Hoe een pandemie een verrassend alternatief concept voor daklozenopvang aanreikte in New York City

Sophie
Demeestere

Op één nacht in december 2020 werden 56 849 mensen geregistreerd in de meer dan 600 actieve daklozenopvangcentra verspreid over het volledige grondgebied van New York City. De huisvesting en het levensonderhoud van daklozen kosten de stad jaarlijks ongeveer 3.5 miljard dollar, verdeeld over verschillende departementen. Hoe vertaalt dit systeem aan daklozenopvangcentra zich in het stadsweefsel en wat was de impact van de pandemie op dit opvangsysteem?

 

New York City als toevluchtsoord voor daklozen?

Na een reeds lange geschiedenis van onafhankelijk georganiseerde daklozenopvangcentra werd de stad in 1979 op zijn vingers getikt door de jonge advocaat Bob Hayes. Hierbij stelde hij, in naam van een dakloze man Robert Callahan, dat de stad zijn in de grondwet voorgeschreven plichten niet opvolgde door onvoldoende te zorgen voor de daklozenbevolking. Een rechtszaak gaf de jonge advocaat gelijk, wat het ‘Callahan Consent Decree’ leven inblies. Dit decreet beschrijft exact waar elke inwoner van New York City in nood recht op heeft, zoals een bed, een locker en zoveel meer. Dit betekent dat vanaf 1983 elke inwoner van New York City recht heeft op shelter indien deze er behoefte aan heeft.

 

Het ontstaan van dit recht op onderdak vormde de aanzet tot de ontwikkeling van het huidige daklozenopvangsysteem. Dat opvangsysteem is vandaag de dag minstens zo divers als dat het is uitgebreid. Er zijn opvangcentra voor mannen, vrouwen of gezinnen. Deze kunnen verder worden onderverdeeld in opvanghuizen voor andersvaliden, voor werknemers, voor slachtoffers van huiselijk geweld, enz. Het opvangsysteem beperkt zich echter niet tot aanbieden van een fysiek onderdak voor daklozen. Zo zijn er bijvoorbeeld ook "outreach teams" die 24/7 door de stad trekken op zoek naar mensen die op straat verblijven om hen hulp te bieden, en " drop-in centers" waar daklozen terecht kunnen voor een maaltijd en/of een douche.

 

Kaart die alle opvangmogelijkheden in New York City aanduidt in 2020.

Alle ogen op jou gericht

Om de veiligheid van de bewoners en het personeel in het opvangsysteem te waarborgen, zijn zowel binnen als buiten de opvangcentra doorgaans verschillende controlemechanismen ingebouwd. Zo zijn zowel binnen als buiten de bestudeerde opvangcentra overal beveiligingscamera's te zien en worden de zichtlijnen binnen de centra zo min mogelijk onderbroken. Dit betekent dat de deuren raampjes hebben, de hoeken elk een spiegel hebben en het meubilair nooit boven een bepaalde hoogte mag uitkomen.

 

Ook zijn de activiteiten binnen het opvangcentrum zo georganiseerd dat de bewoners altijd samen in een bepaalde ruimte zijn, zodat ze gemakkelijk kunnen worden geobserveerd. In de meeste centra slapen de mensen bijvoorbeeld in slaapzalen, gebruiken ze gemeenschappelijke badkamers en eten ze op vaste tijdstippen samen in de cafetaria.

 

Hierdoor ontstaat een soort "panopticum": een ruimte waarin je je goed gedraagt omdat je voortdurend het gevoel hebt dat je in de gaten wordt gehouden. Veel privacy lijk je niet te hebben, want elke stap die je zet wordt vastgelegd door een camera of een bewaker. De vraag rijst hoeveel privacy iemand bereid is op te geven om zich veilig te voelen.

 

Toch zijn deze mechanismen in het verleden al nuttig gebleken om tijdig in te grijpen wanneer bewoners elkaar, werknemers of zichzelf zouden aanvallen. Anderzijds is het soms deze mate van controle die deze aanvallen heeft veroorzaakt. Een bewoner kan zich zo benauwd voelen dat hij/zij geen andere oplossing ziet dan geweld te gebruiken.

 

Zo belandt het beveiligingsvraagstuk in een vicieuze cirkel waarbij men niet weet hoeveel veiligheid voldoende is in ruil voor de privacy die men daarvoor moet opgeven.

 

Grondplan die de indeling van de activiteiten binnen een opvangcentrum aantoont.

Toen kwam 2020…

Opvangcentra konden zich niet aan de opgelegde hygiënemaatregelen houden om de verspreiding van het COVID-19 virus te voorkomen, waardoor er een andere oplossing nodig was. Deze kwam er dankzij de toerismesector, die ook op zijn rug lag. Hotelkamers werden verhuurd aan opvangcentra zodat zij hun bewoners daarheen konden sturen.

 

Daartoe moesten de directeuren van de opvangcentra echter de controle opgeven die zij normaal over hun bewoners hadden. Ze lieten dit toe uit angst voor het oprukkende virus, maar niet zonder zorgen. Ze vreesden een golf van overdosissen en incidenten omdat ze niet in staat zouden zijn om in te grijpen wanneer die zich zouden voordoen.

 

Niets bleek echter minder waar.

 

Uit interviews met shelterdirecteurs bleek dat het aantal overdosissen en incidenten ver onder het gebruikelijke gemiddelde lag. Er werd naar een verklaring gezocht en één van de meest opvallende variaties was de hoeveelheid privacy die er in de hotels aanwezig was. De shelterdirecteurs kregen geen toegang tot de camera's van de hotels en de shelterbewoners kregen elk een eigen sleutel van een kamer die ze voor zichzelf kregen of met hoogstens één andere persoon moesten delen. Er werd nog steeds drugsgebruik geconstateerd onder de shelterbewoners, maar nauwelijks dodelijke toestanden die in de shelters voorkwamen.

 

Dit bracht het beveiligingsvraagstuk weer aan het licht en maakte het huidige opvangsysteem van daklozenopvang twijfelachtig. Is de bestaande manier van opvang goed genoeg of kan het beter?

 

Wat nu?

De pandemie dwong het daklozenopvangsysteem om zichzelf drastisch opnieuw uit te vinden en toonde aan dat het huidige systeem niet per se het beste is. Het heeft bestaande pijnpunten onder druk gezet en nieuwe blootgelegd, terwijl het ook onconventionele oplossingen opleverde die verrassend goed werkten. Dit roept de vraag op in welke richting het opvangsysteem zal evolueren en of het de uit de pandemie geleerde lessen zal meenemen naar de toekomst.

 

New York, als één van de meest ongelijke en gesegregeerde metropolitane gebieden van het Westen, geeft zo een unieke inkijk in de daklozenproblematiek als een pertinente uitdaging voor steden wereldwijd. Nu ook in Vlaanderen de ene crisis de andere opvolgt, en sociale ongelijkheid elke dag verder de pan uit swingt, is deze scriptie ook een parabel voor de gevolgen van toenemende neoliberalisering en sociale verloedering in de eigen nabije omgeving. Het is dan ook een appèl aan de architectuur en stedenbouw om (opnieuw) een voortrekkersrol op te nemen in het debat rond huisvesting en mensenrechten in het algemeen.

Download scriptie (224.41 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2022
Promotor(en)
Jeroen Stevens, Viviana d'Auria