticarecherche is even goed een stuk indringender dan wat voorheen mogelijk was. 

 

En het EVRM ?

Het roept de vraag op in hoeverre de Wet Digitaal Speurwerk nog in overeenstemming is met enkele fundamentele principes uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), zoals die worden ingevuld en toegepast door het EHRM. Vooral het recht op privéleven (artikel 8 EVRM) en het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM) lijken in het geding.

Zo is er een opvallende verschuiving van beslissingsbevoegdheden van de onderzoeksrechter naar het Openbaar Ministerie, en zelfs naar de politie. De controle op hun handelingen is evenwel niet zo uitgebreid als de controle op het werk van een onderzoeksrechter. Volgens de rechtspraak van het EHRM komt de Wet Digitaal Speurwerk dan ook niet tegemoet aan de eis van een voorafgaande rechterlijke machtiging bij indringende onderzoeksdaden.

Het EHRM eist bovendien een duidelijk, voorspelbaar wettelijk kader voor recherchewerk. Het is zeer de vraag of de incoherente wettelijke regeling in België vandaag – met vage begrippen en onlogische zinsneden – tegemoet komt aan deze eis van rechtszekerheid en rechtsbescherming.

Nog een eis die het EHRM stelt, is dat een zoeking in een informaticasysteem doelgericht gebeurt. In de nieuwe Wet Digitaal Speurwerk wordt deze vereiste nergens expliciet vermeld, waardoor er mogelijk geen enkele rem staat op ijverige speurders die enorme hoeveelheden informatie willen uitpluizen ongeacht de relevantie voor het onderzoek. De nieuwe wet bepaalt overigens niets over het lot van irrelevante persoonsgegevens die justitie verzamelt.

Tot slot is er slechts een onvolkomen notificatieplicht ten aanzien van personen die aan verregaande onderzoekshandelingen werden onderworpen. In veel gevallen zal iemand dus nooit weet krijgen van de inmenging in zijn of haar privacy. Nochtans hecht het EHRM ook hieraan groot belang.

 

Onrustwekkend

Dat het niet om louter theoretische bedreigingen voor de mensenrechten gaat, is intussen in de praktijk gebleken. Een recent onderzoek van het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten toonde aan dat de digitale recherche – meer bepaald de informaticarecherche – momenteel in handen is van politiediensten die zo goed als niet beschikken over de nodige vaardigheden, taakstelling en kunde in de materie. Voor de autoriteiten belast met de bijzondere onderzoekstechnieken is er geen adequate opleiding.Ook het gebrek aan capaciteit is een pijnpunt. Dat alles doet ernstige twijfels rijzen over de integriteit van dit soort onderzoeken. In het licht van de ruime discretionaire marge van de onderzoekers, gaat het zelfs om ronduit onrustwekkende vaststellingen.

Een wet op zich is geen garantie voor behoorlijk beleid. Ook de praktijk inzake digitale recherche is problematisch te noemen. De inzet is nochtans substantieel: het vrijwaren van fundamentele mensenrechten, waaronder het recht van privacy en het recht op een eerlijk proces. Een duidelijker, transparanter wettelijk kader dan de huidige Wet Digitaal Speurwerk lijkt dan ook een must. Net zoals de (her)invoering van rechterlijke controle, of eventueel een andere onafhankelijke controleur. De Raad van Europa formuleerde het eerder al als volgt: zelfs in tijden van terrorisme moet het beleid de mensenrechten blijven eerbiedigen.

 

Download scriptie (243.03 KB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
Paul De Hert