Taalleerkrachten bouwen verder. Of juist niet?

Linn
Eynatten

 

"Studenten die starten aan universiteit kennen steeds minder Frans": UHasselt voert voor het eerst vak Frans in.”(VRT,2020)[1]

“Veel studenten kunnen in het Frans nog geen eenvoudige zin formuleren”(De Morgen, 2020)[2]

“Docenten trekken aan de alarmbel: de student kan geen Frans meer”(veto, 2020)[3]

 

De jaarlijks terugkerende krantenkoppen liegen er niet om. Het is slecht gesteld met de talenkennis van de jongeren in Vlaanderen. De overheid moedigt nochtans een vroeg vreemdetalenonderwijs, onder de vorm van taalinitiatie, bij jonge kinderen sterk aan. Er wordt in de scholen dan ook stevig ingezet op een degelijk taalbeleid en de leerkrachten zelf geven aan graag met talen bezig te zijn in de klas.

Dan luidt enkel nog de vraag; waar gaat het dan mis?

Vele Vlaamse scholen bieden reeds taalinitiatielessen aan die een basis zouden moeten vormen voor de latere formele taallessen. Vaak stelt men zich echter de vraag of deze taalinitiatielessen wel nut hebben vermits leerlingen die afstuderen in het secundair veel van de kennis weer verloren zijn. Is het dan nog langer zinvol om jonge kinderen vanaf de kleuterschool op een speelse manier kennis te laten maken met vreemde talen?

Onderzoek toont aan dat deze, doorgaans leuke, lessen enkel nuttig zijn indien de leerlingen de opgedane kennis in hun latere schoolloopbaan verder kunnen benutten. Het is dan ook aan de leerkrachten die later met deze kinderen aan de slag gaan binnen het formele taalonderwijs om de voorkennis van deze leerlingen te gebruiken als fundament van hun eigen (taal)lessen.

We kunnen ons vervolgens de vraag stellen of leerkrachten binnen het vreemde talenonderwijs het advies om verder te bouwen op reeds opgedane kennis dan misschien gewoon in de wind slaan. Gebruiken ze deze kennis wel als springplank om goed onderbouwde lessen te maken en te geven? Of worden de lesjes taalinitiatie enkel als een leuk tijdverdrijf voor de kinderen gezien? Vormen ze inderdaad een goede basis waarmee de leerkrachten in de basisschool concreet mee aan de slag kunnen gaan?

Na het lezen van een onderzoeksrapport[4]  waarbij men trachtte te bepalen welke interventies op vlak van effectief talenonderwijs effect hebben en op wie deze dan van toepassing zijn, vroeg ik me af of  de adviezen die voortvloeien uit dat onderzoek ook daadwerkelijk worden toegepast in de klas.

Zoals het reeds vernoemde advies dat stelt dat het verder bouwen op al opgedane kennis vergaard bij de taalinitiatielessen in de daaropvolgende jaren van het (formeel)vreemdetalenonderwijs bepalend kan zijn voor het latere succesvolle gebruik van die taal. Hierbij is het nodig om allereerst de beginsituatie van de leerlingen te bepalen om deze daarna in te zetten als fundament voor de verdere (vreemde)taallessen.

Op zoek naar antwoorden.

Ik ben zelf op zoek gegaan naar antwoorden. Bouwen de leerkrachten in het basisonderwijs verder op de opgedane kennis van hun leerlingen en hoe bepalen ze dan juist het beginniveau van hun leerlingen? Welke factoren speelden hierbij een rol? Werken de verschillende leerkrachten binnen de scholen samen in dit proces? Versterken ze elkaar hierin?

Het besluit dat ik kon trekken na het afronden mijn (kleinschalig) onderzoek was bemoedigend te noemen. Leerkrachten werken blijkbaar graag rond en met vreemde talen in hun klas. De meerderheid bouwt, zoals geadviseerd, verder op de fundamenten gelegd bij de taalinitiatielessen. Ze hechten ook groot belang aan het aanbieden van vreemde talen aan jonge kinderen. De leerkrachten gaven ook aan een duidelijk verschil in voorkennis op te merken in de scholen waar taalinitiatielessen werden aangeboden. Veel onderwijzers gaven aan dat het voornamelijk de durf om te spreken is dat als voornaamste en meest waarneembare verschil in voorkennis bij de leerlingen wordt gezien.  De verwachtingen wat betreft het actief gebruiken van die talen tijdens de latere lessen lagen echter níet erg hoog; de meerderheid van de leerkrachten gebruikt immers enkel het Nederlands als instructietaal tijdens de lessen.

Wanneer ik ging kijken naar het al dan niet aanwezig zijn van een duidelijk taalbeleid, stelde ik vast dat dit in het grootste deel van de scholen heel duidelijk present was. De leerkrachten gaven in mijn onderzoek wel aan dat de school het dagelijkse gebruik van vreemde talen in de klas of school echter niet aanmoedigt. De meeste onderwijzers blijken wel zeer gemotiveerd om dit wél te doen en integreren vreemde talen in de dagelijkse routine in de klas.

Uit mijn onderzoek is ook gebleken dat de meeste scholen (leer)methodes, aangeboden door de verschillende uitgevers, inzetten om de vreemde taallessen in hun school te ondersteunen. Al valt het op dat er binnen het vreemde talenonderwijs weinig tot geen onderling overleg plaatsvindt tussen de verschillende leerkrachten.

De vraag blijft...

Blijft de vraag; waar gaat het dan mis? Wat mijn onderzoek heeft uitgewezen is dat vele vragen nog onbeantwoord blijven. Dat verder onderzoek naar dit onderwerp zeer zeker nodig is. En dat het vooral de leerkrachten zijn die dagelijks met de kinderen aan de slag gaan de koers mee moeten kunnen bepalen binnen dat talenbeleid. Dat eensgezindheid binnen het onderwijs belangrijk is om de vooropgestelde doelen te kunnen behalen. Vroeger is niet altijd beter, maar misschien is het raadzaam om toch eens een blik over onze schouder te werpen om terug te kijken naar de tijd dat leerlingen het Frans (en andere vreemde talen) wel beheersten. Al is daar waarschijnlijk weer een ander onderzoek voor nodig.

Ik verwacht ooit een rapport te kunnen lezen over een algemeen grootschalig onderzoek naar de oorzaak van de terugnemende kwaliteit van het Frans bij onze studenten. In de hoop hierin realistische en haalbare doelen en werkwijzen terug te vinden waar de leerkrachten heel concreet mee aan de slag kunnen in hun klas.

Veel plezier bij het lezen van mijn onderzoek.

 

Linn Eynatten

 

 

 

[1] Vermeersch, B. (2020, 16 januari). “Studenten die starten aan universiteit kennen steeds minder Frans”: UHasselt voert voor het eerst vak Frans in. vrtnws.be. https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2020/01/15/studenten-kennen-onvoldoende-fr…

[2] De Boeck, A. (2020, 16 januari). ‘Veel studenten kunnen in het Frans nog geen eenvoudige zin formuleren’. De Morgen. https://www.demorgen.be/nieuws/veel-studenten-kunnen-in-het-frans-nog-g…

[3] Roothooft, E. (2020, 17 februari). Docenten trekken aan de alarmbel: de student kan geen Frans meer. Veto.be. https://www.veto.be/artikel/docenten-trekken-aan-de-alarmbel-de-student…

[4] Hooft, H., Gobyn, S., & Van den Branden, K. (2019). Vroege start? Een analyse van interventies en maatregelen voor effectief vreemdetalenonderwijs. (Steunpunt Onderwijsonderzoek, Gent SONO/2018.Vrije RuimteOD1/1). Geraadpleegd van http://steunpuntsono.be/portfolio/vroege-start-een-analyse-van-interven…

 

Download scriptie (1.27 MB)
Universiteit of Hogeschool
AP Hogeschool Antwerpen
Thesis jaar
2021
Promotor(en)
Inge Landuyt
Thema('s)