Intervaltraining: DE ideale trainingsmethode voor coronaire hartlijders?

Matthias
Loeckx
  • Tomas
    de Mol

Intervaltraining: DE ideale trainingsmethode voor coronaire hartlijders?

Korte situering

Nagenoeg 110 biljoen euro per jaar. Dat is het prijskaartje dat vandaag de dag vast hangt aan de Amerikaanse  gezondheidszorg van hartziektes waarbij vernauwing van hartslagaders optreedt. Doordat vetachtige stoffen in de wand van deze slagaders worden afgezet, komt de zuurstoftoevoer naar het hart in gedrang.  Om de kosten te drukken is behandeling en vooral preventie van dit vernauwingsproces van primordiaal belang. 

Iedereen kent wel iemand in zijn of haar omgeving die te maken kreeg met een hartaanval of een drukkend gevoel op de borst tijdens een inspanning. Deze aandoeningen worden gegroepeerd onder de iets wetenschappelijkere naam,  “coronair hartlijden”. Dergelijke hartaandoening vormt de meest voorkomende doodsoorzaak in de Westerse wereld.

Aanleiding tot dit onderzoek

Tientallen jaren geleden werd verplichte wekenlange bedrust voorgeschreven als remedie tegen hartziekten. De evolutie van de geneeskunde bracht alsmaar meer wetenschappelijk bewijs met zich mee dat deze rust niet aangewezen is. Vandaag de dag staat begeleide training naast het algemene plaatje van voedingsadvies, stresscontrole en medicatie ook op het menu als behandelingsonderdeel voor dergelijke patiënten. 

Echter, welke trainingsmethodes het meest effect hebben is nog niet geweten. Tot tien jaar geleden werden trainingen aan een continue intensiteit  beschouwd als DE trainingsmethode bij hartpatiënten. Met de opkomst van de intervaltraining binnen de sportwereld ontstond een alternatieve methode. Kenmerkend voor intervaltraining is het planmatig afwisselen van korte periodes van hoge intensiteit met actieve recuperatie-intervallen aan lagere intensiteiten. In de literatuur werd gesteld dat dit mogelijks een grotere prikkel voor het hart zou teweeg brengen en zo tot een betere weerstand tegen inspanningen zou kunnen leiden. Eveneens zou dit soort training in tegenstelling tot continue training tot een kortere revalidatieduur kunnen leiden met als gevolg minder kosten en een snellere re-integratie in de maatschappij.

Gebruikte methodes

Het onderzoek vond plaats in het UZ Gasthuisberg te Leuven waar patiënten met dergelijke hartaandoening drie maal per week onder supervisie trainden op een fietsergometer. Eén groep werd onderworpen aan het continue trainingsprogramma (70-75% van maximale hartslag), terwijl de andere groep het intervalprogramma (90-95% van maximale hartslag) kreeg opgelegd. Na 3 maanden training werd de evolutie nagegaan van de voorname effecten zoals het uithoudingsvermogen op de fiets, de spierkracht in de bovenbenen en de mate van fysieke activiteit.

Voornaamste resultaten

Uit de voorgaande metingen bleek dat interval training en continue training geen verschil in één van de uitkomstresultaten bood. Wel brachten beiden verbetering in het maximale uithoudingsvermogen en in mindere mate in de spierkracht mee. Beide trainingsmethodes kunnen dus gebruikt worden om verbetering van de gezondheidsstatus te bekomen bij de revalidatie van patiënten met tekort aan zuurstoftoevoer van het hart.

Accent binnen toekomstige onderzoeken

Het niveau van fysieke activiteit en beweging in het dagelijkse leven daarentegen, bleef onveranderd in beide groepen. Vooral dit laatste dient een groot aandachtspunt te zijn binnen toekomstige studies.  Reeds meermaals werd bewezen dat een trainingsprogramma gepaard ging met korte termijn verbeteringen in uithoudingsvermogen en levenskwaliteit. Toch bleek dat mensen niet in staat zijn om deze effecten te behouden wanneer de supervisie van tijdens het trainingsprogramma wegviel. Het aansporen tot een gedragsverandering zou een mogelijke oplossing kunnen bieden om verbetering op lange termijn te bekomen. Methodologisch goed onderbouwde studies zijn nodig om een blijvende verbetering van levenskwaliteit en uithoudingsvermogen te kunnen aantonen. Wellicht zal deze levensstijlverandering de belangrijkste maar moeilijkste component vormen binnen dergelijke onderzoeken aangezien dit niet kan worden opgelegd door de onderzoekers en dus door de mensen zelf dient te worden ontwikkeld.

Besluit

Het is dus niet genoeg om enkel een trainingsprogramma te volgen voor coronaire hartlijders. Er dient gestreefd te worden om zo vaak mogelijk te bewegen en vooral van elke levensdag ten volle te genieten!

Bibliografie

Referenties

1. Pubmed Health. Coronary artery disease, http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmedhealth/PMH0004449/ [Accessed 25 february 2013].

2. The National Heart, Lung, and Blood Institute (NHLBI). What is Artherosclerosis? https://www.nhlbi.nih.gov/health/health-topics/topics/atherosclerosis/ [Accessed 28 february 2013].

3. World health organisation (WHO). The top 10 causes of death, http://www.who.int/mediacentre/factsheets/fs310/en/ [Accessed 3 march 2013].

4.Go AS, Mozaffarian D, Roger VL, Benjamin EJ, Berry JD, Blaha MJ, et al. Heart disease and stroke statistics—2014 update: a report from the American Heart Association. Circulation. 2014; 128.

5. O'Connor GT, Buring JE, Yusuf S. Goldhaber SZ et al. An overview of randomised trials of rehabilitation with exercise after myocardial infarction. Circulation 1989; 80(2): 234-244. 

6. Oldridge NB, Guyatt GH, Fischer ME et al. Cardiac rehabilitation after myocardial infarction. Combined experience of randomized clinical trials. JAMA 1988; 260(7): 945-950.

7. Taylor RS, Brown A, Ebrahim S et al. Exercise-based rehabilitation for patients with coronary heart disease: systematic review and meta-analysis of randomized controlled trials. Am J Med 2004; 116(10): 682-692.

8. Moholdt TT, Amundsen BH, Rustad LA et al. Aerobic interval training versus continuous moderate exercise after coronary artery bypass surgery: a randomized study of cardiovascular effects and quality of life. Am Heart J 2009; 158(6): 1031-1037.

9. Wisløff U, Støylen A, Loennechen JP et al. Superior cardiovascular effect of aerobic interval training versus moderate continuous training in heart failure patients: a randomized study. Circulation 2007; 115(24): 3086-3094.

10. Rognmo Ø, Hetland E, Helgerud J et al. High intensity aerobic interval exercise is superior to moderate intensity exercise for increasing aerobic capacity in patients with coronary artery disease. Eur J Cardiovasc Prev Rehabil 2004; 11(3): 216-222.

11. Warburton DE, McKenzie DC, Haykowsky MJ et al. Effectiveness of high-intensity interval training for the rehabilitation of patients with coronary artery disease. Am J Cardiol 2005; 95(9): 1080-1084.

12. Myers J, Prakash M, Froelicher V et al. Exercise capacity and mortality among men referred for exercise testing. N Engl J Med 2002; 346(11): 793-801.

13. Pattyn N, Coeckelberghs E, Buys R et al. Aerobic Interval Training vs. Moderate Continuous Training in Coronary Artery Disease Patients: A Systematic Review and Meta-Analysis. Sports Med 2014 Feb 19.

14. Hottenrott K, Ludyga S, Schulze S. Effects of High Intensity Training and Continuous Endurance Training on Aerobic Capacity and Body Composition in Recreationally Active Runners. J Sports Sci Med 2012; 11(3): 483–488.

15. Kavanagh T, Mertens DJ, Hamm LF et al. Prediction of Long-Term Prognosis in 12 169 Men Referred for Cardiac Rehabilitation. Circulation 2002; 106(6): 666-671.

16. Cornish AK, Broadbent S, Cheema BS. Interval training for patients with coronary artery disease: a systematic review. Eur J Appl Physiol 2011; 111(4): 579-589.

17. Thompson PD, Franklin BA, Balady GJ et al. Exercise and acute cardiovascular events placing the risks into perspective: a scientific statement from the American Heart Association Council on Nutrition, PA, and Metabolism and the Council on Clinical Cardiology. Circulation 2007; 115(17): 2358-2368.

18. Rognmo Ø, Moholdt T, Bakken H et al. Cardiovascular risk of high- versus moderate-intensity aerobic exercise in coronary heart disease patients. Circulation 2012; 126(12): 1436-1440.

19. Ghroubi S, Chaari M, Elleuch H et al. The isokinetic assessment of peripheral muscle function in patients with coronary artery disease: correlations with cardiorespiratory capacity. Ann Readapt Med Phys 2007; 50(5): 295-301.

20. Cornelissen VA, Defoor JG, Stevens A et al. Effect of creatine supplementation as a potential adjuvant therapy to exercise training in cardiac patients: a randomized controlled trial. Clin Rehabil 2010; 24(11): 988-999.

21. Thomaes T, Thomis M, Onkelinx S et al. Muscular strength and diameter as determinants of aerobic power and aerobic power response to exercise training in CAD patients. Acta Cardiol 2012; 67(4): 399-406.

22. Kamiya K, Mezzani A, Hotta K et al. Quadriceps isometric strength as a predictor of exercise capacity in coronary artery disease patients. Eur J Prev Card 2013.

23. Sumide T, Shimada K, Ohmura H et al. Relationship between exercise tolerance and muscle strength following cardiac rehabilitation: comparison of patients after cardiac surgery and patients with myocardial infarction. J Cardiol 2009; 54(2): 273-281.

24. Casa DJ. Preventing Sudden Death in Sport and physical activity. 2012. p33-41.

25. Hambrecht R, Niebauer J, Marburger C et al. Various intensities of leisure time PA in patients with coronary artery disease: effects on cardiorespiratory fitness and progression of coronary atherosclerotic lesions. J Am Coll Cardiol 1993; 22(2): 468-477.

26. Sassen B, Cornelissen VA, Kiers H et al. Physical fitness matters more than PA in controlling cardiovascular disease risk factors. Eur J Cardiovasc Prev Rehabil 2009; 16(6): 677-683.

27. Conraads VM, Van Craenenbroeck EM, Pattyn N et al. Rationale and design of a randomized trial on the effectiveness of aerobic interval training in patients with coronary artery disease: the SAINTEX-CAD study. Int J Cardiol 2013; 168(4): 3532-3536.

28. Binder RK, Wonisch M, Corra U et al. Methodological approach to the first and second lactate threshold in incremental cardiopulmonary exercise testing. Eur J Cardiovasc Prev Rehabil 2008; 15(6): 726-734.

29. Mathiowetz V. Comparison of Rolyan and Jamar dynamometers for measuring grip strength. Occup Ther Int 2002; 9(3): 201-209.

30. Almeida GJ, Wasko MC, Jeong K et al. PA measured by the SenseWear Armband in women with rheumatoid arthritis. Phys Ther 2011; 91(9): 1367-1376.

31. Van Remoortel H, Raste Y, Louvaris Z et al. Validity of six activity monitors in chronic obstructive pulmonary disease: a comparison with indirect calorimetry. PLoS One 2012; 7(6):e39198.

32. Hug F, Dorel S. Electromyographic analysis of pedaling: a review. J Electromyogr Kinesiol 2009 Apr;19(2): 182-98.

33. Rantanen T, Volpato S, Ferrucci L, Heikkinen E, Fried LP, Guralnik JM. Handgrip strength and cause-specific and total mortality in older disabled women: exploring the mechanism. J Am Geriatr Soc 2003 May;51(5): 636-41.

34. Weinstein AA, Chin LM, Keyser RE et al. Effect of aerobic exercise training on fatigue and PA in patients with pulmonary arterial hypertension. Respir Med 2013; 107(5): 778-784.

35. Goodpaster BH, Chomentowski P, Ward BK et al. Effects of PA on strength and skeletal muscle fat infiltration in older adults: a randomized controlled trial. J Appl Physiol 2008; 105(5): 1498-1503.

36. Saintex-CAD Studie. Over de studie, http://www.saintexcad.be/index.php?option=com_content&view=article&id=9… [accessed 20 january 2013].

37. Conraads VM, Van Craenenbroeck EM, Pattyn N et al. Rationale and design of a randomized trial on the effectiveness of aerobic interval training in patients with coronary artery disease: the SAINTEX-CAD study. Int J Cardiol 2013;168(4): 3532-3536.

38. O'Connor GT, Buring JE, Yusuf S. Goldhaber SZ et al. An overview of randomised trials of rehabilitation with exercise after myocardial infarction. Circulation 1989; 80(2): 234-244. 

39. Oldridge NB, Guyatt GH, Fischer ME et al. Cardiac rehabilitation after myocardial infarction. Combined experience of randomized clinical trials. JAMA 1988; 260(7): 945-950.

 

Download scriptie (238.7 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2014
Thema('s)