Keuze als heilmiddel voor de intrinsieke motivatie van basisschoolkinderen?

Matson
Driesen

Het kasteel of het piratenschip? Wanneer kiezen verliezen wordt.

Het begrip keuze is bijna synoniem geworden voor onze huidige maatschappij. Elke dag maken mensen een hele reeks keuzes, de ene (studiekeuze) al belangrijker dan de andere (Coca Cola of Pepsi?). Zelfs jonge kinderen weten niet meer waar eerst te kijken in het ruime assortiment van een speelgoedwinkel. De keuze die kinderen moeten maken, blijft echter niet beperkt tot het kasteel of het piratenschip in de speelgoedwinkel. Ook binnen de klas moeten jonge kinderen steeds meer keuzes maken. Keuze aanbieden zou immers leiden tot een verhoging van de intrinsieke motivatie, de interesse in een activiteit op zich, en zodoende van het leren. Ja toch?

Het verhogen van de intrinsieke motivatie bij leerlingen is zeker een lovenswaardige uitdaging. Onderzoek heeft veelvuldig aangetoond dat leerlingen die een sterke intrinsieke motivatie vertonen in grotere mate betrokken zijn bij opdrachten en complexere oplossingsstrategieën hanteren. Als gevolg daarvan leren ze ook meer van deze opdrachten. Volgens het ErvaringsGericht Onderwijs, vooral bekend vanwege het populaire hoeken- en contractwerk, kan die intrinsieke motivatie verhoogd worden door kinderen een uitgebreide keuzevrijheid aan te bieden. Een onderwijspraktijk die in vele kleuter- en lagere scholen sterk ingeburgerd is geraakt.

Binnen de psychologie bestaan er twee belangrijke theorieën die de invloed van keuze op de motivatie en het leren bespreken: de zelfdeterminatietheorie en de ego depletion theorie. De zelfdeterminatietheorie stelt dat het aanbieden van keuze de menselijke basisbehoefte aan autonomie bevredigt en zodoende motiverend werkt. Mensen willen én kunnen volgens deze theorie zelf hun ervaringen en gedrag bepalen. Het maken van keuzes slorpt echter ook een bepaalde hoeveelheid psychische energie op. Energie die volgens de ego depletion theorie niet meer vrijgemaakt kan worden voor andere cognitieve processen zoals het oplossen van rekensommen.

Twee belangrijke theorieën die leiden tot twee totaal verschillende uitkomsten. Niet meteen een aanzet tot het scheppen van duidelijkheid, wél een illustratie van de complexiteit van het begrip keuze. Uit een recente meta-analyse bleek dat het aanbieden van een beperkt aantal onbelangrijke keuzes, de ideale middenweg is voor het verhogen van de intrinsieke motivatie. Onderzoek naar de effecten van keuze op de intrinsieke motivatie bij jonge kinderen is echter bijzonder schaars.

Daarom werd er in het huidige onderzoek nagegaan of die intrinsieke motivatie een boost zou krijgen als jonge kinderen zelf kunnen kiezen in welke volgorde ze bepaalde opdrachten uitvoeren. In totaal namen 283 kinderen uit veertien klassen van het tweede leerjaar deel aan het onderzoek. Zij werden willekeurig toegewezen aan een keuze of een niet-keuze groep. Kinderen in de keuze groep mochten zelf de volgorde van vier aangeboden opdrachten bepalen. In de niet-keuze groep moesten kinderen exact dezelfde vier opdrachten afleggen. De volgorde werd deze keer echter door de onderzoeker bepaald. Aan de hand van een vragenlijst werd er bij de kinderen gepeild naar hun intrinsieke motivatie. Hierbij werd er rekening gehouden met de geslachtsratio, de thuistaal en het hoogst behaalde diploma van de moeder. De resultaten waren opmerkelijk. Het geven van keuze aan de kinderen had een significant negatief effect op de intrinsieke motivatie voor deze opdrachten. Een gelijkaardige tendens werd teruggevonden voor de prestaties.

Het is dus zeker niet zo dat keuzevrijheid leidt tot hogere motivatie in de klas. Zelfs een relatief kleine ingreep zoals het zelf bepalen van de volgorde waarin opdrachten uitgevoerd worden, kan een negatief effect hebben op de intrinsieke motivatie bij jonge kinderen. Dit betekent natuurlijk niet dat jonge kinderen meteen alle keuze moet worden ontnomen. Meer subtiele keuzes waarbij kinderen een zekere mate van identiteit kunnen uitdrukken, kunnen zeker positieve effecten teweegbrengen. In plaats van leerkrachten echter aan te moedigen hun klaspraktijk om te toveren in het keuzeparadijs van een speelgoedwinkel, zou men jonge kinderen een veel grotere dienst bewijzen door leerkrachten aan te moedigen alles als even aantrekkelijk voor te stellen in een gestructureerde klasomgeving.

Download scriptie (829.69 KB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2014