Het tekenen van archeologische vondsten: Stenen boren in Egypte.

Jenny
Stieglitz

                                                                     Stieglitz Jenny

Het werkveld van een illustrator wordt vaak geassocieerd met kinderboeken maar gaat in werkelijkheid veel verder dan dat. Binnen het illustreren kunnen verschillende domeinen onderscheiden worden. Twee grote richtingen daarbij zijn fictie en non-fictie. Voor non-fictie gaat het vaak over documenttekeningen, realistische illustraties voor wetenschappelijke doeleinden. Een specifieke toepassing van wetenschappelijke illustratie vindt men binnen de archeologie. Visualisering van archeologische vondsten is van groot belang om wetenschappelijke publicaties toegankelijk te maken. Ik behandel specifiek het tekenen van boren voor de productie van Egyptisch stenen vaatwerk. Hoe kunnen de productietechnieken het best gevisualiseerd worden aan de hand van de boren zelf? Welke illustratietechnieken werden hiervoor in het verleden gebruikt en wat zijn hun voor- en nadelen? Hoe kunnen deze verbeterd worden en aangepast aan de huidige stand van het onderzoek?

 

 

Om de probleemstelling aan te halen en om over de evolutie in het tekenen te kunnen spreken heb ik eerst onderzoek gedaan naar publicaties met tekeningen van stenen boren. Anderzijds heb ik gezocht naar een geschikt systeem voor het tekenen van die boren door middel van een praktisch onderzoek. De methode die uitgewerkt werd voor het tekenen van de stenen boren uit al-Shaykh Saʽīd wil ik verduidelijken.

 

Over stenen vaatwerk werd veel gepubliceerd sinds het einde van de 19de eeuw, waarbij de boren ook regelmatig ter sprake kwamen. Onderzoek van de publicaties wijst echter uit dat een probleem bestaat voor de visuele voorstelling van de boren. Meestal gebeurde dit in foto en niet als tekening. De weinige tekeningen werden zelfs regelmatig gekopieerd in recentere publicaties, wat de moeilijkheden bevestigt. Het probleem is dat zowel productiesporen, gebruikssporen als de vorm en het volume van de boor in  één tekening weergegeven moeten worden. Tot nog toe zijn er geen illustraties van stenen boren waarbij al die informatie in één tekening vervat zit. Ook fotografie blijkt geen geschikt medium, omdat daarbij niet geselecteerd kan worden welke informatie belangrijk is en dus benadrukt moet worden. Fotografie en illustraties kunnen elkaar wel aanvullen.

 

In 2002 gingen de opgravingen van de Katholieke Universiteit Leuven te Dayr al-Barschē in Midden Egypte van start. Hieruit volgde in 2007 een oppervlakte survey te al-Shaykh Saʽīd, een dorp op 5 kilometer van Dayr al-Barschē. Door de grote hoeveelheid stenen boren uit het late Nieuwe Rijk die gevonden zijn te al-Shaykh Saʽīd, werd het noodzakelijk om een systeem te ontwikkelen voor het tekenen van dergelijke objecten. Hierbij wordt vertrokken vanuit bepaalde conventies binnen het archeologisch tekenen, zoals de lichtinval. Regels binnen het silextekenen blijken geschikt voor het aangeven van productiesporen maar voor de gebruikssporen moest een andere methode gezocht worden. Voor de productie van een boor worden van een steen stukken afgeslagen, om de boor de gewenste vorm te geven. Dit afslaan laat sporen na op de steen. Wat ik de ‘afslagen’ noem, de holtes die overblijven nadat een stuk steen weggekapt is, zijn soms zeer duidelijk zichtbaar. Deze kunnen weergegeven worden aan de hand van de principes binnen het silextekenen, door middel van concentrische bogen die aangeven langs welke kant de afslag plaatsvond. Daarnaast zijn er de gebruikssporen. Wanneer een boor gebruikt wordt om vaatwerk uit te hollen, door middel van een draaibeweging waarbij zand in het stenen vaatwerk geschuurd wordt, laat dit talloze fijne, parallelle lijntjes na op de boor. Deze lijntjes worden striaties genoemd. Ze geven belangrijke informatie over de manier waarop de boren gebruikt zijn en daarom moeten ze duidelijk naar voor komen op een tekening. Gezien dit een kritiek punt is bij het tekenen van een boor, dat wegvalt bij het tekenen van silex werktuigen, heb ik uitgebreid onderzocht hoe die striaties best weergegeven worden. Ze zijn fysiek aanwezig op de boor, dus kunnen ze naar werkelijkheid getekend worden, maar ze mogen niet verward worden met afslagbogen, die eerder symbolisch werken. Uit een tekening van een boor moet ook blijken dat de gebruikssporen, de striaties, pas na de productiesporen, de afslagen, op de steen terecht kwamen.

 

De weinige tekeningen die in het verleden gemaakt zijn van boren, zijn allemaal gemaakt in inkt. Vroeger was dit noodzakelijk omwille van de reproductie, maar door ontwikkelingen in scan- en printmogelijkheden is de inkttechniek geen vereiste meer. Potloodtekeningen hebben veel voordelen ten opzichte van inkttekeningen. Niet alleen kan de lijndikte gemakkelijker gevarieerd worden, maar schaduw en volume kunnen ook meer in detail worden weergegeven. Tegelijkertijd laten potloodtekeningen toe een duidelijk onderscheid aan te geven tussen striaties en afslagen, die beide met volle lijnen weergegeven worden. Potloodtekeningen vereisen echter wel gespecialiseerde illustratoren en tegelijkertijd intensieve samenwerking met archeologen. Een nadeel is dat deze techniek niet gebruikt kan worden door archeologen zelf en dat enkel professionele illustratoren met beroepservaring dergelijke tekeningen uniform kunnen houden. De hand van de illustrator wordt namelijk vrij gemakkelijk zichtbaar bij deze potloodtechniek. Om dit probleem zoveel mogelijk te voorkomen, is het noodzakelijk dat illustratoren weten volgens welke principes de steenboren van al-Shaykh Saʽīd getekend werden. En daarom is het belangrijk om te publiceren hoe ik dit aangepakt heb.

Bibliografie

 1 Boeken en artikels

Adams, B. (2000). ‘Dish of delight and Coleoptera.’ In: Leahy, A. & J. Tait (eds.). Studies on ancient Egypt in honour of H.S. Smith. Egypt Exploration Society, Occasional Papers (13). London: Egypt Exploration Society, 1-9.

Adkins, L. & R.A. Adkins (1989). Archaeological Illustration. Cambridge: Cambridge University Press.

Aston, B.G. (1994). Ancient Egyptian stone vessels. Materials and forms. Studien zur Archäologie und Geschichte Altägyptens (5). Heidelberg: Heidelberger Orientverlag.

Aston, D.A. (1998). Die Keramik des Grabungsplatzes Q I. Teil 1. Corpus of Fabrics, Wares and Shapes. Die Grabungen des Pelizaeus-Museums Hildesheim in Qantir - Pi-Ramesse. Band 1. Mainz: von Zabern.

Balcz, H. (1934). ‘Die Gefässdarstellungen des Alten Reiches.’ In: Mitteilungen des Deutschen Archäologischen Instituts Abteilung Kairo (5), 76-94.

Bavay, L. & S. Hendrickx (2000). ‘Coupe. Meule-foret.’ In : Karlshausen, C. & T. De Putter. Pierres égyptiennes … Chefs d’œuvre pour l’éternité. Mons: Faculté Polytechnique de Mons, 118-119.

Bonnet, H. (1928). Ein Frühgeschichtliches Gräberfeld bei Abusir. Veröffentlichungen der Ernst von Sieglin Expedition in Ägypten (4). Leipzig: Hinrichs.

Borchardt, L. (1907). Das Grabdenkmal des Königs Ne-user-ré. Leipzig: Hinrichs, Abb. 123-124.

Brunton, G. en G. Caton-Thompson (1928). The Badarian Civilisation and Prehistoric Remains near Badari. British School of Archaeology in Egypt & Egypt Research Account (46). London: British School of Archaeology in Egypt / Bernard Quaritch.

Caton-Thompson, G. & E.W. Gardner (1934). The desert Fayum. London: Royal Anthropological Institute of Great Britain and Ireland (2 Vols.).

Dauvois, M. (1976). Précis de dessin dynamique et structural des industries lithiques prehistoriques.Périgueux: P. Fanlac.

De Putter, T., S. Bielen, P. De Paepe, S. Hendrickx & V. Schelstraete (2000). ’Les mille et un vases de pierre des premières dynasties à Bruxelles.’ In: Karlshausen, C. & T. De Putter. Pierres égyptiennes... Chefs-d’oeuvre pour l’éternité. Mons: Faculté Polytechnique de Mons, 49-62.

Derriks, C. & L. Delvaux (eds.) (2009). Catalogue de la collection égyptienne du Musée Royal de Mariemont. Morlanwelz: Musée royal de Mariemont.

Donadoni Roveri, A.M. & F. Tiradritti (eds.) (1998).Kemet: Alle sorgenti del tempo. Milano: Electa.

Dreyer, G. (1986). Elephantine VIII. Der Tempel der Satet. Die Funde der Frühzeit und des Alten Reiches. Archäologische Veröffentlichungen (39). Mainz am Rhein: von Zabern.

Eggebrecht, A. (1986). Het oude Egypte. 3000 jaar geschiedenis en cultuur van de farao’s. Houten: Bruna.

el-Khouli, A. (1978). Egyptian stone vessels.Predynastic period to Dynasty III. Typology and analysis. Mainz am Rhein: von Zabern (3 Vols.).

el-Khouli, A., R. Holthoer, C.A. Hope & O.E. Kaper(1994). Stone vessels, pottery and sealings from the tomb of Tut'ankhamun. Oxford: Oxford University Press.

Emery, W.B. (1962). A Funerary Repast in an Egyptian Tomb of the Archaic Period. Leiden: Nederlands Instituut voor het Nabije Oosten.

Engel, E.-M. (2008). ‘The royal tombs at Umm el-Qaab.’ In: Archéo-Nil (18), 30-41.

Firth, C.M. & J.E. Quibell (1935). The step pyramid. Excavations at Saqqara. Le Caire: Institut Français d’Archéologie Orientale (2 Vols.).

Gasser, M. & A.B. Wiese (eds.) (1997). Ägypten. Augenblicke der Ewigkeit. Unbekannte Schätze aus Schweizer Privatbesitz. Mainz: von Zabern.

Faltings, D. (1998). Die Keramik der Lebensmittelnproduktion im Alten Reich. Ikonographie und Archäologie eines Gebrauchsartikels. Studien zur Archäologie und Geschichte Altägyptens (14). Heidelberg: Heidelberger Orientverlag.

Graff, G. (2009). Les peintures sur vase de Nagada I - Nagada II. Nouvelle approche sémiologique de l’iconographie prédynastique. Egyptian Prehistory Monographs (6). Leuven: Leuven University Press.

Hendrickx, S. (1999). ‘La chronologie de la préhistoire tardive et des débuts de l’histoire de l’Égypte.’ In: Archéo-Nil (9), 13-81, 99-107.

Hendrickx, S. (2006). ‘Predynastic – Early Dynastic chronology.’ In: Hornung, E., R. Krauss & D.A. Warburton (eds.). Ancient Egyptian Chronology. Handbook of Oriental Studies. Section One. The Near and Middle East, vol. 83. Leiden - Boston: Brill, 55-93.

Hendrickx, S. (2008). ’Les grands mastabas de la Ière dynastie à Saqqara.’ In: Archéo-Nil (18), 60-88.

Hendrickx, S., S. Bielen & P. De Paepe (2001). ‘Excavating in the museum: The stone vessel fragments from the royal tombs at Umm el-Qaab in the Egyptian collection of the Royal Museums for Art and History at Brussels.’ In: Mitteilungen des Deutschen Archäologischen Instituts Abteilung Kairo(57), 73-108.

Hendrickx S. & M. Eyckerman (2009). ‘Les vases en pierre’ In: Derriks, C. & L. Delvaux (eds.). Catalogue de la collection égyptienne du Musée Royal de Mariemont. Morlanwelz: Musée royal de Mariemont, 299-304.

Hendrickx, S., D. Faltings, L. Op de Beeck, D. Raue & C. Michiels (2002). ‘Milk, beer and bread technology during the Early Dynastic period.’ In:Mitteilungen des Deutschen Archäologischen Instituts Abteilung Kairo (58), 277-304.

Hendrickx, S. & C. Van Winkel (1993). ‘Fragments de récipients décorés en pierre provenant de la nécropole royale des premières dynasties à Abydos (Haute-Égypte).’ In: Bulletin des Musées Royaux d’Art et d’Histoire (64), 5-38.

Hester, T.R. & R.F. Heizer (1981). Making stone vases: Etnoarchaeological studies at an alabaster workshop in Upper Egypt. Malibu: Undena Publications.

Hornung, E., R. Krauss & D.A. Warburton (eds.) (2006). Ancient Egyptian Chronology. Handbook of Oriental Studies. Section One. The Near and Middle East, vol. 83. Leiden - Boston: Brill.

Kaiser, W., G. Dreyer, H. Jaritz, A. Krekeler, J. Lindemann, C. von Pilgrim, S. Seidlmayer & M. Ziermann (1988). ‘Stadt und Tempel von Elephantine. 15./16. Grabungsbericht.’ In:Mitteilungen des Deutschen Archäologischen Instituts Abteilung Kairo (44), 135-182.

Karlshausen, C. & T. De Putter (2000). Pierres égyptiennes... Chefs-d’oeuvre pour l’éternité. Mons: Faculté Polytechnique de Mons.

Kaufmann, C.M. (1910). Zur Iconografie der Menas Ampullen. Cairo: Diemer, Fink & Baylaender.

Kiss, Z. (1989). Alexandrie V. Les ampoules de Saint Ménas découvertes à Kôm el-Dikka (1961-1981).Varsovie: Centre d'Archéologie Méditerranéenne de l'Académie Polonaise des Sciences.

Kobusiewicz M., J. Kabacinski, R. Schild, J.D. Irish & F. Wendorf (2004). ‘Discovery of the first Neolithic cemetery in Egypt’s Western Desert.’ In: Antiquity(78), 566-578.

Kopp, P. (2007). ‘Prä- und frühdynastische Steingefässe - Chronologie und soziale Divergenz.’ In: Mitteilungen des Deutschen Archäologischen Instituts Abteilung Kairo (63), 193-210.

Lucas, A. & J.R. Harris (1962). Ancient Egyptian materials and industries. 4th. rev. ed. London: E. Arnold.

Lüscher, B. (1990). Untersuchungen zu Ägyptischen Kanopenkästen vom Alten Reich bis zum Ende der Zweiten Zwischenzeit. Hildesheimer Ägyptologische Beiträge (31). Hildesheim: Gerstenberg.

Mallory-Greenough, L.M. (2002). ‘The geographical, spatial, and temporal distribution of Predynastic and First Dynasty basalt vessels.’ In: Journal of Egyptian Archaeology (88), 67-94.

Manniche, L. (1999). Egyptian Luxuries. Fragrance, Aromatherapy, and Cosmetics in Pharaonic Times.Cairo: The American University in Cairo Press.

Ogden, J. (2000). ‘Metals.’ In: Nicholson, P.T. & I. Shaw (eds.). Ancient Egyptian materials and technology. Cambridge: Cambridge University Press, 166-168.

Op de Beeck, L. (2004). ‘Possibilities and restrictions for the use of Maidum-bowls as chronological indicators.’ In: Marchand, S. (ed.). Cahiers de la Céramique Égyptienne (7).  Le Caire: Institut Français d’Archéologie Orientale, 239-280.

Petrie, W.M.F. (1883). The Pyramids and Temples of Gizeh. London: Field & Tuer.

Petrie, W.M.F. (1900). The Royal Tombs of the First Dynasty, Part I. Egypt Exploration Fund (18). London: Egypt Exploration Fund.

Petrie, W.M.F. (1901). The Royal Tombs of theEarliest Dynasties, Part II. Egypt Exploration Fund (21). London: Egypt Exploration Fund.

Petrie, W.M.F. (1902). Abydos, Part I. Egypt Exploration Fund (22). London: Egypt Exploration Fund.

Petrie, W.M.F. (1912). The Labyrinth, Gerzeh and Mazguneh. British School of Archaeology in Egypt & Egypt Research Account (21). London: British School of Archaeology in Egypt.

Petrie, W.M.F. (1917). Tools and weapons. British School of Archaeology in Egypt (30). London: British School of Archaeology in Egypt.

Quibell, J.E. (1905). Catalogue général des antiquités égyptiennes. nos. 11.001 - 12.000 et 14.001 - 14.754. Archaic objects. Cairo: Institut Français d’Archéologie Orientale (2 Vols.).

Quibell, J.E. & F.W. Green (1902). Hierakonpolis II. Egypt Research Account (5). London: Quaritch.

Reisner, G.A. (1931). Mycerinus. The temples of the third pyramid at Giza. Cambridge, Mass.: Harvard University Press.

Richter, G. (1935). Shapes and Names of Athenian Vases. New York: Metropolitan Museum of Art, 17-18.

Riemer, H., F. Förster, S. Hendrickx, B. Eichhorn, S. Nussbaum, N. Pollath, P. Schönfeld & G. Wagner (2005). ‘Zwei pharaonische Wüstenstationen südwestlich von Dachla.’ In: Mitteilungen des Deutschen Archäologischen Instituts Abteilung Kairo(61), 291-350.

Schmidt, K. (1988). ‘Die lithischen Kleinfunde.’ In: von der Way, T. ‘Tell el-Farʽīn – Buto 3. Bericht.’ In:Mitteilungen des Deutschen Archäologischen Instituts Abteilung Kairo (44), 297-306.

Settgast, J. (1980). Tutanchamun in Köln. Mainz: von Zabern.

Steiner, M. (2005). Approaches to archaeological illustration: a handbook. York: Council for British Archaeology.

Stocks, D.A. (2003). Experiments in Egyptian archaeology. Stoneworking technology in ancient Egypt. London -  New York: Routledge.

Strudwick, N. (2006). The British Museum. Masterpieces of ancient Egypt. London: British Museum Press.

Tavares, A. (2008). ‘Small finds, big results. Insconspicuous stones a key to an ancient industry.’ In: Aeragram (9.2), 4-5.

Vandeperre-Bernard, M. (1970). ‘La fabrication des vases en pierre (Ancien Empire égyptien).’ In:Travaux de la faculté de Philosophie et Lettres de l’Université catholique de Louvain, Section d’Archéologie et d’Histoire (6.1), 117-142.

Vandier d’Abbadie, J. (1972). Catalogue des objets de toilette égyptiens au Musée du Louvre. Paris: éditions des Musées Nationaux.

Wiese, A. & A. Brodbeck (eds.) (2004).Tutanchamun. Das goldene Jenseits. Grafschätze aus dem Tel der Könige. München: Hirmer.

Willems, H., M. De Meyer, M. Depauw, D. Depraetere, S. Hendrickx, T. Herbich, D. Klemm, R. Klemm, L. Op de Beeck & C. Peeters (2004). ‘Preliminary report of the 2002 campaign of the Belgian Mission to Deir al-Barsha.’ In: Mitteilungen des Deutschen Archäologischen Instituts Abteilung Kairo (60), 237-283.

Willems, H., M. De Meyer, D. Depraetere, C. Peeters, L. Op de Beeck, S. Vereecken, B. Verrept & M. Depauw (2006). ‘Preliminary report of the 2003 campaign of the Belgian Mission to Deir al-Barsha.’ In: Mitteilungen des Deutschen Archäologischen Instituts Abteilung Kairo (62), 307-339.

Willems, H., S. Vereecken, L. Kuijper, B. Vanthuyne, E. Marinova, V. Linseele, G. Verstraeten, S. Hendrickx, M. Eyckerman, A. Van den Broeck, W. Van Neer, J. Bourriau, P. French, C. Peeters, V. De Laet, S. Mortier & Z. De Kooning (2009). ‘An industrial site at al-Shaykh Saʽīd / Wādī Zabayda.’ In:Ägypten und Levante (19), in druk.

2 Internetbronnen

 

Internet database Fitzwilliam Museum Cambridge (nd). Geraadpleegd op 7 mei 2010 op http://www.fitzmuseum.cam.ac.uk/opac/search/cataloguedetail.html?&prire….

Internet database Museum of Fine Arts Boston (nd). Geraadpleegd op 7 mei 2010 op http://www.mfa.org/collections/search_art.asp.

Internet database Petrie museum (nd). Geraadpleegd op 11 mei 2010 op http://www.petrie.ucl.ac.uk/detail/details/index_no_login.php?objectid=….

 

Download scriptie (11.7 MB)
Universiteit of Hogeschool
Hogeschool PXL
Thesis jaar
2010