Dokter, ik kan niet meer.

Selina
Cortoos

Met die gedachte kampen elke dag meer dan 300 000 Vlamingen. Wereldwijd wordt zelfs geschat dat dit aantal rond de 300 miljoen ligt! Het verdict? Een majeure of unipolaire depressie. Althans, dat dénken we. Bij een groot aantal van deze patiënten wordt immers later een andere diagnose gesteld, namelijk een bipolaire stoornis. Door deze initiële foute diagnose worden patiënten vaak incorrect behandeld, wat regelmatig leidt tot nieuwe klachten en toenemende gedachten van wanhoop. Die diagnose moet beter kunnen, toch?

Van pinguïns tot ijsberen

Net zoals de Noord- en Zuidpool als de boven- en onderkant van onze planeet kunnen worden beschouwd, kent onze stemming ook twee uiterste polen, maar dan uiteraard zónder de beestjes. Dat diepste dal is de depressie, waarbij periodes van extreem doemdenken, een overheersend gevoel van droefheid en een gebrek aan motivatie centraal staan. Daartegenover staat de manie, waarbij mensen juist het gevoel krijgen dat ze de wereld aankunnen en overweldigende gevoelens van geluk ervaren. Maar wat als je constant wisselt van pool, zonder duidelijke aanleiding? Of misschien zelfs na het starten van medicatie voor je depressie? Dan zou het wel eens om een bipolaire stoornis kunnen gaan, een aandoening met een zelfmoordrisico tussen 25 en 50%! Wat als je dan de foute diagnose krijgt?

Een visualisatie van de verschillen in stemming tussen de gemiddelde gezonde persoon, een persoon met een majeure/unipolaire depressie, en een persoon die lijdt aan een bipolaire stoornis.

Figuur 1 | Een visualisatie van de verschillen in stemming tussen de gemiddelde gezonde persoon, een persoon met een majeure/unipolaire depressie, en een persoon met een bipolaire stoornis. © Creative Commons WikiMedia, aangepast en vertaald.

Unipolair of bipolair?

Dat is dé vraag die verschillende wetenschappers wereldwijd vandaag de dag bezighoudt. Het antwoord op die vraag lijkt dan ook niet zo voor de hand liggend te zijn. Momenteel wordt de diagnose namelijk enkel gesteld op basis van een subjectieve evaluatie van de symptomen van een patiënt, zonder duidelijke biologische onderbouwing. Veel bipolaire patiënten krijgen daardoor medicatie aangewezen die eigenlijk enkel geschikt is voor depressieve patiënten, wat hun symptomen drastisch kan verergeren. Om die reden zou het ideaal zijn moesten we met behulp van een biologische test in het labo kunnen vaststellen aan welke psychische stoornis de patiënt juist lijdt. Dat blijkt echter makkelijker gezegd dan gedaan.

Zit het dan toch tussen je oren?

Nee hoor! Doorheen de jaren is er al veel onderzoek gebeurd naar de verschillen tussen het gezonde brein, dat van de unipolaire depressieve patiënt enerzijds, en dat van de bipolaire patiënt anderzijds. Uit deze studies zijn al zeer interessante bevindingen voortgekomen, waaruit blijkt dat er wel degelijk verschillen zijn! Jammer genoeg is het niet mogelijk om deze onderzoeken door te trekken naar de praktijk in levende patiënten, en moeten we dus een andere manier vinden om biologische verschillen tussen diagnoses te bepalen. Je hoort het al, in het bloed!

Bloedplasma en bloedserum zijn nochtans al vaak de focus van psychiatrisch onderzoek geweest, maar zonder veel succes. Daarom beslisten wij om de literatuur in te duiken en op zoek te gaan naar alternatieven. Hieruit bleek dat zowel witte bloedcellen als extracellulaire vesikels – kleine vetbolletjes die worden afgegeven door verschillende cellen in ons lichaam – een mogelijke bron zouden kunnen zijn van moleculen die in verschillende patiëntgroepen in afwijkende hoeveelheden aanwezig zijn. De eerste stap van het onderzoek was hierbij dan ook gezet.

Cellen en vesikels to the rescue!

Het verzamelen van deze witte bloedcellen en extracellulaire vesikels stond echter nog niet op punt, en zonder kwalitatief staal, geen onderzoek! Zo startten we met het afnemen van bloedstalen bij zowel gezonde personen, als mensen met een unipolaire of bipolaire depressie. Uit deze bloedstalen werden vervolgens ofwel perifere witte bloedcellen, ofwel extracellulaire vesikels afkomstig van de hersenen geïsoleerd met behulp van verschillende methodes.

Uiteindelijk is het de bedoeling dat op deze stalen eiwitbepalingen zullen worden uitgevoerd, waaruit zogenaamde eiwitprofielen – een soort biologische handtekeningen – kunnen worden opgesteld. Deze eiwitprofielen zijn dan verschillend voor elke aandoening, zodat deze in de toekomst gebruikt kunnen worden als een mogelijke diagnostische test. Voor we zover zijn, moeten we natuurlijk wel zeker zijn of we wel degelijk cellen en vesikels hebben verzameld uit onze bloedstalen. Hiervoor gebruikten we de technieken massaspectrometrie en ELISA.

Een visualisatie van de verschillende stappen in ons onderzoek.

Figuur 2 | Een visualisatie van de verschillende stappen in ons onderzoek. De letters A, B, C en D op beide eiwitprofielen stellen willekeurige eiwitten voor. © Figuur ontworpen met BioRender.

ELISA wie?

Niet wie, maar wat! ELISA of enzyme-linked immunosorbent assay is een techniek waarbij je door middel van heel specifieke antilichamen de hoeveelheid van een bepaald eiwit of andere molecule in een staal kan bepalen. In de witte bloedcellen hebben we zo kunnen vaststellen dat er verschillende producten van de stofwisseling van tryptofaan – een aminozuur – aanwezig zijn. Dit is goed nieuws, want dat betekent dat de isolatie van onze witte bloedcellen succesvol was! Voor onderzoek met de massaspectrometer – een toestel dat zonder het gebruik van antilichamen kleine stukjes eiwitten kan detecteren – waren onze witte bloedcellen daarentegen niet geschikt. Hiervoor bevatten onze stalen jammer genoeg te veel hemoglobine, een eiwit dat zich dan weer juist in onze rode bloedcellen bevindt.

Ook voor de isolatie van extracellulaire vesikels boekten we niet altijd evenveel succes. De bekomen stalen werden onderzocht met verschillende technieken, maar jammer genoeg kregen we daaruit niet genoeg informatie om met zekerheid te zeggen of we wel degelijk met vesikels te maken hadden. Dit is uiteraard spijtig, maar een negatief resultaat leert ons wel dat de gebruikte methodes nog extra op punt moeten worden gesteld.

Terug naar de evenaar

Onderzoek naar psychiatrische eiwitprofielen in witte bloedcellen en extracellulaire vesikels staat dus nog steeds in zijn kinderschoenen. Echter worstelen er elke dag meer en meer mensen met de gevoelens dat de wereld beter af zou zijn zonder hen, en zij beter af zonder de wereld. Juiste en snelle diagnoses zijn dus van essentieel belang wanneer het gaat om een correcte behandeling en een meer voorspoedige prognose van psychiatrische patiënten. Ik hoop alvast dat mensen met psychiatrische aandoeningen ooit beter geholpen kunnen worden, en dat ze op die manier – tussen hun twee polen in – hun evenaar kunnen terugvinden.

 

Download scriptie (1.93 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2021
Promotor(en)
Prof. Dr. Violette Coppens & Prof. Dr. Manuel Morrens