Hoe de kwaliteit meten van een interactieve museumrondleiding voor secundair onderwijs? Ontwikkeling van een aangepast observatieformulier.

Dorine
De Vos

Dorine De Vos

 

 

Kwaliteitsvolle kunsteducatie in het museum: observeerbaar

(en daarom werkbaar!)

 

 

“Je moet kwaliteit herkennen als je ze ziet. Je voelt het […]”.

Een ‘klare’ uitspraak uit het rapport Bamford[1] maar hoe maak je voelbare, zichtbare kwaliteit nu observeerbaar en dus meetbaar? Tijdens mijn stage bij de publiekswerking van het M HKA (Museum voor Hedendaagse Kunst Antwerpen) ging ik op zoek naar een antwoord, onder de titel: ‘ Hoe de kwaliteit meten van een interactieve museumrondleiding voor secundair onderwijs? Ontwikkeling van een aangepast observatieformulier.’

 

Een interactieve museumrondleiding?

Tijdens een interactieve rondleiding geven gids en groep samen betekenis aan het kunstwerk. Door gericht te kijken, aan de hand van open vragen en verwerkingsopdrachten ontdekken toeschouwers mee de betekenis. Binnen deze rondleidingvorm is de gids eerder begeleider van een leerproces, dan leider. De gids geeft relevante inhoudelijke info maar is een ook een flexibel bemiddelaar bij de interactie tussen groep en kunstwerk. Er is tweerichtingsverkeer of dialoog. Kunstwerk én groep staan centraal.

 

Vanwaar de focus op secundair onderwijs?

Na een interactieve rondleiding voor een groep leerlingen uit het secundair onderwijs, hoorde ik vaak terneergeslagen reacties uit de gidsenkamer: “ Ik weet niet of de rondleiding wel geslaagd was, er was zo weinig enthousiasme.” Wanneer ik echter zelf zulke rondleiding observeerde, merkte ik dat leerlingen wel betrokken waren maar minder zichtbaar dan jongere leerlingen. Ik ontdekte daardoor de nood aan een observatieformulier om na te gaan of de interactieve rondleiding, specifiek voor jonge adolescenten, geslaagd en dus kwaliteitsvol was.



Een observatieformulier?

Aan de hand van een aantal criteria binnen een observatieformulier kan een observator (= een gids in opleiding of medewerker publiekswerking die de rondleiding volgt) nagaan hoe groep en gids functioneren tijdens de interactieve rondleiding. Doordat de observatie vastgelegd wordt binnen een formulier kan de rondleiding nadien besproken worden met de gids. Het observatieformulier is dus tegelijk een instrument om kwaliteit observeerbaar te maken én fungeert als leermiddel voor de gids in opleiding (of de ervaren gids die op zoek is naar verbetering). Binnen de publiekswerking van het M HKA heerst een grote zorg om kwaliteitsevaluatie. Observatieformulieren bij de interactieve rondleidingen voor leerlingen lager onderwijs en volwassenen bestonden daarom al, maar bleken niet volledig toepasbaar voor leerlingen secundair onderwijs.

 

Een eerste voorwaarde om een sterk en volledig observatieformulier te maken, is volgens mij een uitgediept inzicht in de praktijk van het interactief rondleiden. Tijdens mijn opleiding kunst-en cultuurbemiddeling volgde ik een training interactief rondleiden en tijdens mijn stage bleef ik observeren en gidsen. In het kader van mijn scriptie, focuste ik op groepen uit het secundair onderwijs. Ik schreef een werk- en denkdocument dat leerkrachten konden gebruiken tijdens een museumbezoek en legde de interactieve rondleidingpraktijk uit tijdens de lerarendag van Klasse binnen de tentoonstelling van het M HKA in Mechelen op het Stadsvisioenenfestival. Vooral door gesprekken met de bezieler van deze rondleidingvorm, Peggy Saey, zat ik al snel dicht op de kern van de zaak.

Als tweede voorwaarde moet men op zoek gaan wanneer de deelhebbers aan een interactieve rondleiding voor secundair onderwijs, de rondleiding geslaagd vinden. Wanneer noemen leerlingen, leerkrachten en de gids een rondleiding kwaliteitsvol? Ik kon besluiten dat de verwachtingen van de deelhebbers grotendeels gelijk zijn én dat ze overeenkomen met de kern van het interactief rondleiden. Zo vinden leerlingen het onder andere belangrijk een eigen mening te mogen uiten, vinden gidsen dit nuttig om reacties te kunnen uitdiepen in een opdracht of vraaggesprek én vinden leerkrachten het waardevol dat leerlingen een eigen standpunt leren formuleren. Net dat vormt ook de kern van interactiviteit. Ik kon de kwaliteitsverwachtingen dus samenvoegen met de voorwaarden voor een interactieve rondleiding en formuleren in de vorm van observatiecriteria. Maar ‘een goed skelet’ voor de observatiecriteria ontbrak nog.

 

De visie achter een interactieve leermethode komt voort uit het ervaringsgericht leren. Binnen ervaringsgericht onderwijs wordt niet alleen gefocust op het cognitieve maar ook op het dynamisch-affectieve leerproces van jongeren. Net zoals er binnen de interactieve rondleiding niet alleen aandacht is voor het kunstinhoudelijke maar ook voor de groepdynamica. Binnen de bestaande observatieformulieren werd reeds gebruik gemaakt van criteria uit het ervaringsgericht onderwijs, om zo een uitspraak over de betrokkenheid en het welbevinden van leerlingen mogelijk te maken. Daarom gebruikte ik als skelet voor het observatieformulier een screeningsinstrument om ondernemingszin te (h)erkennen bij 12-18 jarigen, vanuit het CEGO (Centrum voor Ervaringsgericht Onderwijs). Hierdoor werd het mogelijk om de zelfsturing en creativiteit van leerlingen tijdens een rondleiding te observeren én ook de leeromgeving, gecreëerd door de gids, te beoordelen. Ik voegde het screeningsinstrument samen met de kwaliteitsverwachtingen van de deelhebbers aan de rondleiding, en kwam zo tot een eerste observatieformulier.

 

Theoretisch kan iets perfect in elkaar passen maar ik wou mijn observatieformulier toch nog uitgebreid testen. Dus ging ik het uitproberen buiten het M HKA, in het Middelheimmuseum waar ook interactief wordt gewerkt. Ik testte het daarna tijdens rondleidingen binnen een tentoonstelling in Extra City door gidsen uit het M HKA. Uiteindelijk werd het formulier getest op bruikbaarheid door mijn stagebegeleidster tijdens een interactieve rondleiding die ik zelf gidste. Zo werd het ook duidelijk dat het formulier werkte als leerinstrument voor nieuwe gidsen.

 

Resultaat? Het observatieformulier wordt nu gebruikt in het M HKA als leerinstrument voor nieuwe gidsen én om een uitspraak over de kwaliteit van een interactieve rondleiding voor secundair onderwijs mogelijk te maken. Ondertussen werk ik zelf als gids in het museum. Ik weet nu beter wat werkt en welke criteria er op wijzen dat de rondleiding goed verloop en heb hierdoor een genuanceerder beeld van een gegeven rondleiding.

  

Leerkrachten zijn vaak geïnspireerd door de werkvormen uit de rondleiding en gebruiken ze ook tijdens kunsteducatie in de klas. Door het gebruik van de ervaringsgerichte leertheorie in de interactieve rondleiding en binnen het observatieformulier, kan er binnen het museum en binnen onderwijs met dezelfde methoden en observatiecriteria voor het leerproces worden gewerkt. Ik heb de naïeve (?) verwachting dat hierdoor kunsteducatie in de klas en buiten de school beter op elkaar afgestemd worden en één continue, duurzame leerlijn kunnen vormen mét eenzelfde kwalitatieve beoordelingsmethode.

 

 

 

 


[1] BAMFORD,A., Kwaliteit en consistentie. Kunst- en cultuureducatie in Vlaanderen. Jo De Ro – Agentschap voor onderwijscommunicatie, september 2007, p.27.

Universiteit of Hogeschool
Karel De Grote Hogeschool
Thesis jaar
2009