DIY in de literatuur: zelfvertaling

Tine
Schelkens

Heeft u al eens een roman geschreven en daarmee uitgeverijen afgedweild, hopend op een publicatie en dromend van een bestseller? Ik wel. Maar driewerf helaas: zonder succes. Ik geef toe, de kwaliteit van mijn manuscript liet wellicht te wensen over. Toch is het geen geheim dat het een aartsmoeilijke opdracht is om in het Nederlandse taalgebied origineel werk te slijten. Uitgevers denken namelijk aan hun portemonnee: een boek dat in hun ogen geen potten zal breken, laten ze doorgaans links liggen. Ze spelen op veilig met werk van gevestigde waarden. Of van BV’s met schrijfambities, want bekend zijn verkoopt. No hard feelings, ik gun iedereen zijn literaire worp. Maar hoe komen de zielen zonder naam en faam dan aan de bak? Af en toe is er ongetwijfeld een schrijvende nobody die een geheid kassucces bij elkaar pent. Anderen hebben misschien gewoon geluk. ‘Er is wat budgettaire ruimte’, zou zo’n uitgever kunnen zeggen, ‘laten we dat manuscript maar uitgeven, je weet nooit.’ Nog anderen pimpen hun werk met seks en controverse, want stoute boeken verkopen beter dan brave. Mijn eigen roman is braaf, op het occasionele seksscènetje na. Het is geen boek dat wil choqueren. Nochtans heeft het manuscript best wat troeven, al zeg ik het zelf. Het is een multicultureel liefdesverhaal tussen een Belgisch meisje en een Cubaanse jongen. Er zit romantiek in, exotisme, het leest vlot weg, het bevat een lach en een traan en ondertussen steekt de lezer nog iets op over Cuba ook. Het neigt naar chicklit, wat volgens mij een populair genre is. Maar al die pluspunten ten spijt vond mijn roman zijn weg niet naar de boekhandel. Om daar verandering in te brengen, lag het voor de hand dat ik de kwaliteit van het werk moest opkrikken. Ik besloot echter om ook een minder voor de hand liggend pad te bewandelen: ik zou, als vertaler in spe, mijn manuscript vertalen naar een ‘grotere’ taal dan het Nederlands. Als ik meer potentiële lezers zou bereiken, zou de onderneming voor een uitgever financieel interessanter worden, toch?

Zelfvertaling

Wat op het eerste gezicht absurd lijkt – zelf een literair werk vertalen naar een vreemde taal – is in realiteit nu ook weer niet zó uitzonderlijk. Zelfvertaling is namelijk van alle tijden, al dreef het 19e-eeuwse nationalisme de praktijk wel in het verdomhoekje. In nationalistische ogen waren twee- en meertaligheid raar en ongewenst. Er kleefde iets van verraad aan vast, want de moedertaal was heilig en eentalige natiestaten waren het ideaal. Dat is ondertussen geschiedenis. In onze geglobaliseerde, multiculturele wereld is zelfvertaling back in full force.

De twee bekendste zelfvertalers zijn waarschijnlijk Vladimir Nabokov en Samuel Beckett. Die laatste is de ongekroonde koning der zelfvertalers. Beckett kon niet alleen in het Engels en het Frans schrijven en naar die talen vertalen, hij slaagde er ook in nieuw werk én een anderstalige versie ervan tegelijkertijd te produceren. Dat is bijzonder en ietwat ontregelend, ook voor mensen die vertalingen wetenschappelijk benaderen. Maar zelfs zelfvertalers die niet simultaan te werk gingen, brachten vertaalwetenschappers aanvankelijk van hun stuk. De grens tussen ‘origineel’ en ‘vertaling’ viel immers niet meer duidelijk te trekken en wat te denken van de soms verregaande veranderingen die de auteurs-vertalers in hun zelfvertaalde teksten doorvoerden? Waren zelfvertalers nu een aparte categorie van vertalers of niet? Vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw bogen vertaalwetenschappers zich met steeds meer enthousiasme over het thema, dat uitgroeide tot een hot topic binnen de vertaalwetenschap.

Waarom willen mensen überhaupt hun eigen werk vertalen naar een taal die meestal niet hun moedertaal is? Het is immers een lastige en tijdsopslorpende bezigheid. Ikzelf mik op een eerste publicatie, maar veel zelfvertalers pogen met hun anderstalige werk een tweede, liefst groter publiek aan te boren. Migratie is vaak een katalysator voor zelfvertaling. Dat geldt dan zowel voor de kosmopolitische Mexicaanse schrijver die zich vrolijk in New York vestigt, als voor de Syrische oorlogsvluchteling die moedig voet aan de grond probeert te krijgen in zijn nieuwe thuisland. Daarnaast vinden we ook veel zelfvertalers in meertalige regio’s, zoals Catalonië, Wales en de Texaanse grensstreek, en bij schrijvers die opereren in een (post)koloniale context. Uiteraard is het niet iedereen gegeven om zomaar eventjes eigen werk naar een vreemde taal te vertalen. Schrijvers als Nabokov en Beckett scoorden erg hoog op de ‘schaal van tweetaligheid’, anderen laten zich noodgedwongen bijstaan door een moedertaalspreker. Dat was ook in mijn geval zo.

Meertaligheid

Ik koos voor het Spaans als doeltaal, omdat ik die taal mooi vond passen bij de ‘ziel’ van mijn verhaal, dat zich gedeeltelijk afspeelt in Cuba. Ik zou als het ware ‘terugvertalen’ naar het Spaans, want de uitlatingen van mijn personages zijn dikwijls een Nederlandstalige neerslag van een ‘Spaanstalig’ discours. Daardoor stuitte ik al meteen op een eerste hindernis. Het Nederlandstalige manuscript is namelijk doorspekt met Spaanse woorden en zinnetjes, waardoor de tekst de stempel ‘meertalig’ krijgt. Die meertaligheid moest zowel exotisme als authenticiteit in het verhaal brengen. Maar door te vertalen naar het Spaans dreigde het ‘exotische’ aspect voor de Spaanstalige lezer verloren te gaan. Om daar een mouw aan te passen, besloot ik in de eerste plaats te schrijven voor lezers in Spanje, niet in Latijns-Amerika. Zo kon ik ‘ander’ Spaans, namelijk het Cubaans, inzetten om ook de Spaanse lezer een vorm van meertaligheid te schenken. De Nederlandstalige tekst bevat daarnaast niet enkel Spaans, maar ook – in mindere mate weliswaar – Engels. Ook dat riep vragen op. Zijn Spanjaarden wel even vertrouwd met het Engels als Nederlandstaligen? Zouden Spaanse uitgeverijen niet struikelen over de taal van Shakespeare? Want meertaligheid wordt niet zelden in één adem genoemd met adjectieven als ‘experimenteel’ en ‘commercieel oninteressant’. En ik aasde net op een publicatie… Uiteindelijk koos ik voor de gulden middenweg: Engels ja, maar minder.

Eén ding is duidelijk: (zelf)vertaling is een hele klus. Het is meer dan woordjes omzetten naar een andere taal. Met chicklit op de bank kruipen zou ontspannend moeten zijn. Het (zelf)vertaalproces van dergelijke literatuur is dat vaak allerminst.

Download scriptie (906.96 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2022
Promotor(en)
Danny Masschelein