Constructie van een meetinstrument voor een kwalitatieve evaluatie van de korte time-outprojecten.
Eind juni 2008 worden alle time-outprojecten in Vlaanderen geëvalueerd. De centrale vraag luidt als volgt: Wat kan een korte of een lange time-out opleveren? Hebben deze projecten zin? Het antwoord op deze laatste vraag blijkt volmondig “ja” te zijn. Kwantitatieve resultaten zijn vlug weergegeven. Een voorbeeld moge dit illustreren: In het Oostendse korte time-outproject “Zijsporen” heeft de begeleiding van 19 jongeren geleid tot volgende resultaten: 15 leerlingen hebben hun studierichting in dezelfde school blijven volgen; 2 leerlingen zijn binnen de eerste twee weken na de begeleiding uit school verwijderd en 2 leerlingen zijn binnen de twee maanden na de begeleiding uit school verwijderd. Maar hoe kunnen we de kwalitatieve resultaten van de time-outprojecten overbrengen? Hoe brengen we de gunstige neveneffecten van een time-out in kaart?
Tijdens een begeleidingsgesprek(tengevolge van een vertrouwensrelatie tussen de leerling en de time-outbegeleiding) blijkt dat de leerling eigenlijk een verkeerde studiekeuze maakte, waardoor hij ongemotiveerd school liep en voortdurend in conflict kwam met de leerkrachten. Deze leerling gaf aan dat hij het nu, door de contacten met de begeleiding van het time-outproject, dit gezegd kon krijgen tegen de leerlingbegeleider en zijn ouders, waardoor heel wat druk en spanning van zijn schouders viel. Het is best mogelijk dat dit effect niet meteen zal opvallen wanneer deze leerling terug de studies hervat na het time-outproject en dat de leerkrachten rapporteren dat de time-out in dit geval weinig tot niets heeft opgeleverd. Deze leerling is volgens de rapporten uit school verwijderd. Was deze time-out dan niet zinvol? Een kwalitatieve evaluatie geeft gunstige resultaten weer: de leerling is zich bewust van een verkeerde studierichting en heeft een andere studierichting gekozen. De leerling heeft inzicht in eigen problematiek.
Dit voorbeeld brengt ons alvast tot 2 evaluatiegebieden of thema’s:
Vanuit een analyse van verschillende casussen in het korte time-outproject “Zijsporen” moeten we vaststellen dat er meerdere thema’s in aanmerking komen voor een kwalitatieve evaluatie van de time-outprojecten.
In het kader van deze scriptie is bij het opmaken van een meetinstrument voor een kwalitatieve evaluatie van de time-outprojecten vooral de aandacht uitgegaan naar: “Heeft de time-outperiode voor de leerling resultaten opgeleverd in verhouding tot de al of niet expliciete verwachtingen van de leerkrachten, leerlingbegeleiders, time-outbegeleiders en de leerling zelf. De inventarisatie van de gunstige en ongunstige effecten van de leerlingen in time-out hebben geleid tot verschillende thema’s en de daar aan verbonden indicatoren.
De belevingen; het welbevinden; de motivatie; de eventuele gedragingen; het signaleren van ontwikkelings- en gedragsproblemen; het ontwerpen en evalueren van een benadering om groepen en individuen te begeleiden, staan centraal. Thema’s die een meerwaarde bieden voor de begeleiding, de gesprekstechnieken, de activiteiten, de hergo en de onderlinge relatie tussen de leerling en de time-outbegeleiding bevatten indicatoren om de begeleiding nader te evalueren. Het aanbieden van verschillende activiteiten kan voor de jongeren nieuwe toekomstperspectieven openen. Zo is er dankzij de kennismaking van een jongere in time-out met speleologie een nieuwe wereld voor hem open gegaan. Niet alleen zijn de problemen op school opgelost, de time-out heeft ook een betekenis gekregen in de ruimere omgeving van de jongere zelf.
Een ander thema peilt naar de onderlinge relatie, communicatie en samenwerking tussen alle betrokken partijen: leerling, school, ouders, CLB en time-outbegeleiding. Een goede samenwerking verhoogt het rendement en de slaagkansen van een time-out.
De nodige aandacht is ook uitgegaan naar de gedragingen en het welbevinden van de leerling in de klasgroep evenals naar de sociale relaties die de leerling tot stand brengt. Bij het competent samenwerken gaat het om het constructief bijdragen aan samenwerkingssituaties, zodat men kan spreken van een harmonieus klasklimaat. Een eerste onderzoek heeft alvast duidelijk gemaakt dat het werken met klasgroepen de onderlinge relaties tussen leerlingen onderling zou bevorderen. Een aangename sfeer in de klas zorgt voor gemotiveerde leerlingen en voor gemotiveerde leerkrachten.
Een time-out kan ook zinvol zijn wanneer de leerling toch uit school is verwijderd. Het is uitermate belangrijk dat men bij het opzetten van een onderzoek naar het effect van een time-out bij de jongere niet enkel en alleen rekening houdt met de al of niet verwijdering van een leerling uit de school, maar dat men getuigt van inzicht in probleemgedrag en conflictsituaties. Een kwalitatieve evaluatie zorgt niet alleen voor een begripvoller omgaan met de jongeren, maar biedt tevens meer mogelijkheden om efficiënter op te treden.
Positieve en negatieve elementen die een time-out opgeleverd hebben mogen niet verloren gaan. Elk gunstig resultaat levert een bijdrage aan het opheffen van de maatschappelijke kwetsbaarheid van de jongeren en biedt tevens meer mogelijkheden naar een uitbouw van hun toekomst.
Boeken:
AMERICAN PSYCHIATRIC ASSOCIATION, Diagnostic and statistical manual of mental disorders, Fourth Edition. Washington DC, American Psychiatric association, 1994
BRINKMAN, J., voor de verandering. Een praktische inleiding in de agogische theorie.3de druk, Groningen/Houten, Wolters-Noordhoff, 2004, 312.
RUIKES, T., Ervaren en leren.Theorie en praktijk van ervaringsleren voor jeugdhulpverlening; jeugdbescherming en jeugdwerk. Utrecht, SWP, 2000, 237 blz.
VAN GENNEP, A.T.G., e.a., (red), Inleiding tot de orthopedagogiek. 3de herziene druk, Meppel, Druk Boompers drukkerijen, 1983, 166 blz.
VAN MULLIGEN, W., GIELES, P. en NIEUWENBROEK, A., Over contextuele leerlingbegeleiding. Tussen thuis en school, 5de druk, Leuven, Uitgeverij Acco, 2006, 160 blz.
VAN ESBROECK, R., Leerlingenbegeleiding. Beschouwingen bij een model van leerlingenbegeleiding, Diegem, Kluwer Editorial, 1996, afl. 17 (juni 1996) , p. 49-72, p. 135-136.
VERHOEVEN, N., Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs. Boom, 2007, blz. 284-285.
VLOR, Onderwijskansen voor jongeren met gedrags- en emotionele problemen. Antwerpen, Garant-Uitgevers, 2005, blz. 203-206
Tijdschriften:
DE MEY, W. en DEVEUGELE M., Omgaan met probleemgedrag binnen het basisonderwijs. Caleidoscoop, nr. 3, 2001, blz. 24-27.
VETTENBURG, N., DECEUR E., DECRAENE S., Evaluatie time-outprojecten in Vlaanderen. Welwijs, jrg 16, nr. 4, 2005, blz. 15-16
Cursussen:
DE RYCKER, R., schoolpsychologie, les, Oostende, Hogeschool West-Vlaanderen departement Vesalius-HISS, oktober 2006
Internet:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Interactionisme
http://www.ond.vlaanderen.be/nieuws/2006/0517-time-out.htm
LOUWE, J., Over gebaande PADen? De effectiviteit van een stimuleringsprogramma voor de sociaal-emotionele ontwikkeling, internet, (27 december 2006).
Onderwijs en Vorming, internet, 2 januari 2007.
VETTENBURG, N., VANDEWIELE B., Beschrijving van een experiment 2001-2003.internet, Leuven, Majong VZW, 2003, 116 blz.
VETTENBURG, N., VANDEWIELE B., Time-outprojecten met schoolvervangende programma's. Beschrijving van een experiment 2001-2003. internet, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 2003.
ZANDBERG, T., Jeugdzorg en onderwijs; (g)een paar apart, internet, (27 december 2006)