The Weak Whorfian Hypothesis with regard to Gender Categorisation

Laura
Vandewynckel

Zo Gebekt, Zo Gedacht

De rol van taalverscheidenheid in de menselijke ervaring

 

Mensen hebben een natuurlijke neiging om alles in de wereld in stukjes te hakken en over vakken te verdelen. Het menselijk lichaam bijvoorbeeld bestaat uit hoofd, romp en ledematen. Onder de ledematen heb je armen en benen. Het been omvat bovenbeen, knie, onderbeen en voet. Of op een abstracter niveau: de wereld valt uiteen in mannelijk en vrouwelijk. Mannelijk is wat sterk, zwaar, hard, hoekig, enz. is, vrouwelijk roept daarentegen het idee op van licht, gevoelvol, rond, enz.               De wereld wordt mentaal herschapen tot een reuzenkabinet met schuifjes en onderschuifjes met daarin grote en kleine stukken realiteit, waarmee de mens naar hartelust kan puzzelen. Deze kabinetkast, in wetenschappelijke termen het ‘conceptueel systeem’ genoemd, maakt het mogelijk de wereld mentaal overzichtelijk te maken, maar ook bespreekbaar te maken. Niets laat de mens immers onbenoemd. Bij de manier waarop hij mentaal aan de wereld vorm geeft, speelt de taal een belangwekkende rol. Althans, zo beweerde Benjamin Lee Whorf (1956: 213): ‘we dissect nature along lines laid down by our own native language.’ Deze bewering geldt als de kerngedachte van het ‘linguïstisch relativiteitsprincipe’, later ook als Sapir-Whorf-hypothese aangeduid.

               Whorfs hypothese stelt dat sprekers van verschillende talen een verschillende manier van denken hebben. De categorieën van uw taal hebben met andere woorden een impact op de manier waarop u de wereld mentaal categoriseert. Daarmee gaat hij resoluut in tegen de universalistische visie, die sinds de Griekse oudheid opgeld maakte. De aanhanger van deze opvatting, die Whorf spottend ‘Mr. Everyman, the old school logician’ noemt, beweert dat het denken en mentale categorisatie universeel zijn en de taal slechts een secundair benoemingssysteem is van niet-talige, mentale categorieën die ofwel aangeboren, ofwel een getrouwe afspiegeling van de omringende wereld zijn.

               Naargelang de interpretatie ervan, bestaan er verschillende versies van de hypothese. Terwijl de ‘strong Whorfian hypothesis’, die stelt dat de taal het denken determineert, vandaag op veel scepsis stuit, onderschrijft huidig onderzoek in groeiende mate de geldigheid van de meer genuanceerde ‘weak Whorfian hypothesis’, die stelt dat de taal de perceptie beïnvloedt. Het onderzoek uitgevoerd in de masterscriptie heeft tot doel de ‘zwakke versie’ van Whorfs hypothese op zijn geldigheid te testen met betrekking tot categorisatie van geslachten. Er werd onderzocht of de mate waarin een taal doordrongen is van grammaticaal genus correleert met de mentale categorisatie van geslacht. Met behulp van een online psycholinguïstisch experiment werd nagegaan of sprekers van vier talen met verschillende genusmarkering (Arabisch, Frans, Engels en Nederlands) op verschillende wijze geslacht toewijzen aan referenten zonder natuurlijk geslacht, meer bepaald objecten en dieren waarbij er geen cues naar biologisch geslacht zijn.

               Indien de link tussen item en biologisch geslacht afwezig is, kan men zich afvragen wat het dan precies is dat mensen ertoe aanzet om ‘geslachtsloze’ dingen en dieren te classificeren als mannelijk of vrouwelijk. Wordt het lidmaatschap tot een van beide categorieën gemotiveerd door niet-talige culturele factoren of is het, zoals Whorf geloofde, de grammaticale categorie van het woord die de perceptuele categorisatie bepaalt?

               Om goed dit onderscheid te kunnen maken tussen de factor taal en cultuur werd een begrippenapparaat aangelegd. Sprekers van ‘gender loaded languages’ (b.v. Frans en Arabisch) hebben kennis van het ‘grammaticaal genus’. Dit wil zeggen dat in hun taal een grammaticaal genussysteem aanwezig is dat zichtbaar is in de vorm van woorden of de constructie van zinnen. Sprekers van ‘onsystematische talen’ daarentegen (b.v. Engels en Nederlands) kennen geen systematisch genussysteem. Ze wijzen een item dus niet systematisch een grammaticaal genus toe, maar ze beschikken zoals iedereen uiteraard wel over de kennis van het ‘conceptueel geslacht’. Dit laatste begrip duidt op de geslachtscategorie waaraan een bepaald object wordt toegewezen op basis van extratalige of ‘encyclopedische’ kennis. Aangezien sprekers van ‘gender loaded languages’ zowel over kennis van grammaticaal genus als conceptueel geslacht beschikken, dringt de vraag zich op welke informatiebron doorslaggevend is bij de categorisatie van items zonder natuurlijk geslacht. Een tweede vraag is of de keuze van een bepaalde informatiebron (talige dan wel culturele informatie) afhangt van de aard van de items. Zo kan worden verwacht dat hoe clichématiger de associatie van een item met een geslacht is, hoe sterker de culturele informatiebron een rol zal spelen. Een laatste vraag is of het hebben van een grammaticaal genussysteem het kiezen van een bepaald geslacht vergemakkelijkt in termen van reactiesnelheid. De reactietijd is een kwantitatieve indicator voor de inspanning die een bepaalde mentale handeling vergt.

Als antwoord op de eerste vraag toonden de resultaten van het onderzoek aan dat sprekers van de ‘gender loaded languages’ zich bij de keuze van het geslacht significant meer door het ‘grammaticale genus’ dan door de categorie ‘conceptueel geslacht’ laten leiden dan sprekers van ‘onsystematische talen’, waar de categorisatie louter gebeurt op basis van ‘conceptueel geslacht’. Hiermee werd de ‘zwakke versie’ van Whorfs hypothese gestaafd: de Franse en Arabische taalstructuur heeft een duidelijk effect op het categoriseren door de sprekers, dat bijgevolg significant verschilt van de Engelse en Nederlandstalige manier van categoriseren. 

De resultaten leverden ook bewijs voor specificaties van linguïstisch relativisme, zoals aangekaart in de tweede en derde vraag. Vooreerst werd aangetoond dat linguïstische relativiteit omgekeerd evenredig is met prototypicaliteit. Hoe minder prototypisch (d.i. clichématig de associatie van het item met een geslacht), hoe vaker een beroep wordt gedaan op de kennis van het grammaticaal geslacht, dus hoe groter het linguïstische effect op de categorisatie van het geslacht. De geslachtsstereotype keukenschort associeert 90 procent van de testpersonen met vrouwelijkheid. Als een gevolg hiervan liet slechts 25 procent van de Franstalige sprekers zich door het grammaticaal geslacht van ‘un tablier’ leiden.

Daarnaast bleek reactietijd in nauw verband te staan met enerzijds het aantal kennisbronnen beschikbaar voor de spreker en anderzijds de mate waarin deze bronnen tegensprekelijke of parallelle informatie leveren. De reactietijd was over het algemeen hoger bij de sprekers van ‘gender loaded languages’, aangezien ze twee informatiebronnen te raadplegen hebben. Wanneer deze informatiebronnen elkaar tegenspreken (bv. une voiture: grammaticaal vrouwelijk, conceptueel mannelijk) bleken de reactietijden het hoogst.

Whorfs hypothese is belangrijk omdat zij inzicht biedt in het pluralistische karakter van menselijke ervaring. Met haar respect voor talige en mentale diversiteit en creativiteit staat ze in schril contrast met het universalisme dat zweert bij één algemeen menselijke zijnswijze die onderhevig is aan één door wetenschap te achterhalen natuurwet: ‘Only if we envisage our language as merely one ‘local, parochial species’ amidst many others, just ‘one constellation in a galactic ex­panse’, our mind can be freed from its arrogance and opened to true curio­sity and mutual respect’ (Whorf. Language, Thought, and Reality, 1956: 218, 247). Een inzicht dat in het licht van de huidige Belgische communautaire problematiek en migratiepolitiek best in het achterhoofd wordt gehouden.

 

 

Bibliografie

Aristotle. 1962. On Interpretation (‘Peri hermeneias’/De interpretatione). In: Aristotle, The Categories. On Interpretation. Prior Analytics. In: Cook H.P. & H. Tredennick (eds.) London: Heinemann/Cambridge: Harvard University Press.

Audring J. 2006. Genusverlies en de betekenis van voornaamwoorden. In: Hüning, M., U. Vogl, T. van der Wouden & A. Verhagen (eds.). Nederlands tussen Duits en Engels. Han­delingen van de workshop op 30 september en 1 oktober 2005 aan de Freie Universi­tät Berlin. Leiden: Stichting Neerlandistiek Leiden, 71.

Beeston, A.F.L. 1968. Written Arabic. An approach to the basic structures. Cambridge Uni­versity Press.

Brockelmann, C. 1961. Grundriss der vergleichenden Grammatik der semitischen Sprachen I. Band: Laut-und Formenlehre. Georg Olms Verlagsbuchhandlung Hildesheim.

Beauvoir, S. de. 1952 The second sex (H.M. Parshley, trans. of Le deuxième Sexe 1949) New York: Knopf.

Bem, S.L. 1976. Probing the promise of androgyny. In: A.G. Kaplan & J.P. Bean (eds.), Beyond sex role stereotypes. Boston: Little, Brown and Company.

Bem, S.L. 1981. Gender schema theory: A cognitive account of sex-typing. Psychological Re­view 88 (4), 354-364.

Berlin, B. & P. Kay. 1969. Basic color terms: Their universality and evolution. Berkeley: University of California Press. (New edition: Menlo Park (Calif.): CSLI, 1999.)

Biber, D. & S. Conrad & G. Leech. 2002. Longman. Student Grammar of Spoken and Written English. Harlow: Pearson Education Limited.

Bloom, P. 2004. Children think before they speak. Nature 430, 410-411.

Boroditsky, L. 2001. Does Language Shape Thought?: Mandarin and English Speakers’ Con­ceptions of Time. Cognitive Psychology 43, 1-22.

Brown, R. 1976. In Memorial Tribute to Eric Lenneberg. Cognition 4, 125-153.

Brown, R. 1986. Social psychology (2nd edition) New York: Free Press.

Bruce, V., P.R Green & M.A. Georgeson. 2003.  Visual perception: Physiology, psychology and ecology. (4th ed.) Hove: Psychology Press.

Campbell, B.G. 1967. Human Evolution. An introduction to Man’s adaptations. Second edi­tion. Chicago.

Campos, J. et al. 2000. Travel broadens the mind. Infancy 1, 149–219

Chen, Jenn-Yeu. 2007. Do Chinese and English speakers think about time differently? Failure of replicating Boroditsky (2001). Cognition 104, 427-436.

Choi, S., L. McDonough, M. Bowerman & J.M. Mandler. 1999. Early Sensitivity to Langua­ge-Specific Spatial Categories in English and Korean. Cognitive Development 14, 241-268.

Clarke, M.A., A. Losoff, M.Dickenson McCracken & J.Still. 1981. Gender perception in Arabic and English. Language Learning 31, 159-169.

Clarke, M.A, A. Losoff, M. McCracken & D. Rood. 1984. Linguistic relativity and sex/gen­der studies: Epistemological and methodological considerations. Language Learning 34, 47-67.

Coseriu, E. 2000. Structural semantics and “cognitive” semantics. Logos and Language I: 1, 19-42.

Davidoff, J. 2001. Language and perceptual categorization. Trends in Cognitive Science 5, 382-387.

De Lathauwer, S. 1990. De tussentaal in Oost-Vlaanderen : morfologie, syntaxis en woordenschat.  Dissertatie lic. Germaanse filologie. Universiteit Gent: s.n.

De Vogelaer, G. 2006. Pronominaal genus bij ‘Zuid-Nederlandse’ taalverwervers: grammaticaal of semantisch systeem? In: Hüning, M., U. Vogl, T. van der Wouden & A. Verhagen (eds.). Nederlands tussen Duits en Engels. Han­delingen van de workshop op 30 september en 1 oktober 2005 aan de Freie Universi­tät Berlin. Leiden: Stichting Neerlandistiek Leiden, 71.

Devos, F., R. De Muynck & M. Van Herreweghe. 1991. Nederlands, Frans, Engels in Con­trast, 1. De nominale constituent. Leuven: Peeters.

Devos, M. & R. Vandekerckhove. 2005. Taal in stad en land – West-Vlaams. Tielt: Uitgeverij Lannoo.

Dixon, R.M.W. 1980. The languages of Australia. Cambridge: Cambridge University Press.

Everaert, Stijn. 1998. De opmars van tussentaal : een onderzoek naar registervariatie bij de openbare omroep. Dissertatie lic. Germaanse filologie. Universiteit Gent: s.n. 

Eysenck, M.W. & M.T. Keane. 2005. Cognitive Psychology, A student’s Handbook 5th ed. Hove & New York: Psychology Press.

Ferro-Luzzi, G.E. 1986. Language, Thought, and Tamil Verbal Humor. Current Anthropolo­gy 27: 3, 265.

Fodor, J., T.G. Bever & M.F. Garret. 1974. The psychology of language. New York: McGraw-Hill.

Foley, M. & D. Hall. 2003. Longman. Advanced Learners’ Grammar. A self-study reference & practice book with answers. Harlow: Pearson Education Limited.

Geeraerts, D., A. Penne & V. Vanswegenoven. 2000. Thuis-taal en Familie-taal: Taalgebruik in Vlaamse soaps. In: Gillis et al. Met taal om de tuin geleid. Opstellen voor George De Schutter. Antwerpen. 162-63

Gipper, H. 1969. Bausteine zur Sprachinhaltsforschung. Neuere Sprachbetrachtung im Aus­tausch mit Geistes- und Naturwissenschaft. Düsseldorf: Schwann. (1st edition 1963)

Gipper, H. 1972. Gibt es ein sprachliches Relativitätsprinzip? Untersuchungen zur Sapir-Whorf-Hypothese. Frankfurt: Fischer.

Greenough, W. et al. 1988. Experience and brain development. Child Development 58, 539-559

Grevisse, M. & A. Goosse. 2007. Grevisse. Langue française. Le bon usage. Grammaire française. 14e édition. De Boeck: Duculot.

Guiora, A.Z. & W.R. Acton. 1979. Personality and language behaviour: a restatement. Lan­guage Learning 29, 193-204.

Gumperz, J.J. & S.C. Levinson. 1997. Rethinking linguistic relativity. Cambridge: Cambridge University Press.

Haeringen, C.B. van. 1956. Nederlands tussen Duits en Engels. Den Haag: Servire.

Haugh, S.S., C.D. Hoffman & G. Cowan. 1980. The eye of the very young beholder: Sex typing of infants by young children. Child development 51, 598-600.

Humboldt, Wilhelm von. 1820. Über das vergleichende Sprachstudium in Beziehung auf die verschiedenen Epochen der Sprachentwicklung. In: W. von Humboldt: Gesammelte Schriften. Herausgegeben von der Königlichen Preussischen Akademie der Wissen­schaf­ten, A. Leitzmann u.a. (Hg.). Berlin: B. Behr (Repr. Berlin: Walter de Gruyter, 1967-1968), Vol. IV, 1-35.

Humboldt, Wilhelm von. 1827. Über den Dualis. In: W. von Humboldt: Gesammelte Schrif­ten. Herausgegeben von der Königlichen Preussischen Akademie der Wissen­schaf­ten, A. Leitzmann u.a. (Hg.). Berlin: B. Behr (Repr. Berlin: Walter de Gruyter, 1967-1968), Vol. VI, 4-30.

Humboldt, Wilhelm von. 1830-1835. Über die Verschiedenheit des menschli­chen Sprach­baues. In: W. von Humboldt: Gesammelte Schriften. Herausgegeben von der Königlichen Preussischen Akademie der Wissenschaften, A. Leitzmann u.a. (Hg.). Berlin: B. Behr (Repr. Berlin: Walter de Gruyter, 1967-1968), Vol. VII, 1-344.

Hüning, M., U. Vogl, T. van der Wouden & A. Verhagen (eds.). 2006. Nederlands tussen Duits en Engels. Handelingen van de workshop op 30 september en 1 oktober 2005 aan de Freie Universität Berlin. Leiden: Stichting Neerlandistiek Leiden.

Hunt, E. & F. Agnoli. 1991. The Whorfian hypothesis: a cognitive psychological perspective. Pychological Review 98, 377-389.

Jakobson, R. 1985. Selected Writings. Vol. VII: Contributions to Comparative Morphology. Studies in Linguistics and Philology, 1972-1982. Berlin, New York, Amsterdam: Mouton.

January, D. & E. Kako. 2007. Re-evaluating evidence for linguistic relativity: Reply to Boroditsky (2001). Cognition 104, 417-426.

Joseph, J.E. 1996. The Immediate Sources of the ‘Sapir-Whorf Hypothesis’. Historiographia Linguistica 23:3, 365-404.

Joseph, J.E. 2002. From Whitney to Chomsky: Essays in the History of American Linguistics. (Studies in the History of the Language Sciences Series, 103) Amsterdam/Phila­delphia: John Benjamins.

Kay, P. 2001. Linguistics of Color Terms. In: Smelser N. & P. Baltes (eds.) International Encyclopedia of the Social and Behavioral Sciences. Vol 20. Oxford: Elsevier Science.

Kay, P. & W. Kempton. 1984. What Is the Sapir-Whorf Hypothesis? American Anthropo­logist 86, 65-79.

Kohlberg, L. 1966. A cognitive-developmental analysis of children’s sex-role concepts and attitudes. In: E.E. Maccoby (ed.) The development of sex differences. Stanford CA: Stan­ford University Press.

Kronenfeld, D.B. 2000. Collective tools for individual use. In: Pütz M. & M.H. Verspoor (eds.) Explorations in Linguistic relativity. Amsterdam/Philadelphia: John Benjamins Publishing Company.

Lakoff, G. 1987. Women, Fire, and Dangerous Things. What Categories Reveal about the Mind. Chicago, IL: The University of Chicago Press.

Lakoff, G. & M. Johnson. 1980. Metaphors we live by. Chicago: The University of Chicago Press.

Langacker R.W. 1986. An Introduction to Cognitive Grammar. Cognitive Science 10, 1-40.

Lee P. 1991. Whorf’s Hopi tensors: subtle articulators in the language/thought nexus? Cogni­tive Linguististics 2(2),123-147

Leinbach, M.D., B.E. Hort & B.I. Fagot. 1997. Bears Are for Boys: Metaphorical Associa­tions in Young Children’s Gender Stereotypes. Cognitive Development 12, 107-130.

Levinson S.C., S. Kita, D.B.M. Haun & G.H. Rasch. 2002. Returning the tables: language affects spatial reasoning. Cognition 84, 155-188.

Li, P. & L. Gleitman. 2002. Turning the tables: language and spatial reasoning. Cognition 83, 265-294.

Loftus, E. F. & J. C. Palmer. 1974. Reconstruction of automobile destruction: An example of the interaction between language and memory. Journal of Verbal Learning and Verbal Behavior 13, 585-589.

Lucy, J.A. & R.A. Shweder. 1979. Whorf and His Critics: Linguistic and Nonlinguistic In­fluences on Color Memory. American Anthropologist, New Series 81, 581-615.

Lucy, J.A. 1992a. Language Diversity and Thought: A reformulation of the linguistic re­lativity hypothesis. Cambridge University Press.

Lucy J.A. 1992b. Grammatical categories and cognition. A case study of the linguistic relativity hypothesis. Cambridge: Cambridge University Press.

Lucy, J.A. 2001. Sapir–Whorf Hypothesis. In: Smelser N. & P. Baltes (eds.) International Encyclopedia of the Social and Behavioral Sciences. Vol. 20. Oxford: Elsevier Science.

Malt, B. C. & E. C. Johnson. 1998. Artefact category membership and the intentional-historical theory. Cognition 66, 79–85.

Marr, D. & K. Nishihara. 1978. Representation and recognition of the special organisation of three-dimensional shapes. Philosophical Transactions of the Royal Society, Series B, 269-294.

Mullen, M.K. 1990. Children’s classifications of nature and artefact pictures into female and male categories. Sex roles 23, 577-587.

Newcombe, N.S. & D.H. Uttal. Whorf versus Socrates, round 10. Trends in Cognitive Sciences 10: 9, 394-395.

Ogden, C.K. & I.A. Richards. 1923. The Meaning of Meaning: A study of the influence of language upon thought and of the science of symbolism. London: Methuen; New York: Harcourt, Brace & Co.

Ooms, M. & J. Van Keymeulen. 2005. Taal in stad en land – Vlaams-Brabants en Antwerps.

Tielt: Uitgeverij Lannoo.

Osgood, C.E. 1952. The nature and measurement of meaning. Psychological Bulletin 49:3, 197-237.

Osgood, C.E. 1960. The cross-cultural generality of visual-verbal synesthetic tendencies. Be­havioral Science 5, 146-169.

Pederson E., E. Danziger, D. Wilkins, S. Levinson, S.Kita & G. Senft. 1998. Semantic Typo­logy and Spatial Conceptualization. Language 74: 3, 557-589.

Pérez-Pereira, M. 1991. The acquisition of gender: what Spanish children tell us. Journal of Child Language 18, 571-590.

Pinker, S. 1994. The Language Instinct. The New Science of Language and Mind. London: Allen Lane.

Pinker, S. 1997. How the mind works. New York: WW Norton.

Pütz M. & M.H. Verspoor (eds.) 2000. Explorations in Linguistic relativity. Amsterdam/ Phil­adelphia: John Benjamins Publishing Company.

Quine, W.V.O. 1966. The Ways of Paradox and Other Essays. New York: Random House.

Roberson, D., I. Davies & J. Davidoff. 2000. Colour categories are not universal: Replications and new evidence from a Stone-age culture. Journal of Experimental Psychology: General 129, 369-398.

Roberson, D., J. Davidoff & L. Shapiro. 2002. Squaring the circle: The cultural relativity of good shape. Journal of Cognition and Culture 2, 29–53.

Roberson, D., J. Davidoff, I.R.L. Davies & L. Shapiro. 2005. Color categories: Evidence for the cultural relativity hypothesis. Cognitive Psychology 50, 378-411.

Rosch (Heider), E.R. 1972a. Probabilities, Sampling, and Ethnographic Method: The Case of Dani Colour Names. Man, New Series 7: 3, 448-466.

Rosch (Heider), E. 1972b. Universals in color naming and memory. Journal of Experimental Psychology 93, 10-20.

Rosch, E. 1973. On the internal structure of perceptual and semantic categorisation. In T. E. Moore (Ed.), Cognitive development and the acquisition of language. New York: Aca­demic Press.

Rosch (Heider), E.R. & D.C. Olivier. 1972. The structure of the color space in naming and memory for two languages. Cognitive Psychology 3, 337-354.

Safarjan, P.T. 1980. Sex stereotypes as natural language categories. Unpublished doctoral dissertation, Rutgers University.

Sapir, E. 1929. The Status of Linguistics as a Science. Language 5: 4, 207-214.

Sapir, E. & M. Swadesh. 1946. American Indian Grammatical Categories. Word 2, 103-112.

Schulz, Eckehard. 2004. A Student Grammar of Modern Standard Arabic. Cambridge University Press.

Schooler, J. W., & T. Y. Engstler-Schooler. 1990. Verbal overshadowing of visual memories: Some things are better left unsaid. Cognitive Psychology 22, 36-71.

Sera, M. D., C. Elieff, J. Forbes, M.C. Burch, W. Rodriguez & D. P. Dubois. 2002. When language affects cognition and when it does not: An analysis of grammatical gender and classiffication. Journal of Experimental Psychology: General 131, 377-397.

Steiner, G. 1975. After Babel: Aspects of Language and Translation. London: Oxford

University Press.

Steinthal, H. 1848. Die Sprachwissenschaft W. von Humboldts und die Hegel’sche Philosophie. Berlin.

Taeldeman, J., M. Devos & J. De Caluwe. 2001. Het taallandschap in Vlaanderen. Gent:  Academia press.

Taylor, John R. 1999. Cognitive Semantics and Strutural Semantics. In: Blank A & P. Koch. Historical Semantics and Congition. Berlin-New York: Mouton de Gruyter.

Thelen, Esther, Schöner, Gregor, Scheier, Christian, Smith, Linda B. 2001. The dynamics of embodiment: a field theory of infant perseverative reaching. Behavioral and Brain Scien­ces 24 (1), 1–34.

Trabant, J. 2000. How Relativistic are Humboldt’s “Weltansichten”? In: Pütz M. & M.H. Verspoor (eds.) Explorations in Linguistic relativity. Amsterdam/ Philadelphia: John Benjamins Publishing Company.

Van der Gucht, F, K. Willems & L. De Cuypere. 2007. The iconicity of embodied meaning. Polysemy of spatial prepositions in the cognitive framework. Language Sciences 29, 733-754.

Van Laere, A. 2003. Tussentaalelementen in de taal van Vlaamse politici. Dissertatie lic. Germaanse filologie. Universiteit Gent: s.n.

Whorf, B.J. 1956. Language, thought and reality. Selected writings of Benjamin Lee Whorf. Cambridge, Massachusetts: The M.I.T. Press.

Winner, E. 1988. The point of words. Cambridge, MA: Harvard University Press.

Woolf, V. 1927. To the lighthouse. New York: Harcourt, Brace & World.

 

Websites

 

Darnell, R. &  J. T. Irvine (s.d.) “National academy of sciences: Biographical memoirs: Edward Sapir.” URL= <http://books.nap.edu/readingroom/books/biomems/esapir.html&gt; (consulted December 9th, 2007).

Kemmer, S. 2007. „About Cognitive Linguistics. Historical Background.” URL= <http://www.cognitivelinguistics.org/cl.shtml&gt; (consulted March 26th 2008)

Kihm, A. 2002. “What's in a Noun: Noun Classes, Gender, and Nounness. Ms., Laboratoire de Linguistique Formelle.” URL= <http://www.llf.cnrs.fr/Gens/Kihm/p8talk.pdf&gt; (consulted January 15th, 2008)

Mueller-Vollmer, K. 2007. "Wilhelm von Humboldt", The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Spring 2007 Edition), Edward N. Zalta (ed.), URL= <http://plato.stan­ford.edu/archives/spr2007/entries/wilhelm-humboldt/> (consulted January 16th, 2008)

Ronzheimer, M. 1999. „Alexander von Humboldt. His Past and his Present. Festvortrag von Wolf Lepenies auf der Jahrestagung der Alexander von Humboldt-Stiftung. Haus der Kulturen der Welt, Berlin, 31.“ URL= < http://www.berlinews.de/archiv/432.shtml&gt; (consulted March 14, 2008)

Swoyer, C. 2003. "Relativism", The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Spring 2003 Edition), Edward N. Zalta (ed.), URL= <http://plato.stanford.edu/archives/spr2003/en­tries/relativism/> (consulted February 21st, 2008)

Yee N. (s.d.) “What Whorf really said.” URL= <http://www.nickyee.com/ponder/whorf.html (consulted December 11th, 2007).