De tragedie van het mensenoffer

Sarah
Ronsmans

In de vijfde eeuw voor Christus schreef de Griekse Euripides een tragedie genaamd Iphigeneia in Aulis. De intrige baseerde hij op de  eeuwenoude mythe over het tragische lot van Iphigeneia, dochter van koning Agamemnon, die de Griekse troepen naar Troje wilde varen om daar de bekende oorlog te ontketenen. Windstilte verhinderde zijn vloot echter om te vertrekken. Het orakel Calchas voorspelde daarop dat na het offeren van Iphigeneia de wind opnieuw zou beginnen waaien, waarop Agamemnon voor een hartverscheurende keuze staat: laat hij zijn vaderhart spreken of kiest hij voor de glorie van het Griekse volk? In de 17e eeuw, 22 eeuwen na Euripides, herwerkt classicistisch auteur Racine dezelfde verhaalstof tot zijn Iphigénie. Omdat het opvallend is dat beide auteurs ervoor kiezen een mythe te bewerken die een mensenoffer behandelt, onderzoekt deze thesis hoe dat offer functioneert binnen beide toneelstukken. Aan de hand van de theorie over het offer van René Girard, beschreven in La violence et le sacré, zullen we de diepere functie van het offer binnen beide tragedies trachten te achterhalen. Na twee autonome analyses te maken, zullen we uiteindelijk beide stukken met elkaar confronteren.

Enkele thema’s die belangrijk zijn bij het bepalen van de functie van het offer zijn “het bovennatuurlijke” en geweld. Wanneer het mensenoffer immers geëist wordt door een onverzoenlijke en wrede godheid, is het zonder meer onvermijdelijk. Valt het onwankelbare geloof in goden echter weg, dan moet het offer wel een heel andere functie toegewezen krijgen. Girard argumenteert dan ook dat in dergelijke samenlevingen, het offer fungeert als bliksemafleider voor het geweld. Zonder rechtssystemen is een dergelijke gemeenschap immers gedoemd om uitgemoord te worden door een steeds heftigere stroom van wraak en geweld. Door eenmaal al het geweld te fixeren op een slachtoffer dat buiten de gemeenschap staat, en dus geen wraak kan opwekken, kan de samenleving verder leven in vrede.

Na een grondige analyse van de rol van de goden in de twee tragedies, stellen we vast dat in beide gevallen de sociale functie van het offer werkzaam is. Geweld is zowel in de Iphigeneia in Aulis als in de Iphigénie onderhuids aanwezig, de maatschappij is bedreigd en heeft nood aan een afleider. Ondanks het vermoorden van Iphigeneia en de zelfmoord van Eriphile, falen beide pogingen. In het ene geval wordt het offerritueel geperverteerd door de aardse verlangens  van de personages – de sacrale waarde gaat zo verloren. In het andere is het geweld een fundamenteel  en intrinsiek deel van de menselijke relaties in de tragedie, het kan dus nooit uitgeroeid worden.

Beide tragedies schuiven een heel pessimistisch mensbeeld naar voren. De mens valt altijd ten prooi aan zijn onstilbare verlangens, heftige emoties en aardse verleidingen. De destructieve mythe van Iphigeneia fungeert in dat opzicht als het ideale vertrekpunt: de extreme, goddeloze, situatie leidt tot extreme reacties die de menselijke zwakheid goed illustreren. Euripides en Racine mogen de mythe dan wel op een andere manier naar hun hand zetten, beide tragedies dragen dezelfde universele boodschap in zich.

Download scriptie (921.55 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Luc Van der Stockt