De kookhype in Vlaanderen blijft hoge toppen scheren, meer nog dan vroeger leren we vandaag opnieuw oma’s klassieker ‘Rog met botersaus en kappertjes’ bereiden. Dat deze vis inderdaad nog steeds goed gesmaakt wordt is te zien aan de aanvoercijfers. In 2009 waren roggen de 3de meest aangevoerde vissoort.
Voor de doorsnee hobbykok is de afkomst van zijn product bijzaak, een vis is een vis en zal waarschijnlijk wel uit het water komen. Weinigen weten dat roggen in feite slechts tot de bijvangst van de visser behoren. Tijdens het vissen naar schol en tong komen ook verschillende roggensoorten in de netten terecht en daar is de rog, vooral door zijn goede marktprijs, een graag geziene gast.
In 2007 kreeg de rog nog de titel ‘Vis van het jaar’, maar hoe is het eigenlijk gesteld met de roggen in onze viswateren?
Sinds 2002 stelt de Europese Unie dat er data over roggen verzameld moeten worden. Roggen kunnen gezien worden als één van de meest mysterieuze vissoorten uit onze Noordzee. Op ons bord spreken we steeds over ‘rog’, in feite gaat het hierbij over verschillende roggensoorten. De ene soort is groter dan de ander, plant zich op een andere plaats en tijdstip voort, leeft in een ander gebied, enz. Dit veronderstelt ook dat bij onderzoek de verschillende soorten roggen apart moeten bestudeerd worden om een correct beeld van de situatie te krijgen.
In het datacollectie programma van de Europese Unie is het de bedoeling om met de verzamelde gegevens voor elke vissoort een beeld te vormen over de status van de desbetreffende soort. Hierbij vormt de leeftijd van de vissen één van de belangrijkste parameters. Deze leeftijd wordt bepaald door de seizoensringen op de gehoorsbeentjes van de vissen te tellen, vergelijkbaar met het tellen van de jaarringen van een boom. Door alle gegevens te verwerken kan een analyse gemaakt worden waarin duidelijk wordt in welke mate de vissoort voorkomt in onze viswateren en in welke leeftijdscategorieën. Aan de hand hiervan kan de Europese Unie bepalen hoeveel en waar er de komende jaren op de soort gevist mag worden.
Bij deze procedure stelt zich het eerste probleem voor de roggensoorten. Roggen behoren tot de onderklasse van de kraakbeenvissen en zijn dus familie van de haai. Deze onderklasse vissoorten hebben geen gehoorsbeentjes waardoor de leeftijdsbepaling op een andere manier moet gebeuren. Het alternatief is het gebruiken van de ruggenwervels van de roggen, want ook deze wervels bevatten seizoensringen. In dit onderzoek werd verder gebouwd op een lopend onderzoek van het Instituut voor landbouw- en visserijonderzoek (ILVO) om de leeftijdstest bij roggen te verbeteren en te perfectioneren tot een methode die wereldwijd in labo’s zou kunnen toegepast worden. Uit het gevoerde onderzoek blijkt dat een dergelijke, uniforme, procedure in de eerstvolgende jaren reeds zou kunnen uitgevoerd worden. Op die manier zal men bij onderzoek naar de status van de roggensoorten ook eindelijk gebruik kunnen maken van de leeftijd van de verschillende populaties.
Het is vanzelfsprekend dat naast de leeftijd ook de vangstgegevens van de vissoorten geanalyseerd moeten worden om de invloed van de visserij te kunnen bepalen. De vangstgegevens met betrekking tot de roggen werden in dit onderzoek voor het eerst geanalyseerd. Meerbepaald gaat het om de teruggooigegevens die verzameld werden op commerciële vissersvaartuigen tijdens het jaar 2006. De teruggooigegevens zijn de gegevens (aantal, soort, lengte, geslacht,…) van de vissen die na de vangst teruggegooid worden. Hiervoor kunnen verschillende redenen zijn, de vissen zijn beschadigd of zijn wettelijk te klein of het zijn vissen waarvan de vangstmogelijkheden of quota reeds opgebruikt zijn. Bij dit thesisonderzoek viel vooral op dat er zeer weinig gegevens beschikbaar waren voor analyse. Voor het Noordzeegebied waren binnen de dataset zelfs geen teruggooigegevens beschikbaar. Hieruit moet echter niet de voorbarige conclusie getrokken worden dat er geen kleine roggen meer rondzwemmen in de Noordzee. Het wijst echter wel op een gebrek aan informatie en dus aan kennis, wat toekomstig onderzoek bespoedigt.
Dit onderzoek toont aan dat 58% van de teruggegooide roggen gevangen werden in de Ierse zee. Deze Ierse Zee blijkt de beste plaats voor de Belgische vissers om rog te vangen. Er zijn grote, plaatselijke, verschillen in vangstgrootte binnen het Ierse Zeegebied. Dit benadrukt dat de verspreiding van roggen gedetailleerder in kaart gebracht moet worden, om tot een beter beheer van de vangstmogelijkheden te komen.
Reeds vele jaren is de stekelrog, Raja clavata, de meest gevangen rog in de Belgische vissersnetten. We zien echter, dat de stekelrog steeds vaker in zuidelijke visgebieden vertoeft. Naast het verdwijnen van de stekelrog in de Noordzee valt ook op dat er ook zeer weinig kleine stekelroggen gevangen worden. Meer dan de helft van de stekelroggen, kleiner dan 50cm, heeft een lengte van 35 tot 40cm. Dit kan een indicatie zijn dat de stekelrog inderdaad overbevist wordt.
Roggen groeien traag en planten zich bijgevolg slechts op latere leeftijd voort. Onderzoek naar de bestandsgrootte van roggen en een hieraan aangepast visserijbeleid moet ertoe leiden dat de populatie geslachtsrijpe roggen gegarandeerd blijft zodat de verschillende soorten in staat zijn zich in aantal te herstellen.
Dit onderzoek naar het verwerken van gegevens bij roggen roept eerder meer vragen op dan ze beantwoordt. Doch moet het een stimulans zijn om verder te werken aan het verzamelen en analyseren van gegevens. Slechts op die manier zal men in de toekomst een volledig beeld van de situatie van roggen in onze viswateren krijgen. De Amerikaanse schrijver Isaac Asimov zei immers: “Als kennis problemen kan veroorzaken, is het niet door onwetendheid dat we ze oplossen.”