Gerechtsdeurwaardersambt (eindelijk) in een nieuw jasje

Lukas
De Moor

Ruim zes jaar geleden, op 7 januari 2014, werd de wet goedgekeurd die de broodnodige hervorming van het gerechtsdeurwaardersstatuut inluidde. Zowat iedereen met kennis van zaken was het er over eens dat de laatste hervorming, die dateert van 1992, niet meer voldeed aan de noden van het ambt in een razendsnel evoluerende samenleving. Na een jarenlange periode van parlementaire initiatieven veroorzaakt door interne spanningen binnen het gerechtsdeurwaarderskorps, slaagde toenmalig minister van Justitie Annemie Turtelboom (Open VLD) erin een ingrijpende hertekening van het ambt teweeg te brengen. Maar is die hertekening in haar opzet geslaagd? En vooral: kan ze de gerechtsdeurwaarders zelf bekoren? 

 

 

De hervorming van 2014 vertrekt vanuit vier pijlers, waarin werd ingezet op een moderner en objectiever benoemingsproces, een opwaardering voor het statuut van de kandidaat-gerechtsdeurwaarders, een continuïteitsgarantie voor niet-geassocieerde kantoren en een gloednieuw tuchtrecht. 

 

Onrust binnen het korps

 

Het was vooral de gehanteerde procedure voor de benoeming tot gerechtsdeurwaarder die op veel kritiek en ongenoegen stuitte na de hervorming van 1992. Ze leidde zelfs op het einde van datzelfde decennium al tot wetsvoorstellen voor een objectievere gang van zaken. Het was immers een publiek geheim dat de benoemingen uiterst politiek getint waren en er derhalve weinig of geen motivatie voor de gemaakte keuzes voorhanden was. Vanzelfsprekend is willekeurige en oneerlijke besluitvorming onaanvaardbaar in een rechtsstaat, en al zeker voor het aanduiden van cruciale actoren binnen de gerechtelijke werking. Verscheidene ministers van Justitie trachtten, bij gebrek aan wettelijk kader, dan ook een rode draad vast te leggen voor een eerlijkere en vooral objectievere selectie door het verspreiden van circulaires. Deze ministeriële omzendbrieven resulteerden echter in nog meer onenigheid en zelfs tot tal van procedures voor de Raad van State tussen kandidaat-gerechtsdeurwaarders. Het staat dan ook buiten kijf dat een oplossing voor de rechtsonzekerheid onontbeerlijk werd en een duidelijke wetgeving omtrent de benoemingsprocedure zich ten zeerste opdrong.

 

Ingrijpende maatregelen

 

Naast de codificatie van de benoemingsprocedure werd er ook gewag gemaakt van een wettelijk kader voor het statuut van de kandidaat-gerechtsdeurwaarders. Die zijn voortaan bijvoorbeeld ook aangesloten bij de overkoepelende instanties van het ambt, met dezelfde rechten en plichten als hun collega's-titularis. Niet onlogisch, wetende dat kandidaat-gerechtsdeurwaarders dezelfde ambtshandelingen kunnen treffen als de gerechtsdeurwaarder voor wie zij werkzaam zijn.

Een gloednieuwe regeling sinds 2014 is het waarborgen van de voortzetting van niet-geassocieerde kantoren. Wanneer het kantoor van een alleen werkzame gerechtsdeurwaarder de deuren sluit, wordt er een vervanger gezocht die als het ware in de plaats treedt van de voormalige gerechtsdeurwaarder: de vervanger is verplicht àlles uit het oorspronkelijke kantoor over te nemen, zowel materiële zaken als bijvoorbeeld lopende verbintenissen of bewindvoeringen. 

De laatste koerswijziging vond plaats in de interne deontologie en tuchtrecht. Opzet was om tuchtprocedures, net zoals bij de benoemingen, eerlijker en onpartijdiger te laten verlopen. Zo werd er een tuchtcommissie in het leven geroepen en kan men voortaan beroep doen op een extern beslissingsorgaan.

 

Peiling op het terrein

 

Nu de verschillen tussen het vroegere en huidige statuut zijn blootgelegd, kan er – ruim vijf jaar na de hervorming – misschien eens een balans opgemaakt worden. Geen betere manier om een inzicht te krijgen op een hervorming van een ambt dan de beoefenaars van dat ambt te bevragen. Uit een peiling verspreid over alle Vlaamse gerechtsdeurwaarderskantoren met net geen 50 respondenten is gebleken dat de hervorming toch niet zo deugdelijk is uitgedraaid als verhoopt. Meer dan drie gerechtsdeurwaarders op vier hebben immers aangegeven dat de hervorming niet in haar opzet is geslaagd. Naast de kritische houding ten opzichte van het hervormde statuut, is er eveneens toch enige frustratie merkbaar ten opzichte van elkaar: zo duikt het verwijt dat oudere gerechtsdeurwaarders nog amper actief zijn en zo nieuwe benoemingen verhinderen, bij meerdere stemmen op.

 

Het mag dus gezegd dat de hervorming van het gerechtsdeurwaardersstatuut van 2014 noodzakelijk was – ook daar zijn de respondenten van de peiling het quasi unaniem over eens – maar dat de uitvoering toch niet zo succesvol blijkt te zijn. 

 

 

 

 

Download scriptie (275.03 KB)
Universiteit of Hogeschool
Hogeschool Gent
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
Frederick Ongena