IOS, ook voor consumentenschulden?

Justine
Davidts

De invordering van schulden moet rechtvaardiger en menselijker. Wanneer burgers te maken krijgen met relatief kleine schulden, is het op heden niet uitgesloten dat hun schulden door bijkomende invorderingskosten escaleren in excessieve bedragen en dit is niet aanvaardbaar. Zeker in onze huidige maatschappij waar buitensporige gas-en elektriciteitsrekeningen en een forse stijging van de huurprijzen een realiteit zijn, is er behoefte aan een doeltreffend invorderingsinstrument dat tegelijkertijd de nodige bescherming biedt aan de consument. Bovendien heerst er ook bij ondernemingen een zekere onrust onder invloed van de hoge inflatie, de extreme energieprijzen en het tekort aan primaire grondstoffen; in het bijzonder voor de kwetsbare bedrijven die nog niet volledig zijn hersteld van de coronacrisis. De invordering van schulden bij consumenten is een voortdurende bron van bezorgdheid voor deze ondernemingen die ten gevolge van een uitblijvende betaling in combinatie met hoge inflatie een waardevermindering van hun vorderingen moeten vaststellen. De uitbreiding van de huidige IOS-procedure naar consumentenschulden zou tegemoet kunnen komen aan de noodzaak om een beroep te kunnen doen op een doeltreffend en ethisch invorderingsinstrument, maar steekt Europa hier geen stokje voor?

De IOS-procedure: een succesverhaal

Eerst even kort over ‘de IOS-procedure’. In 2016 werd een nieuwe procedure in het leven geroepen voor de Invordering van Onbetwiste Schulden (IOS). Het bijzondere aan deze nieuwe invorderingsmogelijkheid is dat zij enkel van toepassing is tussen ondernemingen (business-to-business-relaties of B2B) en de invordering van een onbetwiste geldschuld in handen geeft van een buitengerechtelijke actor, met name de gerechtsdeurwaarder, wat bijdraagt aan het snelle verloop van de invorderingsprocedure.

Maar wat bedoelt men met een ‘onbetwiste schuld’? Als burger hebben we verschillende betalingsverplichtingen en vele daarvan zijn periodiek. Denk aan het betalen van huur, energie, water, telefoonabonnementen, etc. Over deze facturen bestaat er vaak geen betwisting aangezien de schuldenaar meestal akkoord gaat dat het goed of de dienst correct geleverd is en dat het overeengekomen bedrag van de factuur juist is. Met deze nieuwe IOS-procedure wordt het mogelijk om een onbetwiste geldschuld eenvoudig, snel en relatief goedkoop in te vorderen.

Een statistische analyse van de eerste 100.000 IOS-dossiers geeft duidelijk het succes van de procedure weer. Zo werd bijvoorbeeld maar 1,28% van de dossiers betwist. Bovendien hebben ook ondernemers met kleine vorderingen hun weg naar IOS gevonden. Uit de analyse vloeit voort dat hoe kleiner de schuldvordering van de eiser is, hoe groter de kans is dat het dossier zal worden beëindigd voor de uitvoeringsfase. Dit is een interessante bevinding voor consumenten die doorgaans kampen met lagere openstaande facturen dan ondernemingen. Bijgevolg zou het bevorderlijk zijn om deze efficiënte en vlotte invorderingsmogelijkheid ook van toepassing te maken voor consumentenschulden.

Voormalig Minister van Justitie Koen Geens verklaarde kort na de inwerkingtreding van de huidige IOS-procedure, dat bij succes van de procedure eventueel een gelijkaardig alternatief voor consumenten zou worden ontwikkeld. Op het niveau van de federale regering werd in de zomer van 2018 een voorontwerp van wet uitgewerkt met als doel een nieuwe versnelde invorderingsprocedure in de business-to-consumer-relaties (B2C) in te voeren, die geïnspireerd is op de huidige IOS-procedure B2B. Dit voorontwerp is uiteindelijk dode letter gebleven. In februari verklaarde ook huidig Minister van Justitie Vincent van Quickenborne dat hij werk zou maken van een wetgevend initiatief in verband met de uitbreiding van de IOS-procedure. Kortom: de wil is er, maar het resultaat blijft tot op heden uit.

Europese belemmeringen?

Maar is een uitbreiding naar consumenten wel zo eenvoudig? Op Europees niveau wordt een strikt consumentenbeleid gehanteerd dat de bescherming van consumenten centraal stelt binnen de Europese Unie. Zo moet de Europese Richtlijn Oneerlijke Bedingen consumenten beschermen tegen oneerlijke contractuele bedingen. Het Europese Hof van Justitie leidt hieruit af dat wanneer een geschil met een consument voorligt, de nationale rechter verplicht is ambtshalve de overeenkomst te onderzoeken op oneerlijke bedingen. Specifiek toegepast op de IOS-procedure betekent dit dat er moet worden toegezien op het feit dat er geen buitensporige schadebedingen of interestbedingen in geval van laattijdige betaling in de overeenkomst zijn opgenomen.

En dit is waar het spanningsveld ontstaat tussen het strenge consumentenbeleid van het Europese Hof van Justitie en de uitbreiding van IOS naar consumenten. De IOS-procedure voorziet in een marginale, beperkte rechterlijke controle van het correcte verloop van de procedure, maar van een inhoudelijke controle op oneerlijke bedingen is geen sprake.

Toch is hiermee de kous niet af. Uit dit onderzoek blijkt dat de ambtshalve rechterlijke toetsing niet altijd absoluut noodzakelijk is. Het Hof van Justitie stelt dat de doelstellingen van de Richtlijn Oneerlijke Bedingen ook gerealiseerd kunnen worden wanneer de invorderingsprocedure is voorzien van efficiënte rechtsmiddelen waar consumenten eenvoudig en zonder obstakels gebruik van kunnen maken om het oneerlijke karakter van de contractuele bedingen aan te kaarten. Na een grondige analyse van de IOS-procedure vloeit voort dat deze invorderingsprocedure effectief voorzien is van verschillende waarborgen die de rechten van verdediging van de schuldenaar ten volle vrijwaren. De schuldenaar beschikt bijvoorbeeld over een redelijke termijn om de schuld eenvoudig betwisten en kan als ultieme waarborg kosteloos verzet aantekenen tegen de tenuitvoerlegging van het proces-verbaal van niet-betwisting. Dit is de titel die wordt verleend door de gerechtsdeurwaarder indien de schuldenaar niet reageert op de voorafgaande aanmaning tot betaling.

Aanvullende garanties

Een uitbreiding van de IOS-procedure naar consumenten is dus mogelijk, maar gelet op de kwetsbare positie van consumenten in het rechtsverkeer en het strikte Europese consumentenbeleid, dringen aanvullende waarborgen en garanties zich op in een IOS-procedure B2C. Zo komen alleen vorderingen tot 2.000 euro in aanmerking en wordt het gebruik van IOS B2C verplicht, in tegenstelling tot IOS B2B, omdat alle consumenten het recht hebben te worden onderworpen aan een voordeligere administratieve invorderingsprocedure. Bovendien moet er meer aandacht worden besteed aan het persoonlijk contact met de consument-schuldenaar en zal de schuld eenvoudiger betwist kunnen worden zodat de consument zich gemakkelijk kan verzetten tegen de invorderingsprocedure. Ook bijkomende regels omtrent invorderingskosten moeten voorkomen dat een kleine schuld niet uitmondt in een monsterbedrag.

Samengevat vormt de uitbreiding van de huidige IOS-procedure een win-winsituatie voor beide partijen. Een uitbreiding van de IOS-procedure zou kunnen zorgen voor de versnelling van het betalingsverkeer van consumenten, wat tegemoet kan komen aan de liquiditeitsproblemen aan de zijde van de schuldeisers. Tegelijkertijd worden de rechten van de consument optimaal gevrijwaard zonder hoogoplopende invorderingskosten en bewerkstelligt het persoonlijk contact met de consument-schuldenaar een menswaardige en ethische invordering.

Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2022
Promotor(en)
Prof. Dr. Jachin Van Doninck