Doorgroeimogelijkheden van Vlaamse semi-professionele popmuzikanten door de versterking van de Vlaamse popmuzieksector in het binnen- en het buitenland

Chloë
Nols

 

Nols Chloë

Beeld je in. Je bent een jonge popmuzikant met een enorme drang om van je passie je beroep te maken. Je staat al met één been in het professionele veld, maar hoe meer je je in dat veld begeeft, hoe meer het op een ondoordringbaar landschap gaat lijken. Er hebben zich immers zware aardbevingen voorgedaan, waardoor het landschap grondig veranderde en opnieuw in kaart moet worden gebracht. Je komt tal van avonturiers tegen, die allemaal zoeken naar schaarse overlevingsmiddelen om hun doel te bereiken. Je zoekt een kompas dat de weg kan wijzen, maar je stoot op hindernissen en raadsels. Voor je het weet, zit je vast. De weg die je moet afleggen is lang, verloopt moeizaam en is onvoorspelbaar.

 

Jonge Vlaamse popmuzikanten hebben het moeilijk om hun carrière op te starten en op lange termijn uit te bouwen. De verschillende soorten investeringen die ze moeten doen, binnen een veranderd en vernauwd muzikaal landschap, zijn zwaar en wegen op hun doorgroeimogelijkheden. De Vlaamse popmuzieksector dreigt daardoor stil te vallen. Popmuziek is echter een belangrijke culturele ontspanningsvorm en biedt heel wat mogelijkheden inzake nieuwe werkfuncties, internationale uitstraling en export. Gelukkig probeert de Vlaamse popmuzieksector het probleem, geschaard achter het Muziekmanifest dat op 18 maart 2010 in het Vlaamse Parlement voorgesteld werd, vanuit een internationaal perspectief op te lossen.

 

Aardverschuivingen

 

De Vlaamse popmuzieksector is de laatste tien jaar door tal van verschuivingen ingrijpend veranderd. Technologische vernieuwingen, cultuurbeleidsmatige stimuli en socio-economische ontwikkelingen hebben enerzijds heel veel mogelijkheden geschapen, maar brachten anderzijds een heleboel moeilijkheden met zich mee. De sector staat voor verschillende uitdagingen, waarop ze niet altijd een pasklaar antwoord heeft.

 

Eén van de boeiendste spanningsverhoudingen is erin gelegen dat jonge, Vlaamse popmuzikanten meer dan ooit de mogelijkheid hebben om tot een professioneel niveau door te stoten, maar tegelijkertijd, door de keerzijde van de mogelijkheden, juist minder dan ooit tot dat professionele niveau doorgroeien. Door de vele kansen is er een brede instroom aan muzikanten, maar door een aantal bedreigingen is er een moeilijke doorgroei naar de top.

 

De digitaliseringstechnologie bijvoorbeeld biedt zowel voor- als nadelen. De digitale ontwikkelingen maken het immers mogelijk dat popmuzikanten hun songs zelf – met hun laptop – opnemen, om ze vervolgens zelf – via het internet – te verspreiden. Door die drempelverlaging groeit het aantal muzikanten: ze geraken op eigen houtje veel verder en lijken de industrie niet meer nodig te hebben. Dezelfde digitale vernuftigheden hebben er echter ook toe geleid dat heel veel digitale muziekbestanden illegaal verspreid werden. Met als gevolg dat de platenverkoop en dus de middelen van de muziekindustrie daalde(n). Daardoor investeerde die industrie steeds minder in het gegroeide aanbod aan nieuw talent, wegens het risico dat ze haar investering niet zou terugverdienen.

 

Onbekend terrein

 

Omdat de Vlaamse popmuzieksector niet meteen een antwoord kan geven op de spanningsverhoudingen, heb ik besloten om het veld in te trekken. Via een kwalitatief onderzoek peilde ik naar de ervaringen en visies van jonge popmuzikanten enerzijds en van een aantal deskundige sectoractoren anderzijds.

 

De focus lag daarbij op het ‘alternatieve’ popmuziekgenre, dat een zeker commercieel doeleinde heeft, maar dat er eveneens voor kiest om af te wijken van hapklare popformules en zoekt naar een ‘andere’ sound. Omdat het beschouwd wordt als een commercieel kwetsbaar, maar erg waardevol genre, komt het steeds vaker in het beeld van het Vlaamse cultuurbeleid.

 

In kaart gebracht

 

Uit de veldanalyse blijkt dat Vlaamse popmuzikanten over een uniek profiel beschikken, dat sterk genoeg is om tot de muzieksector te kunnen doordringen. Waarom gebeurt dat dan zo moeizaam? Vlaanderen beschikt over een goede infrastructuur en vele opleidingmogelijkheden, maar is tevens een regio met een kleine afzetmarkt. Het biedt bijgevolg aan de grote groep popmuzikanten zeer weinig beweegruimte en steeds minder inkomsten. Ze richten hun pijlen daarom dikwijls op het buitenland: ze willen meer ademruimte bekomen en willen de afzetmarkt vergroten om hun inkomsten te verhogen.

 

Om in binnen- en buitenland op een consistente manier door te groeien, dient de muzikant uit te gaan van een unieke kwaliteit, een slimme strategie in samenwerking met tussenpersonen zoals managers en boekingsagenten en een intensieve investering. Die tijdsintensieve, arbeidsintensieve en dure investeringen zijn echter zwaar om alleen te dragen, vooral het internationale aspect weegt door.

 

Geld is belangrijk om degelijk te investeren, maar de eigen inkomsten uit een pril muzikaal project stellen vaak weinig voor. Extra sponsorgeld binnenhalen of aan de mouw van de overheid trekken, is eveneens makkelijker gezegd dan gedaan. Sponsors vinden cultuur vaak ‘risky business’, terwijl overheidssteun, ondanks het gegroeide ‘popbeleid’, nog steeds niet evident is.

 

Het belang van een goed afgesteld kompas en magische bouwstenen

 

De tussenpersonen bieden normaliter ondersteuning: ze wijzen als een kompas de weg en werken als een aanbodregulerende filter. Door de gedaalde middelen zet de hele muzieksector echter minder op nieuw talent in. Daardoor werken de tussenpersonen minder als een filter en lijken ze als een gedesoriënteerd kompas zelf de weg kwijtgeraakt te zijn.

 

Investeringen zijn de magische stenen om een duurzame muziekcarrière uit te bouwen. Omdat voorlopig noch de muzikanten, noch de muzieksector die investeringen – zeker met het internationale aspect erbij – zelf kunnen doen, spreekt de sector de overheid aan.

 

Tekens tot beschaving: de eerste tempels in het buitenland?

 

De muzieksector verenigde zich in het ‘Muziekmanifest’, waarin ze een duurzaam muziekactieplan ontwerpt en de steun van de overheid vraagt. Een internationaal perspectief vormt daarbij de rode draad.

 

Omdat de investeringen in Vlaams poptalent intensief zijn, benadrukt de sector twee dingen. Ten eerste wil ze zichzelf versterken: in het binnenland wil ze zich beter in het veranderde landschap oriënteren. In het buitenland wil ze een netwerk en een know how creëren, om er de Vlaamse muzikanten efficiënter te ondersteunen. Ten tweede geeft ze met het ‘topmuzikantenbeleid’ te kennen dat er een selectie uit het aanbod gemaakt moet worden. Het wordt een uitdaging om het respect voor de instroom in de breedte te combineren met een transparant selectiesysteem voor een doorgroei in de hoogte.

 

Op basis van mijn onderzoek maakte ik een aantal aanbevelingen. Concreet kan de overheid de popmuzieksector ondersteunen met een bescheiden internationale infrastructuur: internationale ambassadeurs, werkplaatsen en managementbureaus met aangepaste businessmodellen, een samenwerkingsakkoord tussen Vlaanderen en Wallonië en een verhoging van de projectmatige steun voor reis- en tourbudgetten.

 

Bibliografie

 

 

BIBLIOGRAFIE SCRIPTIE CHLOË NOLS - Doorgroeimogelijkheden van Vlaamse semi-professionele popmuzikanten door de versterking van de Vlaamse popmuzieksector in het binnen- en het buitenland

 

WETENSCHAPPELIJKE LITERATUUR (boeken en artikels)

 

CONINX, S. (2008), ‘Concurrentie en globalisering in de muzieksector’, 87-96 in DE BRABANDER, G. & SCHRAMME, A., Concurrentie in de wereld van kunst en cultuur, Antwerpen: Universiteit Antwerpen, 99 p.

 

DE BOODT, J. (2006), De sculptuur van de popmuzikant: het culturele gedrag nader bekeken, Gent: Niet gepubliceerde eindverhandeling (Universiteit Gent), 147 p.

 

DE BRABANDER, G. (2008), ‘Kunst en cultuur: volmaakte concurrentie of gecorrigeerde markt?’, 83-89 in DUSAR, I. (red.), Markteconomie en kunst, Leuven: Acco, 154 p.

 

DE HEUSCH, S. & RAJABALY, H. (2010), ‘Kunstenaars en hun tussenpersonen: hoe vinden kunstwerken hun weg naar het publiek?’, 213-235 in SmartBe, Kunstenaars en hun tussenpersonen, Heverlee: LannooCampus, 448 p.

 

DE MEYER, G. (1996), Sprekende machines : de geschiedenis van de fonografie en van de

Muziekindustrie, Leuven: Garant, 199 p.

 

DE MEYER, G. & VANDEPUT, B. (1998), De ondersteuning van de populaire muziek door de overheid, Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 142 p.

 

DE MEYER, G. (2003), Manifest van een cultuurpopulist: over de media, het middenveld en de cultuur van het volk, Leuven: Acco, 131 p.

 

DE MEYER, G. & TRAPPENIERS, A. (2007), Lexicon van de muziekindustrie, Leuven: Acco, 442 p.

 

DE PAUW, W. (2005), Minister Dixit. Een geschiedenis van het Vlaamse cultuurbeleid, Antwerpen: Garant, 155 p.

 

DE PAUW, W. (2007), Absoluut modern: cultuur en beleid in Vlaanderen, Brussel: VUBPress, 307 p.

 

DE PAUW, W. e.a. (2010), ‘Kunstenaars en hun tussenpersonen in het overheidsbeleid. De situatie binnen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap’, 409-425 in SmartBe, Kunstenaars en hun tussenpersonen, Heverlee: LannooCampus, 448 p.

 

FINNEGAN, R. (1989), The hidden musicians: music-making in an English town, Cambridge: Cambridge University Press, 378 p.

 

FRITH, S. (1984), Rock! Sociologie van een nieuwe muziekcultuur, Amsterdam: Elsevier, 319 p.

 

GIELEN, P. (2003), Kunst in netwerken : artistieke selecties in de hedendaagse dans en de beeldende kunst, Heverlee: LannooCampus, 262 p.

 

GIELIS, B. (2007), De opportuniteiten van het Kunstendecreet versus cultuurindustrieel beleid voor popmuziek in Vlaanderen, Brussel: Niet gepubliceerd eindverhandeling (Vrije Universiteit Brussel), 68 p.

 

GULINCK, L. (2010), ‘De verhouding tussen muzikant en producent – de rekbaarheid van platencontracten’, 363- 372 in SmartBe, Kunstenaars en hun tussenpersonen, Heverlee: LannooCampus, 448 p.

 

HAGOORT, G. (2003), Art management: entrepreneurial style, Delft: Eburon, 296 p.

 

HESMONDHALGH, D. (2002), The cultural industries, London: Sage, 290 p.

 

HOEFNAGELS, H. (1972), Sociologie en maatschappijkritiek, Alphen aan den Rijn: Samsom, 212 p.

 

KEUNEN, G. (2002), Pop! Een halve eeuw beweging, Tielt: Lannoo, 477 p. 

 

LAERMANS, R. (2002), Het Vlaams cultureel regiem. Onderzoeksrapport in opdracht van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie Cultuur, Leuven: Katholieke Universiteit Leuven, 216 p.

 

MAENHOUT, T. & DE VOLDERE, I. (2007), Drie sectoren in de Vlaamse creatieve industrie, Leuven/Gent: Vlerick Leuven Gent Management School: Flanders District of  Creativity Kenniscentrum, 164 p.

 

MORTELMANS, D. (2009), Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden, Antwerpen: Acco, 534 p.

 

MUZIEKCENTRUM VLAANDEREN (2007), Wegwijzerbrochure. Wegwijs in de zakelijke aspecten van de muzieksector, Brussel: Muziekcentrum Vlaanderen, 121 p.

 

MUZIEKCENTRUM VLAANDEREN (2009), Er zit muziek in de subsidies, Brussel: Muziekcentrum Vlaanderen, 144 p.

 

PRINTZ, P. & QUAGHEBEUR, M. (2010), ‘Kunstenaars en hun tussenpersonen binnen de muzieksector’, 71-99 in SmartBe, Kunstenaars en hun tussenpersonen, Heverlee: LannooCampus, 448 p.

 

ROBBINS, R. & COULTER, M. (2008), Management, Amsterdam: Pearson Education, 547 p.

 

SCHRAMME, A. (2008), ‘De potpourri van legitimaties. Kunstbeleid in Vlaanderen’, in Boekman 77: Het belang van kunst, 20, (3): 60-67

 

SCHRAMME, A. (2009), De Hedendaagse Cultuursector (cursus), Antwerpen: Universiteit Antwerpen.

 

TER BOGT, T. (1997), One two three four ...: popmuziek, jeugdcultuur en stijl, Utrecht: Lemma, 132 p.

 

VALCKENAERS, H. (2009), Een beleidsaanbeveling voor het subsidiëren van alternatieve managementbureaus: de noodzakelijkheid en wenselijkheid binnen het Vlaamse pop-rockcircuit, Brussel: Niet gepubliceerde eindverhandeling (Vrije Universiteit Brussel), 122 p.

 

VANHERWEGEN, D. (2008), Alleen Elvis blijft bestaan? Een beschrijvend onderzoek naar de carrières van Vlaamse professionele popmuzikanten, Leuven: Niet gepubliceerde eindverhandeling (Katholieke Universiteit Leuven), 207 p.

 

VANHERWEGEN, D. (2009), Amateurkunsten in beeld gebracht. Onderzoek in opdracht van vzw Forum voor Amateurkunsten, Gent: Forum voor Amateurkunsten, 239 p. 

 

VANHERWEGEN, D. (2010), ‘De rotatie van functies: een cruciaal proces in de praktijk van artistieke beroepen’, 311-324 in SmartBe, Kunstenaars en hun tussenpersonen, Heverlee: LannooCampus, 448 p.

 

VAN DER PLAS, J. & VASTESAEGER, T. (2009), De Muzikantengids,  Katwijk: Django Music & Publishing, 354 p.

 

VERBERGT, B. (2009), Algemeen en strategisch management (cursus), Antwerpen: Universiteit Antwerpen.

 

BELEIDSDOCUMENTEN

 

ANCIAUX, B. (2004), Beleidsnota Cultuur 2004-2009, (online), http://docs.vlaanderen.be/portaal/beleidsnotas2004/anciaux/cultuur.pdf, gelezen op 14.05.2010.

 

MUZIEKCENTRUM VLAANDEREN (2008), Federaal Memorandum van de Muzieksector, (online), http://www.muziekcentrum.be/document.php?ID=5098, gelezen op 14.05.2010.

 

MUZIEKCENTRUM VLAANDEREN (2009), Music is Life! Muziekmanifest van de muzieksector, Brussel: Muziekcentrum Vlaanderen vzw, 10 p.

 

MUZIEKCENTRUM VLAANDEREN (2010), Music is Life! Een integrale visie voor de muzieksector. De schaduw van de kerktoren, Brussel: Muziekcentrum Vlaanderen vzw, 27 p.

 

POPPUNT (2007), Beleidsplan 2007-2011, Brussel: Poppunt vzw, 48 p.

 

VLAAMSE OVERHEID (2004), Decreet houdende de subsidiëring van kunstenorganisaties, kunstenaars, organisaties voor kunsteducatie en organisaties voor sociaal-artistieke werking, internationale initiatieven, publicaties en steunpunten, (online), http://www.kunstenenerfgoed.be/ake/view/nl/699788-Kunstendecreet.html, gelezen op 05.05.2010.

 

VLAAMSE OVERHEID (2010a), Projectsubsidies 2009, (online), http://www.kunstenenerfgoed.be/ake/view/nl/1674855-Projectsubsidies.htm…, gelezen op 05.05.2010.

 

VLAAMSE OVERHEID (2010b), Projectsubsidies 2010, (online), http://www.kunstenenerfgoed.be/ake/view/nl/1674855-Projectsubsidies.htm…, gelezen op 05.05.2010.

 

VLAAMSE OVERHEID (2010c), Over het agentschap Kunsten en Erfgoed, (online), http://www.kunstenenerfgoed.be/ake/view/nl/397608-Agentschap.html, gelezen op 05.05.2010.

 

VLAAMSE OVERHEID (2010d), Handleiding. Subsidiëren van kunstenaars in het kader van het Kunstendecreet, (online), http://www.kunstenenerfgoed.be/ake/view/nl/2464640-Handleiding.html, gelezen 14.05.2010.

 

VLAAMSE OVERHEID (2010e), Opnameprojecten 2009, (online), http://www.kunstenenerfgoed.be/ake/view/nl/3230022-Opnameprojecten.html, gelezen op 05.05.2010.

 

VLAAMSE OVERHEID (2010f), Reis-, verblijf- en transportkosten, (online), http://www.kunstenenerfgoed.be/ake/view/nl/903631-Reis-%2C+verblijf-+en…, gelezen op 05.05.2010.

 

VLAAMSE OVERHEID (2010g), Internationale initiatieven 2009, (online), http://www.kunstenenerfgoed.be/ake/view/nl/2975426-Internationale+initi…, gelezen op 05.05.2010.

 

VLAAMSE OVERHEID (2010h), Kunstendecreet, Meerjarige Subsidiëring 2010-2012, Gedetailleerde Tabellen per Sector (PDF), (online), http://www.kunstenenerfgoed.be/ake/view/nl/1656506-Werkingssubsidies.ht…, gelezen op 25.05.2010.

 

VLAAMSE OVERHEID (2010i), Landschapstekeningen (PDF), (online), http://www.kunstenenerfgoed.be/ake/view/nl/1601254-Landschapstekeningen…, gelezen op 25.05.2010.

 

VLAAMSE OVERHEID (2010j), Het Gewijzigde Amateurkunstendecreet (PDF), (online), http://www.sociaalcultureel.be/doc/Regelgeving_algemeen/amateurkunsten_…, gelezen op 25.05.2010.

 

PERS

 

BECKERS, B. (2010), ‘Pop, wat levert het op?’ in Panorama (Canvas), 07.03.2010, (online), http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/mediatheek/programmas/panorama/1…, bekeken op 09.03.2010.

 

BELGA, (2010), ‘Muzieksector vindt dat Schauvliege eigen beleid ondergraaft’ in De Standaard, (online), http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20100514_082, gelezen op 14.05.2010.

 

BELGA, (2010), ‘Schauvliege wuift kritiek weg’ in De Standaard, (online), http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=Q92Q8PKC, gelezen op 15.05.2010.

 

CEELEN, H. (2009), ‘Goed-nieuwsshow voor de kunstsector. Anciaux eindigt mild als minister van Cultuur’ in De Standaard, 25.04.2009, (online), http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=9J29E78L, gelezen op 05.05.2010. 

 

GVDS (2010), ‘Valse concurrentie tussen managementbureaus’, in De Standaard (online), http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=HI2MBM0L, gelezen op 17.02.2010.

 

SELS, G. (2010), ‘Besparingen op cultuur scheppen onzekerheid’ in De Standaard, (online),

http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=8L2Q7354, gelezen op 14.05.2010.

 

VANTYGHEM, P. (2010), ‘We zijn groter dan de auto-industrie’ in De Standaard, 23.04.2010, (online), http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=R22P9QT1, gelezen op 23.04.2010.

 

WEBSITES

 

Kunstenloket, Het Kunstenaarsstatuut in 15 veelgestelde vragen, http://www.kunstenloket.be/kunstenloket/view/nl, gelezen op 26.05.2010.

 

Muziekcentrum Vlaanderen. http://www.muziekcentrum.be/page.php?ID=2, gelezen op 25.05.2010.

 

MMaF. http://www.mmaf-belgium.be/, gelezen op 25.05.2010.

 

Poppunt. http://www.poppunt.be/public/info.jsp?f=571&lang=, gelezen op 25.05.10.

 

INTERVIEWS

 

ANDREAS, E. Persoonlijk interview, 19.04.2010, Gent.

 

DOCKX, B. Persoonlijk interview, 14.04.2010, Antwerpen.

 

DYCKMANS, C. Persoonlijk interview, 15.04.2010, Antwerpen.

 

CONINX, S. Persoonlijk interview, 23.04.2010, Brussel.

 

MAIEU, L. Persoonlijk interview, 14.04.2010, Antwerpen.

 

QUAGHEBEUR, M. Persoonlijk interview, 26.04.2010, Gent.

 

STOCKMANS, J. Persoonlijk interview, 16.04.2010, Brussel.

 

VAN DEN TROOST, P-J. Persoonlijk interview, 15.04.2010, Brussel.

 

VAN DESSEL, P. Persoonlijk interview, 21.04.2010, Brussel.

 

VASTESAEGER, T. Persoonlijk interview, 07.05.2010, Brussel.

 

 

 

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2010