THE ROLE OF TEACHER BEHAVIOR IN THE DEVELOPMENT OF STUDENTS’ RELATIONAL AGGRESSION: A FIVE-WAVE LONGITUDINAL STUDY

Tessa
Weyns

Roddelen en buitensluiten bij kinderen: de leerkracht doet ertoe

Stel u de speelplaats van een doorsnee Vlaamse lagere school voor. Kinderen voetballen en roepen ‘Goal!’, spelen al lachend tikkertje, vertellen over hun weekend … Maar naast deze leuke zaken horen we ook andere geluiden, zoals kinderen die zeggen ‘Nee, jij mag niet meespelen.’ of ‘Ik vind Emma niet meer leuk, vanaf nu praten we niet meer met haar.’ Helaas komt dit gedrag, ook wel relationele agressie genoemd, eveneens voor in de lagere school. Wat zorgt ervoor dat kinderen zich zo gedragen? Wat is de invloed van leerkrachten? Kunnen leerkrachten er voor zorgen dat kinderen dit gedrag minder stellen?

Quasi elk kind in Vlaanderen gaat naar school en komt daar in contact met medeleerlingen. Vaak komen hier mooie vriendschappen en leuke herinneringen uit voort. Maar niet elk contact met andere kinderen verloopt even goed: sommige kinderen zijn het slachtoffer van agressief gedrag van anderen. Mijn masterproef bestudeerde één vorm van agressief gedrag bij kinderen: relationele agressie. Onder relationele agressie verstaan we onder andere: roddelen, medeleerlingen uitsluiten en negeren. Het is gedrag dat bewust bedoeld is om andere kinderen te kwetsen door hun vriendschappen te beschadigen. Helaas komt dit gedrag maar al te vaak voor in lagere scholen en neemt relationele agressie toe met de leeftijd. Onderzoek heeft reeds uitgewezen dat het langdurige negatieve effecten heeft op de kinderen die er slachtoffer van zijn, zoals meer eenzaamheid, depressie en verwerping door leeftijdsgenoten. Er zijn echter nog vele onbeantwoorde vragen over de factoren die relationele agressie kunnen beïnvloeden. Vooral de rol die leerkrachten spelen in de ontwikkeling van roddelen en buitensluiten bij kinderen is tot op heden verrassend genoeg onduidelijk. Gezien de voorbeeldfunctie die leerkrachten hebben, kan er verwacht worden dat leerlingen beïnvloed worden door de manier waarop leerkrachten met anderen omgaan.  

Het gedrag van de leerkracht

In mijn masterproef heb ik het effect van leerkrachten op de ontwikkeling van relationele agressie onderzocht. We hebben 30 klassen, met in totaal 570 leerlingen, van het tweede tot en met het vierde leerjaar gevolgd. In het begin van het tweede leerjaar werd het gedrag van de leerkrachten in de klas geobserveerd. Hierbij keken we hoe de leerkracht met de leerlingen omging en besteedden we zowel aan positieve als negatieve gedragingen aandacht. Geeft de leerkracht veel complimenten? Steekt hij of zij zijn duim op als kinderen iets goed doen? Of geeft de leerkracht veel negatieve opmerkingen? Dreigt hij of zij bijvoorbeeld om leerlingen te straffen? Geeft hij of zij boze blikken? Daarnaast werden de leerkrachten en de leerlingen op vijf momenten gedurende de drie jaar bevraagd over hoeveel relationele agressie elk kind in de klas stelde. Hierbij werden vragen gesteld zoals ‘Wie zegt dat andere kinderen niet mogen meedoen?’ Kinderen die dan vaak werden genoemd, werden als meer relationeel agressief beschouwd. Deze gegevens werden vervolgens statistisch geanalyseerd om na te gaan hoe de relationele agressie van de kinderen evolueerde gedurende de drie jaar. Verder werd de invloed van het geobserveerde leerkrachtgedrag in het begin van het tweede leerjaar op de evolutie van relationele agressie nagegaan.

De bevindingen: relationele agressie doorheen de lagere school

Wat kwam er nu naar voor uit onze studie? Ten eerste bleek dat de mate waarin kinderen roddelen en elkaar buitensluiten ook bij deze Vlaamse kinderen toenam naarmate ze ouder werden. Maar hoe zat het met de invloed van de leerkrachten op deze stijging? De analyses toonden aan dat de manier waarop de leerkracht van het tweede leerjaar zich gedroeg ten opzichte van de klas, een beduidend effect had op de ontwikkeling van relationele agressie. Meer bepaald was de stijging van relationele agressie bij de leerlingen sterker naarmate hun leerkracht meer negatief gedrag stelde en was de stijging van relationele agressie minder sterk (of keerde zelfs om tot een daling) wanneer de leerkrachten zich positiever gedroeg. Dus als leerlingen in de klas zitten bij een leerkracht die leerlingen veel prijst, vertraagt dit de ontwikkeling van relationele agressie. Wanneer leerkrachten echter veel negatieve opmerkingen maken, worden kinderen sneller relationeel agressief. Een mogelijke verklaring is de eerder vermelde voorbeeldfunctie die leerkrachten vervullen. Als zij leerlingen positief benaderen, krijgen kinderen het signaal dat dit een goede manier is om anderen te behandelen. Door zich negatief te gedragen, geven leerkrachten aan leerlingen echter de indruk dat dit een gepaste manier is om met anderen om te gaan. Vervolgens kunnen kinderen deze houdingen overnemen in hun eigen vriendschappen. Tot slot kwam er uit onze studie nog een opmerkelijke bevinding naar voor. De analyses toonden namelijk aan dat leerkrachten gemiddeld genomen zeven tot acht keer meer negatieve opmerkingen dan positieve complimenten geven aan hun leerlingen.

Wat nu? Slecht en goed nieuws

Uit het onderzoek kwam zowel slecht als goed nieuws naar voor. Het slechte nieuws is dat leerlingen gedurende de lagere school steeds meer roddelen en elkaar buiten sluiten. Het goede nieuws is echter dat het gedrag van leerkrachten ten aanzien van leerlingen deze toename kan bufferen. Dit betekent dat we concrete stappen kunnen zetten om relationele agressie bij kinderen te verminderen. Hierbij is het belangrijk dat leerkrachten zich meer bewust worden van de invloed die zij (onbedoeld) uitoefenen op de sociale relaties van kinderen. Dit kan bijvoorbeeld bereikt worden door een vorming of training. Het zou leerkrachten kunnen helpen de ontwikkeling van kinderen in gunstige zin om te buigen door zelf zoveel mogelijk het goede voorbeeld te geven. Misschien kan de aloude gulden regel dus wel uitgebreid worden tot “Behandel anderen zoals je door hen behandeld wil worden én zoals je wil dat zij anderen behandelen.”