Kerkbankverwarming

Jan Bosschaert Nick Demaecker
Persbericht

Kerkbankverwarming

Bij het bepalen van een herbestemming en het uitvoeren van soms ingrijpende en noodzakelijke restauratiewerken aan “grote volumineuze monumenten” (zoals o.a. theatergebouwen, feestzalen, kerken, musea e.a.) is het hoofdstuk verwarming in de meeste gevallen een niet evident op te lossen vraagstuk.
 
Bijna alle oude monumentale gebouwen zijn qua constructie, met hun typische bouwfysische eigenschappen, totaal verschillend van de hedendaagse bouwconcepten. Bovendien was er in de meeste van die oude gebouwen geen verwarming voorzien; hun massieve wanden zorgden vaak voor een binnenklimaat dat veel stabieler was dan het buitenklimaat.
Nieuwe hedendaagse comforteisen en nieuwe technologische mogelijkheden zetten gebruikers nogal dikwijls onder grote druk en zorgden ervoor dat menige oude monumenten voorzien werden van een verwarmingsinstallatie al dan niet geschikt en aangepast aan het gebouw. Elk van die gebouwen heeft ook zijn heel eigen specifieke kenmerken en problemen.
Vaak zorgden de niet geschikte installaties voor desastreuze gevolgen waarbij en het gebouw zelf en de aanwezige kunstvoorwerpen, meubilair, orgels, glasramen enz. grote schade opliepen. Grote, kort op elkaar volgende, temperatuur en vochtschommelingen lagen en/of liggen nog steeds aan de basis van de schadevorming.
 
Bij de “monumentenzorgers” vormt het deel “verwarming” een probleemaspect.
De laatste decennia wordt binnen monumentenzorg aan de verwarmingsproblematiek bijzonder veel aandacht besteed in de vorm van studie opzoekingswerk, overleg, filosofie, schadevaststelling, metingen, congressen enz.
In het kader van een groots opgezette restauratiecampagne aan de dekenale Sint-Martinuskerk te Aalst, werden alle restauratieaspecten, onder de loupe genomen; het deelaspect “verwarming” trok bijzondere aandacht.
De energietoevoer gebruikt voor de verwarming van de Sint-Martinuskerk, namelijk stoom onder druk, werd begin 2007 afgesloten. Er moest zo wie zo gezocht worden naar een andere oplossing. De aanwezige verwarmingsinstallatie voldeed bovendien niet aan de verwachtingen. Warmtewisselaars waren her en der verspreid over het bouwvolume. Ontsierende wandroosters en tal van leidingen (luchtkanalen, stoomleidingen ed.) doorboren het gebouw waardoor bepaalde delen moeilijk of zelfs helemaal niet toegankelijk zijn.
Het rendement was quasi nihil. De organist had steeds het gevoel in tropische gebieden te vertoeven. Ter hoogte van de gewelven heerste zelfs een subtropisch klimaat en voor de kerkgangers op de begane grond bleek een stijging van 2 à 3 °C nauwelijks waarneembaar.
 
Om voorgaande reden werd preventief een ‘werkgroep verwarming Sint-Martinuskerk’ opgericht in 2004. De problematiek kent verschillende luiken zoals o.a. hoe verwarm je best een dergelijk volume? Verwarmen of niet verwarmen? Wat met het interieur in het algemeen en wat met de kunstvoorwerpen in het bijzonder?
Bestaat er een verwarmingssysteem dat kan voldoen aan alle mogelijke criteria inzake het behoud van kunstvoorwerpen en glasramen, het niet verstoren van de archeologische ondergrond, het respect voor het esthetische uitzicht van het gebouw waarbij de gebruiker toch hedendaags comfort krijgt zonder schade aan te richten.
De werkgroep werd samengesteld uit verschillende specialisten binnen en buiten de monumentensector. Een eerste beslissing welke door de werkgroep genomen werd, was het uitwerken van een studie i.v.m. de bestaande verwarming van de Sint-Martinuskerk gekoppeld aan de warmteverliezen en hypothetische oplossingen. Bij deze studie werd medewerking verleend door de stad Aalst, Agentschap Onroerend Erfgoed (ex. M&L), VIOE, Kerkfabriek Sint-Martinus en Hogeschool Sint-Lieven-Aalst.
 
Aan de hand van de gegevens en bevindingen uit een eerste studie werd duidelijk dat verder moest worden gegaan met het uitdokteren van één of meerdere oplossingen. Na wijs beraad werd door de werkgroep geopteerd voor een studie waarbij verwarming via de zitbanken zou worden onderzocht. Het uitgangspunt is het creëren van een microklimaat waarbij weinig energie verbruikt wordt, warmtegevoel comfortabel is, en de omgeving niet wordt
belast.
 
Deze optie vindt zijn oorsprong bij toepassingen in noordelijke en centrale delen van Europa, weliswaar in kleinere kerken. Proeven en studies dienaangaande bestaan al (EU-project “Friendly Heating”) maar het type kerk en het klimaat zijn bij ons anders.
 
Uit de al opgedane kennis bij de vorige studie blijkt dat zitbanken uitermate geschikt kunnen zijn en heel wat potentiële mogelijkheden in zich dragen om te voldoen aan de gestelde eisen.
De werkgroep besliste een proefproject (verwarmde zitbanken) op te zetten.
Voor het academiejaar 2006-2007 werd opnieuw beroep gedaan op de Hogeschool Sint-Lieven-Aalst. Twee laatstejaarsstudenten waren uiterst geïnteresseerd om een dergelijk project uit te werken en als eindwerk voor te dragen tot het behalen van het diploma bachelor in de elektromechanica optie klimatisatie.
De studie en de uitwerking resulteerden in een verwarmde zitbankunit van 5 rijen met 35 zitplaatsen. De warmte-energie wordt geleverd door een warmtepomp. Waardoor men dus ook een veeel lagere stookkost bekomt. Alle resultaten staan uitvoerig vermeld in het eindwerk.
 
De goede resultaten van dit proefproject op gebied van warmtecomfort en energieverbruik mogen in geen geval een eindpunt betekenen. Het concept dient een vervolg te kennen waarbij én de techniek én de vormgeving verder verfijnd worden tot een flexibel, handig en praktisch meubilair.
Er is een toekomst weggelegd voor hedendaagse kerkbanken.
 

Bibliografie

Staat vermeld in eindwerk

Universiteit of Hogeschool
Bachelor Elektromechanica optie klimatisatie
Publicatiejaar
2007
Share this on: