Erneuerbare Energien in Flandern und Deutschland. Eine vergleichende Untersuchung.

Marlies
Vanroose

 

Groen, groener, groenst
 
 
Na de Industriële Revolutie in de negentiende eeuw is er tegenwoordig sprake van een groene revolutie met ‘groen’ in de betekenis van ‘groene energie’. Wereldwijd houdt de bevolking de klimaatverandering nauwlettend in de gaten. Talrijke initiatieven moeten de mensen ervan overtuigen dat iedereen zijn steentje kan bijdragen om de opwarming van de aarde tegen te gaan. In het kader van dit erg actuele thema wordt ook het gebruik van groene of hernieuwbare energie in toenemende mate gestimuleerd. Toch besteedt het ene land al wat meer aandacht aan deze milieuvriendelijke energiebronnen dan het andere. Zo is hernieuwbare energie prominenter aanwezig in Duitsland dan in Vlaanderen[1]. Met dit onderzoek werd voor het allereerst nagegaan wat de oorzaken zijn die aan de basis liggen van dat verschil. Een duik in onder andere de legislatieve en politieke situatie van Duitsland en Vlaanderen bracht verschillende redenen aan het licht.
 
 
 
De hernieuwbare energiebronnen kennen al een eeuwenoude traditie. Denk maar aan de mens die een half miljoen jaar geleden ontdekte dat hij met hout vuur kon maken. Gedurende vele eeuwen werd energie bijna uitsluitend uit bronnen zoals de zon, water, wind, hout … gewonnen. Het succesverhaal van de hernieuwbare energie was echter geen eeuwig leven beschoren. Door de uitvinding van de stoommachine in de achttiende eeuw stootte steenkool – nodig om de stoommachine aan te drijven – de hernieuwbare energiebronnen van hun troon. Ook de ontdekking van benzine, olie en kernenergie zorgde ervoor dat groene energie in de vergetelheid raakte. Maar dankzij de sterk toegenomen aandacht voor de klimaatverandering en het milieu is er de laatste decennia weer meer interesse voor hernieuwbare energie en wordt het gebruik ervan meer dan ooit gestimuleerd.
 
Zo zijn er op wereldvlak de jaarlijkse klimaatconferenties van de Verenigde Naties zoals de klimaattop van Kopenhagen in december 2009. En ook op Europees vlak zijn er talrijke maatregelen die – als reactie op de klimaatverandering – ernaar streven om meer energie uit milieuvriendelijke energiebronnen te winnen. Uit dit onderzoek is gebleken dat zowel het Vlaamse als het Duitse beleid inzake hernieuwbare energie in belangrijke mate op Europees niveau gestuurd wordt. In het kader van drie Europese richtlijnen – Richtlijn duurzame elektriciteit (2001), Richtlijn biobrandstof (2003) en Richtlijn hernieuwbare energie (2009) – vaardigden de Europese lidstaten wetten uit om de vooropgestelde Europese doelstellingen ter bevordering van hernieuwbare energie te kunnen realiseren. Ook Vlaanderen en Duitsland kondigden verschillende decreten (Vlaanderen) en wetten (Duitsland) af. Hoewel het gebruik van groene energiebronnen zowel in de Vlaamse als in de Duitse wetgeving bevorderd wordt, is deze milieuvriendelijke energie prominenter aanwezig in Duitsland. Dit onderscheid vindt zijn oorsprong in drie wezenlijke verschillen tussen Vlaanderen en Duitsland.
 
Een eerste verschil is dat Duitsland de hernieuwbare energiebronnen veel vroeger op de politieke agenda plaatste en in de wetgeving opnam. Sinds het einde van de jaren 80 werkt Duitsland aan een duidelijke wetgeving rond hernieuwbare energie. In het Baugesetzbuch van 1987 (nvdr wet inzake het bouwrecht) werd het gebruik van hernieuwbare energie nog in beperkte mate gestimuleerd. Maar in 1991 trad het Stromeinspeisegesetz (nvdr wet ter bevordering van groene energie in de elektriciteitssector) in werking dat de focus volledig op hernieuwbare energiebronnen legde. In Vlaanderen daarentegen kwam pas in 2000 een wetgeving rond hernieuwbare energie tot stand, toen het Elektriciteitsdecreet van kracht werd. Door het tijdsverschil van ruim een decennium heeft de Duitse hernieuwbare-energie-sector zich sneller en beter ontwikkeld dan de Vlaamse.
 
Ten tweede valt het thema hernieuwbare energie in Duitsland onder een ander bevoegdheidsniveau dan in België. Terwijl in Duitsland de bond (federaal) voorrang heeft op de deelstaten (regionaal) om maatregelen te treffen ter bevordering van hernieuwbare energie, ligt in België de bevoegdheid voor dit thema grotendeels bij de gewesten en niet bij de federale staat. Deze bevoegdheidsverdeling remt de ontwikkeling van een uitgebreide Vlaamse wetgeving inzake groene energie af. De gewesten moeten in het kader van de Europese richtlijnen immers eerst overleg plegen met de federale staat vooraleer ze decreten kunnen uitvaardigen. Op die manier gaat er in Vlaanderen meer tijd verloren dan in Duitsland om nieuwe wetgeving rond hernieuwbare energie op te stellen.
 
Ten slotte is de Duitse wetgeving inzake hernieuwbare energie uitgebreider dan de Vlaamse. Terwijl de Duitse wetgeving de productie van groene energie in vier verschillende sectoren – de bouw-, elektriciteits-, verkeers- en warmtesector – stimuleert, concentreert de Vlaamse wetgeving zich enkel en alleen op de elektriciteitssector. Bovendien is de Duitse wetgeving ambitieuzer, want tegen 2020 wil Duitsland dat 30% van alle stroom uit groene energiebronnen geproduceerd wordt, terwijl Vlaanderen een aandeel van slechts 13% vooropstelt. Die ambitieuzere visie komt ook tot uiting in de programma’s van de politieke partijen. Zo willen de Vlaamse groenen tegen 2050 de helft van het energieverbruik uit hernieuwbare energie winnen, terwijl de Duitse groenen tegen 2040 naar 100% hernieuwbare energie streven.
 
 
 
In vergelijking met Vlaanderen speelt Duitsland een voortrekkersrol in de politiek en wetgeving rond hernieuwbare energie. Duitsland heeft duidelijk groenere ideeën dan Vlaanderen. Gezien het grote belang van hernieuwbare energiebronnen om de opwarming van de aarde een halt toe te roepen, moet Vlaanderen dringend de nodige stappen ondernemen en meer belang hechten aan groene energie om zo op zijn groen, groener, groenst te kunnen functioneren.
 
 
 
 

[1] Het onderzoek heeft zich tot Vlaanderen beperkt, omdat de bevoegdheid van hernieuwbare energie grotendeels bij de gewesten ligt en niet bij de federale staat België.

Download scriptie (1018.67 KB)
Universiteit of Hogeschool
Hogeschool Gent
Thesis jaar
2010