Het Vlaams onderwijs is internationaal gekend als één van de beste onderwijsstelsels, toch blijkt uit internationaal onderzoek dat de sociale kloof tussen de best en minst presterende leerlingen in Vlaanderen het hoogst is. Allochtone en kansarme leerlingen zijn nog steeds in hoge mate terug te vinden in het beroepsonderwijs en technisch en het buitengewoon onderwijs. Naast de disproportionele vertegenwoordiging ten opzichte van de autochtone populatie in deze richtingen blijven zij bovendien vaker zitten, verlaten velen ongekwalificeerd de schoolbanken en hebben ze het moeilijk om de weg te vinden naar het hoger onderwijs of de arbeidsmarkt.België treft vanaf de jaren’70 en ’80 maatregelen om de onderwijsachterstand en -achterstelling van de migrantenleerlingen weg te werken. Deze eerste maatregelen missen hun doel. In de jaren ’90 voert de Vlaamse Gemeenschap het Onderwijsvoorrangsbeleid en Zorgverbreding in. Centraal hierin staan het Intercultureel Onderwijs en de idee dat ook kansarme autochtone leerlingen omkadering behoeven. Élke leerling heeft het recht op gelijke onderwijskansen klinkt het motto. Deze maatregelen hebben eveneens niet de gewenste effecten. Ter aanvulling sluit minister Van den Bossche met de onderwijskoepels de non-discriminatieverklaring in juli ‘93. Hierbij verklaren de onderwijspartners werk te maken van de achterstelling van migranten en kansarme leerlingen door onder andere een meer evenredige spreiding van de doelgroepleerlingen over de scholen. Dit overleg blijkt evenwel de verwachtingen niet te kunnen inlossen. Minister Vanderpoorten besluit eind jaren ‘90 om de versnipperde projecten te bundelen en een meer bindend karakter te geven aan het bestaande overleg. Het Decreet aangaande Gelijke Onderwijskansen-I ziet het licht op 28 juni 2002. Het gelijke onderwijskansendecreet bestaat uit drie pijlers: (1) het inschrijvingsrecht, (2) de oprichting van Lokale Overlegplatformen en (3) het geïntegreerd ondersteuningsaanbod aan de scholen. De lokale overlegplatformen brengen alle onderwijspartners en de relevante niet-onderwijspartners samen rond de tafel. Deze partners hebben de opdracht om samen de doelstellingen van het decreet om te zetten in een lokaal gelijke onderwijskansenbeleid. De problematiek van ongelijke onderwijskansen is vier decennia een prominent thema binnen het Vlaamse onderwijsbeleid. Het onderzoek wil meer inzicht geven in hoe de implementatie en de uitvoering van het gelijke onderwijskansenbeleid door de lokale overlegplatformen vorm kreeg. De focus ligt op de wijze waarop deze overlegplatformen de doelstellingen van het gelijke onderwijskansendecreet omzetten in de praxis. Hiervoor interviewen we LOP-deskundigen, een LOP-voorzitter en een LOP-coördinator. We plaatsen de gegevens uit de analyse tegen het theoretisch model van Planmatige Sociale Verandering van Verhoeven. Dit is een socio-organisatorisch model dat stelt dat elke sociale verandering in de samenleving een procesmatig karakter heeft. Het model bestaat uit drie fasen: (1) adoptie-, (2) implementatie- en (3) institutionaliseringsfase. Elk van deze fase heeft een aantal specifieke kenmerken. Uit de data blijkt dat bij de opstart van de lokale overlegplatformen het geen sinecure was om een gemeenschappelijk draagvlak te vinden aangaande het gelijke onderwijskansenbeleid. Daarnaast stellen we vast dat de lokale overlegplatformen elk een eigen weg volgen om te komen tot de vertaling, de implementatie en de uitvoering van het gelijke onderwijskansenbeleid. Ze vertonen daarbij zowel gelijkenissen als verschillen. Afhankelijk van de specifieke context spelen sociale problemen, weerstanden, kennis, doel- en strategiebepalingen, de impact van werkgroepen, nascholing, beleidsmatige en juridische beperkingen, … binnen de lokale overlegplatformen een belangrijke rol in de uiteindelijke realisatie van het gelijke onderwijskansenbeleid. Het valt op dat het keuzevrijheid aangaande het inschrijvingsrecht van elke leerling nog steeds een moeilijk bespreekbaar thema is. We kunnen besluiten dat de bevraagde lokale overlegplatformen een evolutie hebben gekend. Binnen de lokale overlegfora zijn er een werkgroepen die geïnstitutionaliseerd zijn en aldus integraal deel uit maken van de LOP-werking. Ter illustratie vermelden we hier de werkgroepen rond het inschrijvingsrecht, spijbelen, taal en ouderbetrokkenheid.