De vergeten architectuur van de Romeinen in de prenten van Meester G.A..

Tim
Reniers

Het hedendaagse beeld over de architectuur van de oude Romeinen is onjuist. Maar niet gevreesd, het echte beeld dat we erover zouden moeten hebben is veel interessanter. Eén van de talloze bewijzen daarvan, de Romeinse prenten van Meester G.A. uit de jaren ‘1530, werd onderzocht in mijn masterproef.

De zuilenorden uit de renaissance

Vanaf de vijftiende eeuw groeide in Italië een belangstelling in alles wat met de antieke oudheid te maken had. Zo werden de antieke overblijfselen die in steden als Rome nog prominent aanwezig waren, vooral zuilen, opgemeten en overgetekend en werd het enige overgeleverde boek over architectuur uit de oudheid, namelijk dat van Vitruvius, opnieuw uitgegeven en bestudeerd. De geleerden uit die tijd merkten echter grote tegenstrijdigheden op tussen de nog overgebleven ruïnes en de Vitruviaanse architectuurbeschrijvingen.

Uiteindelijk slaagde iemand erin, na grofweg honderd jaar studie door talloze geleerden, deze tegenstrijdigheden te verdoezelen. Sebastiano Serlio publiceerde in 1537 een boek over een schijnbaar antieke architectuur die wij vandaag kennen als het systeem van de vijf zuilenorden: de Toscaanse, Dorische, Ionische, Korintische en Composiete orde. Maar schijn bedriegt: Serlio’s zuilenorden zijn een pure uitvinding van de renaissance, opgebouwd vanuit een systematiek waarbij zuilen volgens de bovengenoemde orden alsmaar eleganter versierd worden, een systematiek die geen enkele oude Romein – ook Vitruvius niet – ooit heeft gekend.

image-20201003142236-9

De vijf zuilenorden volgens Serlio.

 

De andere kant van de Romeinse architectuur

Velen beseften echter dat Serlio met zijn zuilenorden belangrijke kwaliteiten van de antieke architectuur achterwege liet. Wanneer wij, zoals vele renaissance-architecten toen deden, het Serliaans ideaalbeeld even opzijschuiven, bewijst een wandeling in Rome alleen al de variatie en uiteenlopende decoratiepatronen van de oude overblijfselen.

image-20201003142236-10

Een voorbeeld van een gedecoreerd antiek kop -en voetstuk, momenteel bewaard in Romeinse musea.

Zo gaf een graveur in Rome rond 1535-1537 een serie prenten uit waarvan hij het merendeel signeerde met de initialen ‘G.A.’ onder het teken van een kraaienpoot. De prenten van deze verder onbekende en daarom zogenaamde ‘Meester G.A. met de Kraaienpoot’ tonen gedecoreerde fragmenten van de zuilenorden. Het onderzoek van deze prenten is het hoofdonderwerp van mijn masterproef en past binnen een groter onderzoeksproject naar de introductie van de zuilenorden tijdens de renaissance in de Lage Landen. Om deze prenten in hun historische context te begrijpen, is de geschiedenis van zowel het Serliaans systeem der zuilenorden als de traditie van gedecoreerde zuilfragmenten in het eerste hoofdstuk van mijn masterproef beschreven. De uitgebreide vakterminologie over de zuilonderdelen is als een appendix in een woordenlijst verklaard.

Een veelzijdig onderzoek

Dat onderzoek is in het tweede hoofdstuk uiteengezet en onderverdeeld in drie stappen. In het wetenschappelijk debat bestaat er geen volledige consensus welke prenten al dan niet aan deze Meester G.A. toegeschreven moeten worden. Gebaseerd op eerdere pogingen van twee andere onderzoekers en op eigen inhoudelijke, historische, technische en stilistische bevindingen wordt daarom het onderzoeksobject afgebakend tot negenentwintig prenten die doorgaan als ‘de prenten van Meester G.A.’. De meeste van deze prenten tonen losse, gedecoreerde zuilfragmenten met een titel in de vorm van een zuilenorde (bijvoorbeeld ‘Korinthisch’) en met afmetingen. Bovendien zijn drie prenten gesigneerd door de initialen ‘G.P.’ onder dezelfde kraaienpoot. Hoewel wetenschappers er vaak vanuit gaan dat deze meester dezelfde als G.A. is, neigen verschillen in stijl, complexiteit, graad van uitwerking en detaillering tussen de G.A.-prenten en G.P.-prenten in de richting van twee aparte individuen. Het uiteindelijk resultaat van dit eerste deelonderzoek is ondergebracht in een appendix als een prentencatalogus.

Een tweede stap stelt de onderzoeksvraag of deze prenten echte antieke fragmenten weergeven. Na in-situ veldwerk in Rome worden de prenten ingedeeld in vier groepen naar graad van antieke authenticiteit. Voor vijf prenten was daarover al eensgezindheid, maar vermoedelijk kunnen er nog twee aan worden toegevoegd. Voor elke prent is het verzamelde fotomateriaal van meer of minder gelijkende antieke overblijfselen in Rome en zuiltekeningen uit renaissance-schetsboeken samengebracht in een derde appendix.

image-20201003142543-12Twee met G.A.-prenten identificeerbare en antieke, nog overgebleven fragmenten in Rome.

Uit een vergelijking van enkele identificeerbare prenten met hun fragment blijkt dat de prenten wellicht niet origineel zijn, maar kopieën van eerder gemaakte, maar nu verloren gegane tekeningen uit schetsboeken. Zo verschilt de richting van de bladeren op de bovenste lijst van het voetstuk van het Baptisterium van Lateranen in Rome (linkse voorbeeld op voorgaande foto), een gevolg van het drukproces toentertijd. Het is moeilijk om een antwoord te bieden op de vraag of de overige, niet-identificeerbare prenten ook authentiek antiek zijn of daarentegen eigen uitvindingen. In de renaissance werden eigen creaties namelijk vaak gelijkgesteld met echte, antieke overblijfselen. De omzetting van de maateenheden op de prenten bewijst dat ze realistisch van afmeting zijn en de decoratiepatronen komen nog voor op andere antieke fragmenten. Toch is het waarschijnlijk dat ze uitvindingen zijn, gesteund door het feit dat het kopieën uit schetsboeken zijn.

De laatste stap omvat een hypothesevorming over de identiteit van Meester G.A. en de ontstaansreden van de prenten. Ondanks verschillende en eeuwenoude pogingen blijft het identificeren van Meester G.A. voorlopig grotendeels bij academische spelletjes: G.A. zou bijvoorbeeld staan voor ‘Giacomo Androuet’, de Italiaanse variant van Jacques Androuet du Cerceau, een zestiende-eeuwse graveur en architect uit Parijs, waarbij G.P. dan staat voor ‘Giacomo Paridese’. Ook de ontstaansreden is enigszins onzeker. Onderzoek van eerdere, gelijkaardige prentenprojecten kan wijzen op een functie als architectuursjablonen voor eigen bouwwerken. De maatschappelijke context duidt wel aan dat dergelijke graveurs zich inbedden in een multicultureel artistiek milieu, misschien ook van verzamelaars.

Mede door het gebrek aan een link met een beroemde kunstenaar zijn de prenten van Meester G.A. lang door academici verwaarloosd. De zuilenorden van Serlio mochten dan een kant-en-klaar bouwreceptje zijn met wat antieke pretenties, ze waren eenvoudig te begrijpen en daarom goed toepasbaar in eigentijdse bouwwerken. Zoals blijkt uit de verdere verloop van de geschiedenis heeft dit systeem het uiteindelijk van de onmetelijk variërende fragmenten van Meester G.A. “gewonnen”. Zo toont deze masterproef ook aan, – nog maar eens –, dat de menselijke geschiedenis grotendeels een geschiedenis van de winnaars is.

Download scriptie (20.63 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
prof. Krista de Jonge
Thema('s)