Orpheus: de schutspatroon aller schrijvers
De Orpheusmythe in het werk van Harry Mulisch
Griekenland, de achtste eeuw voor Christus. In de ruwe landstreek Thracië woont een zanger die tot ver buiten de grenzen van die regio bekend is. Orpheus is zijn naam, en de mensen zeggen dat hij zo mooi op zijn lier speelt dat alle dieren naar hem komen luisteren en zelfs de stenen bewegen. Ze fluisteren ook dat hij zichzelf niet meer is na de dood van zijn vrouw, de mooie bosnimf Eurydice, en dat hij iets van plan is. Als Orpheus jaren later gestorven is, doet een merkwaardig verhaal over hem nog steeds de ronde. Hij zou afgedaald zijn in het schimmenrijk Hades om zijn Eurydice terug te halen. De goden van de onderwereld en alle gestorvenen zouden naar zijn smekende liederen geluisterd hebben. De goden huilden en gaven Orpheus de toestemming zijn vrouw terug mee te nemen. Er was wel één voorwaarde: Hij mocht niet achterom kijken tot het daglicht bereikt was. Orpheus voerde zijn nimf mee naar boven. Hij was echter zo bezorgd om zijn mooie geliefde dat hij het niet kon nalaten achterom te kijken. Drie donderslagen weerklonken en Orpheus moest toezien hoe zijn Eurydice de duisternis ingezogen werd. Enkele inwoners van de gure bergstreken in het noorden beweren dat zij Orpheus in de jaren die volgden daar hebben zien rondzwerven. Hij zong de hele dag klaagliederen over zijn gestorven nimf en kon door geen enkele vrouw nog bekoord worden. Zo wekte hij echter de jaloezie op van de Cycoonse vrouwen, een bende wilde aanbidsters van de wijngod Dyonisus die hun oog op de mooie zanger hadden laten vallen. Zij zouden hem verscheurd hebben tijdens een nachtelijke offergang en zouden zijn ledematen over de velden verspreid hebben. Men zegt dat het hoofd van Orpheus op een rivier wegdreef richting zee, terwijl het jammerend in de wind nog steeds Eurydices naam riep...
Al eeuwenlang worden schrijvers, beeldhouwers, schilders en dichter gefascineerd door Orpheus' verhaal. Ovidius en Vergilius schreven klassieke versies van de mythe neer, de middeleeuwse Christelijke allegoristen zien hem als een voorafspiegeling van Jezus en verscheidene componisten schrijven grootse opera's over hem. Eén van die talrijke bewonderaars is Harry Mulisch, die Orpheus promoveerde tot de schutspatroon van alle schrijvers. Een studie van enkele van zijn romans bracht aan het licht waarom Mulisch zich zo interesseert voor de eeuwenoude Griekse held.
In de korte roman Het zwarte licht uit 1957 besluit de vereenzaamde beiaardspeler Maurits Akelei om een verjaardagsfeest te geven voor al zijn vrienden. Op zich doet dat gegeven geen heropvoering van eeuwenoude mythen vermoeden, en de namen van Orpheus en Eurydice worden nooit vermeld. Mulisch pakt het echter subtiel aan. Zo zijn zowel Akelei als Orpheus kunstenaar, en beiden hebben ze hun geliefde verloren: Akeleis jeugdvriendin Marjolein pleegde zelfmoord nadat haar vriend haar op een studentenfeestje met een andere jongen betrapt had. Akelei speelt op de dag van zijn verjaardag op de beiaard zoals hij nog nooit gedaan had: de hele stad houdt zijn adem in en luistert, zoals ook de hele onderwereld in stilte verviel voor het spel van Orpheus achtentwintig eeuwen vroeger. Na Akelei's spel breekt het einde der tijden aan; Akelei is het enige personage dat gered wordt en het eeuwige leven krijgt. Zo slaagt hij er net als zijn Griekse tegenhanger in om de dood te overwinnen.
Eén van Mulisch' bekendste romans, Twee vrouwen uit 1975, blijkt ook meer met de Orpheusmythe te maken te hebben dan op het eerste gezicht te vermoeden is. De roman verhaalt het verloop van de relatie tussen de vijfendertigjarige Laura en de twintigjarige Sylvia.Laura ontmoet haar vijf jaar nadat haar scheiding van Alfred. Hun huwelijk liep stuk omdat Laura onvruchtbaar bleek. De relatie met Sylvia gaat aanvankelijk van een leien dakje; al vanaf de eerste dag woont het koppel samen. Naarmate de tijd verstrijkt gaat Sylvia zich echter steeds meer afstandelijk gedragen, totdat ze op een dag verdwenen is. Laura verneemt dat zij haar intrek genomen heeft bij haar voormalige echtgenoot Alfred. Maanden later staat Sylvia plots opnieuw voor Laura's deur, zwanger: zij was enkel in de affaire met Alfred gestapt omdat zij Laura een kind wilde schenken. Laura's geluk is echter van korte duur: de volgende dag verneemt zij op haar werk dat Alfred die ochtend Sylvia bezocht heeft en haar met drie schoten gedood heeft. Radeloos vertrekt Laura op een zwerftocht naar Frankrijk. Het boek eindigt met de suggestie dat ze zelfmoord pleegt in een hotel in Avignon: “Loodrecht onder mijn raam gaapt het gat als een wachtend graf. Ik kan eerder beneden zijn dan de echo van mijn schreeuw terug is.” Ook Laura is een Orpheusfiguur; haar geliefde Sylvia is haar Eurydice. Net als de nimf verwijnt zij uit Laura's leven, waarna deze haar tot leven probeert te wekken: overal zoekt Laura naar Sylvia, tot ze haar vindt in een onderwerelds hotelletje aan de Amstel, de tegenhanger van de Griekse onderwereldrivier Styx. De hereniging van de geliefden is ook in Twee vrouwen van korte duur: de dag na haar terugkomst vertrekt Sylvia al voor eeuwig naar het schimmenrijk. Net als Orpheus onderneemt Laura daarop een zwerftocht, die ten slotte ook eindigt met haar dood.
Ten slotte is er nog De procedure uit 1998. Dat boek gaat over het leven van Victor Werker, een wetenschapper die erin geslaagd is om als eerste ter wereld op een artificiële manier leven te scheppen. In zijn persoonlijke leven heeft hij echter minder geluk: zijn vriendin Clara had een miskraam, waarna Clara hem verlaat. Victor kan haar niet vergeten, en hij schrijft haar lange brieven om haar te overtuigen bij hem terug te komen. We kunnen in Victor een Orpheus herkennen en in Clara en de gestorven foetus twee Eurydice's. Net als Eurydice keert Clara niet terug naar haar geliefde. Victor reist na het verlies van Clara voor zijn beroep de hele wereld rond, zoals Orpheus ging rondzwerven in Griekenland. Ten slotte sterft ook Victor: twee anonieme mannen vermoorden hem zonder duidelijk motief voor de deur van zijn appartement in Amsterdam. Net als Orpheus, van wie het afgehakte hoofd nog bleef klagen, bereikt ook Victor echter een vorm van onsterfelijkheid: voor zijn ogen speelt zijn leven zich opnieuw en opnieuw af.
Het is duidelijk dat Mulisch in zijn romans vaak zinspeelt op de Orpheusmythe. Maar, kunnen we ons afvragen, waarom voert Mulisch deze mythe steeds opnieuw ten tonele? Verwijzingen naar mythen in literaire werken betekenen op zich immers niets als ze niet op de één of andere manier aansluiten bij de thematiek van de auteur. Het kernthema van Mulisch' oeuvre is de tijd, en meer bepaald de onverbiddelijke lineaire voortgang van de tijd en de onmacht van de mens om daar iets aan te veranderen. Vanuit deze optiek interpreteert hij ook de Orpheusmythe: Orpheus' poging om Eurydice tot leven te wekken is een gevecht tegen de tijd die iedereen naar zijn dood voert. De Orpheus-figuren in Mulisch' romans strijden voor hetzelfde doel: Akelei uit Het zwarte licht wil de tijd terugdraaien naar toen hij nog jong was, en maakt op het einde van de roman het einde der tijden mee. Laura uit Twee vrouwen wil kost wat het kost de tijd overwinnen door een kind op de wereld te zetten. Ten slotte is ook Victor uit De procedure met de tijd begaan: Door zelf leven te scheppen, zet hij de lineaire tijdsvoortgang op haar kop. Zo kadert de mythe van Orpheus in Mulisch' overkoepelende tijdsthematiek.
Volgens Mulisch is zijn oeuvre “één groot organisme, waarin elk onderdeel met alle andere verbonden is door ontelbare draden, zenuwen, spieren, strengen en kanalen”. De mythe van Orpheus is één van deze draden. Ze kan ons doorheen het labyrinth van Mulisch' romans leiden naar de kernthematiek van de auteur om ons zo in staat te stellen om het werk van één van de grootste Nederlandse schrijvers van de 20ste eeuw beter te begrijpen. Misschien kunnen we op onze tocht een verloren Eurydice naar het daglicht voeren.
Anbeek, Ton. “Harry Mulisch – De Procedure”. Lexicon van literaire werken. Eds. A.G.
Anbeek van der Meijden, J. Goedegebuure, M. Janssens. Groningen: Martinus Nijhoff, 1998.
Berger, Peter. “Harry Mulisch of: de thuiskomst van Koning Oedipus”. De Vlaamsche gids: algemeen tweemaandelijkchs tijdschrift 58, No 5 (1974): 18-37.+-
Boll, Michel. “Mulisch en de onderwereld: de Orpheusmythe in het proza van Harry Mulisch”. Bzzlletin XIII (1984): 50-59.
Bonnet, Hans. “Thot”. Reallexikon der ägyptischen Religionsgeschichte. Berlin : De Gruyter, 1952: 805-812.
Claes, Paul. Echo’s echo’s: de kunst van de allusie. Amsterdam: Bezige Bij, 1988.
Claes, Paul. De gulden tak: antieke mythe en moderne literatuur. Amsterdam: Bezige Bij, 2000.
Dautzenberg, J.A. “Harry Mulisch – Het zwarte licht”. Lexicon van literaire werken. Eds. A.G. Anbeek van der Meijden, J. Goedegebuure, M. Janssens. Groningen: Martinus Nijhoff, 1998.
Decreus, Freddy (ed). Orpheus en Eurydice: een hedendaags koppel? Gent: didactica classica gandensia, 1999.
Decreus, Freddy. “Harry Mulisch en zijn Oidipous Oidipous”. Mulisch Toegesproken. Louis Andriessen, Freek de Jonge, Reinbert de Leeuw, ea. Amsterdam: Bezige Bij, 2002: 105-127.
Donner, Hein. Mulisch, naar ik veronderstel. Amsterdam: Bezige Bij, 1971.
Ector, Jef. “Mulisch over Oedipus”. Streven: cultureel maatschappelijk maandblad 57 (1989-1990): 266-268.
Friedman, John Block. Orpheus in the Middle Ages. Cambridge, Mass.: Harvard University Press., 1970.
Geysen, K. “De strijd van Oedipus en Orpheus bij Harry Mulisch”. Kleio : tijdschrift voor oude talen en antieke cultuur 24 (1994-95): 184-193.
Gielis, Sofie. “’Benodigdheden: 2 delen fantasie, 1 deel concentratie, een mespunt dood.’: De traditie van de golem in De Procedure van Harry Mulisch.” Eindverhandeling VUB. 2000-2001.
Gielis, Sofie. “'De vele spiegels kunnen je verraden' : echo's in 'De procedure' van Harry Mulisch”. Nederlandse letterkunde vol. 9 (2004), afl. 2 (juli), pag. 187-199
Goedegebuure, Jaak. Postmoderne modernisten en modernistische postmodernen : Nederlandstalige schrijvers van de twintigste eeuw herlezen. Leiden: DBNL, 2005.
Guthrie, W.K.C. Orpheus and Greek Religion. New York: W.W. Norton & Company, 1966.
Kafka, Franz. Der Prozess. Frankfurt am Main: Fischer Bücherei, 1971.
Kraaijeveld, R.A.J. “Het raadsel van de tijd en de dood”. Ons erfdeel 29 (1987): 642-651.
Kraaijeveld, R.A.J. Twee vrouwen. Apeldoorn, 1986.
Kuipers, E.G.H.J. “Hellevaart en metamorfose van Orpheus-Akelei”. De furie van het systeem: over het literaire werk van Harry Mulisch in de jaren vijftig. Amsterdam: Bezige Bij, 1988: 191-202.
Mann, Thomas. Der Tod in Venedig. Frankfurt am Main: Fischer Bücherei, 1972.
Mathijsen, Marita. Harry Mulisch: de mythische formule: dertig gesprekken, 1951-1981. Amsterdam: Bezige Bij, 1981
Meeuse, Piet. De jacht op Proteus: essays. Amsterdam: Bezige Bij, 1992.
Mesland G.M. “Mulisch' mythe van Schokland”. Argus: literair tijdschrift voor België en Nederland vol. 5 (1982-1983), afl. 25 (dec 1982): 9-17
Morel, Pascaline. “Twee vrouwen de Harry Mulisch: mythe ou réalité…lutte implacable contre le temps et la mort ou histoire d’amour mélodramatique?”. Mythe et littérature : Etudes réunies et prés. par Ernst Léonardy. Ed. Pascaline Morel. Louvain-la-Neuve : UCL. Faculté de philosophie et lettres , 1994 : 163-183.
Mulisch, Harry. Bij gelegenheid. Amsterdam: Bezige Bij, 1995.
---. De Procedure. Amsterdam: Bezige Bij, (eerste druk 1998) zesde druk 2001.
---. “De sprong der paarden en de zoete zee”. Alle verhalen. Amsterdam: Bezige Bij, 2000: 295-325.
---. “De terugkomst”. Alle verhalen. Amsterdam: Bezige Bij, 2000: 206-222.
---. De zuilen van Hercules. Amsterdam, Bezige Bij, 1990.
---. “Grondslagen van de mythologie van het schrijverschap”. De zuilen van Hercules. Amsterdam: Bezige Bij, 1990: 25-51.
---. Het zwarte licht. Amsterdam: Bezige Bij, (eerste druk 1956) zesentwintigste druk 2001.
---. “Leve de mythe! : essay”. Filosofie magazine vol. 5 (1996), afl. 1 (feb): 10-11
---. “Paralipomena Orphica”. Alle verhalen. Amsterdam: Bezige Bij, 2000: 621-651.
---. Oedipus als Freud: naar aanleiding van Jung. Rotterdam: Lemniscaat, 1988.
---. Twee opgravingen: Ik, Bubanik (1947). Op weg naar de mythe (1954). Amsterdam: Bezige Bij, 1994: 63-109.
---. Twee vrouwen. Amsterdam: Bezige Bij, (eerste druk 1975) tweede druk 1975.
---. Voer voor psychologen. Amsterdam: Bezige Bij, (eerste druk 1961) zestiende druk 1983.
Ovidius, Publius Naso. Metamorfoses X. 1-63, 72-85, XI 1-66. (vertaald door )
Paardt, Rudi van der. “De metaforische procedure van Mulisch”. Ons erfdeel 42.1 (1999): 107-109.
---. “Harry Mulisch – Twee vrouwen”. Lexicon van literaire werken. Eds. A.G. Anbeek van der Meijden, J. Goedegebuure, M. Janssens. Groningen: Martinus Nijhoff, 1989.
---. Het lied van Orpheus: de antieke hellevaart in de moderne Nederlandse literatuur. Amsterdam: Bezige Bij, 2003.
---. “Twee vrouwen en de Orpheus-traditie”. Mulisch Toegesproken. Louis Andriessen, Freek de Jonge, Reinbert de Leeuw, ea. Amsterdam: Bezige Bij, 2002: 150-167.
Reitsma, Henri. “De Procedure van Harry Mulisch”. Postmodernisme in literatuur: Artikelen aangeboden bij het afscheid van Elrud Ibsch. Ed. S. Turnhout. Amsterdam: De Nijvr’re Mier, 2000: 51-65.
Sanders, Josephine. “De Procedure”. Postmodernisme in literatuur: Artikelen aangeboden bij het afscheid van Elrud Ibsch. Ed. S. Turnhout. Amsterdam: De Nijvr’re Mier, 2000: 66-72.
Segal, Charles. Orpheus: the myth of the poet. Baltimore, Md: Johns Hopkins University Press, 1993.
Strauss, W.A. Descent and Return: The Orphic theme in modern literature. Cambridge, Massachusetts: Harvard University Press, 1971.
Vervaeck, Bart. “Het monster van de melancholie: de nieuwe Mulisch”. Dietsche W
arande en Belfort 144, No 1 (1999): 108-113.
Vervaeck, Bart. “Jeroen Brouwers en de dood van de literatuur”. Het literair klimaat 1986-1992. Nicolaas Matsier e.a. (red). Amsterdam: De Bezige Bij, 1993: 259-272.
---. “Oedipus, een hel op drie poten”. Peilingen: teksten over proza, poëzie en podiumkunsten: ter nagedachtenis van Dina Hellemans. Eds. Johan Callens, Ronald Geerts e.a. Brussel: VUBPress, 1999: 239-258.
---. “Scheppen en opscheppen: het werk van Harry Mulisch”. Bzzlletin 29 (1999-2000): 3-16.
Weisberger, Jean. “De versierde Mens”. Proefvlucht in de romanruimte. Amsterdam: Atheneum, 1974: 123-147.
Wilderode, Anton van. Het boerenboek Georgica : Publius Vergilius Maro. Amsterdam: Orion, 1975.