Schaamrood. De ervaring van menstruatie bij katholieke Vlaamse vrouwen (1920-1960)

Kim
Vancauwenberghe

Schaamrood. De ervaring van menstruatie bij katholieke Vlaamse vrouwen (1920-1960)

 

In hoeverre was de kennis van menstruatie in medische kringen een weerklank van die bij Vlaamse meisjes en vrouwen? De kennis van artsen is doorheen de eeuwen geëvolueerd. Grieken gaven menstruatie bijvoorbeeld hetzelfde statuut als het hebben van een bloedneus. Pas in de negentiende eeuw werd het verband tussen menstruatie en vruchtbaarheid duidelijk. Ondanks die evolutie bleven niet-medische verklaringen voor menstruatie weerklinken doorheen de eeuwen. Plinius de Oudere gaf in 65 na Christus aan menstruatiebloed iets bijna magisch toe dat schade kon aanrichten aan vruchten, zaden en dieren. Theologen schoven in de Middeleeuwen de schuld voor menstruatie in de schoenen van Eva en waarschuwden net als Plinius voor de nefaste gevolgen van bijvoorbeeld gewassen bij aanraking met een menstruerende vrouw. Omdat haar bloed onrein was, werd haar in de katholieke middeleeuwse  wereld verboden de communie te ontvangen tijdens haar maandstonden. Hoewel tegen de negentiende eeuw dankzij het ontstaan van de gynaecologie steeds meer correcte wetenschappelijke verklaringen voor het fenomeen menstruatie circuleerden, bleken Vlaamse meisjes en vrouwen er toch geen grote kennis van te hebben.

Hendrik Conscience leerde zijn volk lezen, maar wie heeft hen seksueel voorgelicht? Welke impact hadden katholieke jeugdbewegingen, heilige geschriften, priesterpreken, encyclieken en het katholiek onderwijs op vrouwen en hun omgang met hun eigen lichaam en seksualiteit? Wat was de betekenis van opvoedkundige bewegingen en organisaties als Zedenadel en de Belgische Vereniging voor Seksuele Voorlichting?

Meisjes wisten in de eerste helft van de twintigste eeuw vaak niet wat hen overkwam toen ze een bloedvlek in de onderbroek ontdekten. Met de moeder werd voor het eerst en vaak voor het laatst over menstruatie gesproken wanneer haar dochter voor het eerst menstrueerde. Vooral de praktische kant werd door de moeder aangehaald, alsook de waarschuwing dat haar dochter vanaf dan moest opletten voor de jongens. Waarvoor zij precies moesten oppassen, bleef een raadsel voor de meisjes. Pas vanaf de Tweede Wereldoorlog kwam immers eengesystematiseerde voorlichtingslectuur op gang, gericht tot ouders of gehuwde koppels. Net zoals opvoeders thuis, op school en in jeugdbewegingen bleken voorlichtingsboekjes tot de jaren zeventig echter meer oog te hebben voor morele boodschappen, meer bepaald seksuele preventie of afremming, dan voor informatie over geslachtsdelen en de seksualiteitsbeleving.

De puzzelstukken met vage informatie die door leeftijdsgenoten (die vaak onder elkaar vroegen wie al "groot" geworden was) en eenmalig bij de menarche door de moeder werd gegeven zouden pas in de loop van het huwelijksleven in elkaar passen. Vrouwen wisten aan het begin van hun huwelijk vaak niet hoe ze kinderen moesten maken of op de wereld zetten. Zwangere buiken werden verborgen gehouden: leraressen mochten niet meer voor de klas staan en in vele gezinnen werd geen uitleg gegeven aan de bolle buik van de moeder maar werden kinderen verhaaltjes verteld over een kinderboot, ooievaar, groene kolen, enz. Kinderen werden als het ware onbevlekt ontvangen. Wat de menstruatie betreft, werden vrouwen plots "bevlekt ontvangen".

In de huiskring, op school, op het werk en met de echtgenoot kwam het onderwerp in de eerste helft van de twintigste eeuw nauwelijks ter sprake. Dit was niet te wijten aan een gebrek aan interesse om over menstruatie te spreken. Omwille van het taboe-aspect werd in alle talen gezwegen over het fenomeen. Meer dan de helft van de bevolking kwam vroeg of laat te weten wat het was te menstrueren, maar dit deden zij onopgemerkt, buiten het medeweten van hun seksegenoten. Nog steeds is menstruatie een taboeonderwerp: sommige vrouwen verkiezen nog altijd te vermelden dat "Tante Marie op bezoek is" om te vermijden dat men letterlijk moet uitspreken dat men menstrueert.

Het taboe rond menstruatie is niet alleen merkbaar aan het niet ter sprake brengen van menstruatie als gespreksonderwerp. Het dagelijks leven kreeg in de eerste helft van de twintigste eeuw een wending door menstruatie. Activiteiten als groenten steriliseren, dieren slachten en mayonaise maken werden uitgesteld tot na de maandstonden. Deze gebruiken zijn niet enkel in Vlaanderen terug te vinden. Het niet laten aanraken van voedsel door menstruerende vrouwen, het hen laten gebruik nemen van menstruatiehutten verwijderd van de gemeenschap, het zich onthouden van seks met een menstruerende vrouw: in alle continenten komen ze in bepaalde culturen voor. Vaak had de religie een rol in het tot stand brengen of in stand houden van dergelijke menstruatietaboes. Ook de katholieke kerk adviseert op basis van het Oude testament geen seksuele betrekkingen te hebben met een menstruerende vrouw. Even onrein was de pas bevallen vrouw die tot in de jaren zestig het ritueel van de kerkgang moest ondergaan om terug in de kerk te mogen treden. De invloed van de katholieke kerk bleek tot in de Vlaamse slaapkamer aanwezig want vóórhuwelijkse seks was voor zowel de kerk als zijn gelovigen uit den boze. Maar wat de betekenis van deze menstruatietaboes? Is er net als net als een schijnbaar universeel menstruatietaboe, ook een universele verklaring voor?

Hoe vingen vrouwen bovendien tot de eerste helft van de twintigste eeuw het bloed op? Wat werd aangewend voor vrouwen hun maandverbanden of tampons konden wegwerpen in vuilbakjes? Voor er wegwerpproducten op de markt verschenen, gebruikten of maakten vrouwen andere maandverbanden die als ze vuil waren, moesten gewassen en gedroogd worden. Hoe gingen vrouwen in de eerste helft van de twintigste eeuw praktisch om met hun maandstonden? Met andere woorden: wat is de weg die een maandverband aflegde van de winkel tot in het ondergoed? Hoe verversten menstruerende vrouwen zich thuis, op school, op het werk? Hoe wasten zij het eigen lichaam en de banden?

Een op het eerste zicht banaal onderwerp als menstruatie toont aan de hand van interviews en geschreven bronnen aan hoe vrouwen in de eerste helft van de twintigste eeuw met menstruatie omgingen en in welke historische context dit geplaatst kan worden. De invloed die opvoedkundige, religieuze, vriendschappelijke, en medische kringen hadden op de omgang met het menstruerende lichaam was een weerspiegeling van de algemene omgang met het lichaam en seksualiteit. Het bestaan van seksuele voorlichtingslectuur bleek dan weer geen weerspiegeling te zijn van de aanwezige kennis bij de bevolking. Meisjes die vandaag voor het eerst ongesteld worden hoeven niet zo zeer kennis te maken met de mentaliteit van schaamte en stilzwijgen die in de eerste helft van de twintigste eeuw heerste rond menstruatie van stilzwijgen. Vast staat dat de weg die het taboe rond menstruatie afgelegd heeft, er één is die met schaamte geplaveid is.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vrouwen beleefden meer dan een halve eeuw terug op een totaal andere manier hun "moeilijke dagen". De wijze waarop katholieke vrouwen in de eerste helft van de twintigste eeuw met intieme zaken als menstruatie omgingen, geeft ons een verrassend beeld over hoe de maatschappij er toen uitzag. Wat is een betere manier om uit te vissen hoe tieners en volwassenen in de jaren dertig tot zestig met hun maandstonden omgingen dan door hen zelf te vragen wat men wist of dacht te weten of menstruatie, wat men er over vertelde, en wat men gebruikte om het bloed op te vangen? Vijftien dames geboren tussen 1918 en 1947 waren bereid hun verhaal te doen.

Download scriptie (1.78 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2007
Thema('s)