‘Mensen zijn zo vervangbaar als een plastic tas’
Laten we dit artikel eens beginnen met iets dat ogenschijnlijk niet zo veel met mijn masterproef te maken heeft: het is crisis in Israël. Gaza bestookt het land met raketten die evenveel aanrichten als speldenprikjes en Israël geeft mokerslagen terug die dit kleine Palestijnse gebied in een hel op aarde veranderen. Lag ik een week geleden nog op het strand in Tel Aviv, is dat strand vandaag de dag opnieuw veranderd in een doelwit waar de sirenes meermaals per dag bombardementen aankondigen. Het Midden-Oosten lijkt eens te meer over te koken. Wat zeggen wij daarover? We kiezen met plezier de kant van de underdog en veroordelen tegelijk voor het gemak ook nog eens alle Joden die in eigen land verblijven. Want zij zullen ook wel alle Palestijnen dood willen. We willen het niet Jodenhaat noemen, maar een vorm van afkeer is niettemin aanwezig. Wat heeft dit, kan u zich nu afvragen, met mijn thesis te maken?
Arnon Grunberg. Heeft u meer uitleg nodig? Deze ‘Self-hating Jew’ is veelvuldig in de media en de academische wereld aanwezig. Staalhard veroordeelt hij zijn familie en de Joodse identiteit, wat ertoe leidt dat Jodenhaat volgens velen het centrale thema van zijn oeuvre is. Zelfs de boeken zonder Joden worden dan gezien als allegorieën voor de Joodse geschiedenis. Maar is het wel zo eenvoudig? Deze lezing is slechts een interpretatie die bovendien niet alle elementen uit zijn werken verklaart. In mijn thesis ga ik op zoek naar een meer allesomvattende interpretatie, steunend op een verband tussen literatuur en journalistiek. De crisis in Israël is niet tot simpelweg tot een vorm van Jodenhaat te herleiden. Hetzelfde geldt voor het werk van Grunberg.
Arnon Grunberg is een schrijver met faam waarover al heel wat artikels en analyses geschreven zijn. Een hypothese die een leesdraad vormt voor zijn hele oeuvre kon ik tijdens mijn literatuurstudie niet aantreffen. Dat is dan ook in het natuurlijke groeiproces van mijn thesis de basisopzet geworden. Het gaat niet alleen om het verband tussen literatuur en literaire journalistiek, maar ook om onderzoek naar de wereld die Grunberg schept.
In dit proces werden er een aantal stappen gezet met een literatuuronderzoek uit drie onderdelen als start. Grunberg verwerkt vaak autobiografische elementen in zijn romans en columns waardoor autobiografische literatuur het eerste onderwerp van deze literatuurstudie werd. Daarna volgde de literaire journalistiek om een betere voeling te krijgen met dit genre. Het laatste onderdeel was het verschijnsel ironie, een van de meer complexe fenomenen in ons menselijk mentaal labyrint. Het was belangrijk tot een goede definitie van dit begrip te komen alvorens de analyse te starten.
Na de literatuurstudie volgde de analyse, bestaande uit twee delen. Het eerste deel was gefocust op een beschrijving van het wereldbeeld van Arnon Grunberg waarin liefde, seks en geweld centraal staan. Grunberg neemt de rol op van mensendokter, wil de mens genezen van zijn illusies. Zijn wereldbeeld is een nihilistisch exemplaar waarin elke zingeving verdwenen is. Zo ver wil hij de lezer ook krijgen door elke illusie te ontmaskeren, ook al is hoop nooit veraf. Hij toont in zijn werk figuren die door hun zingeving verteerd worden of die begonnen zijn elke vorm van hoop de grond in te boren. Beroemde voorbeelden zijn Hofmeester uit Tirza of Beck uit De Asielzoeker. Zoals vaak in de literatuur is liefde daarbij de hardste noot om te kraken, maar op het einde gaat ook dit ideaal vaak ten onder. Vraag blijft wat Grunberg met dit soort filosofie in de journalistiek doet, waar het hebben van een eigen opinie uit den boze is.
Het tweede deel van de analyse focuste precies op deze vraag. Is het u ook opgevallen dat in de laatste romans van Grunberg de actualiteit veel sterker aanwezig is? Eenzelfde beweging zien we in zijn journalistiek waarin Grunberg plots echte reportages gaat maken. Van verzonnen verhalen met autobiografische elementen evolueert hij naar politiek actuele verhalen die gestaafd zijn op feiten. De verklaring hiervoor zou een groter engagement zijn van de kant van auteur binnen een postpostmoderne stroming. Al wie de journalistiek van Grunberg van naderbij bestudeert, zal moeten vaststellen dat dit onzin en geleuter is. De kans lijkt mij nog groter dat Benjamin Netanyahu en Mahmoud Abbas elkaar uitnodigen voor gezellige etentjes dan dat Grunberg gaat schrijven met oog op een betere samenleving. Zijn wereldbeeld blijft door en door zwart.
Wat is dan de reden voor deze ommezwaai naar actualiteit? Daarvoor moeten we onderzoeken wat het journalistiek en autobiografisch literair werk van Arnon Grunberg aan elkaar bindt. De verschillen tussen deze genres worden onderzocht aan de hand van Kamermeisjes en soldaten (literaire reportages) en Blauwe maandagen, de ‘autobiografische’ debuutroman van Grunberg. De vergelijking vindt plaats op het gebied van stijl, personages, ironie en postmodernisme om zo te besluiten waarom Arnon Grunberg zich precies tot literaire journalistiek gaat richten. Tot dan toe heeft hij in zijn werk in kranten en tijdschriften nooit echt aan journalistiek gedaan. Hij schreef over zijn eigen leven en nam daarbij het principe ‘feitengetrouwheid’ alles behalve ernstig wat tot ironische vlijmscherpe teksten leidde. In interview geeft hij echter regelmatig aan te verlangen naar een test op de realiteit, een soort proef van zijn eigen levensfilosofie. En dat is precies de functie die deze nieuwe journalistiek van Grunberg heeft.
Arnon Grunberg gaat op zoek naar de levensinvulling van de mens die zo verschillend is van die van hem. Hij wil weten hoe mensen het leven zin geven om dat vervolgens weer onderuit te halen. Het lijkt even alsof hij het leven een kans geeft, maar eigenlijk heeft Grunberg zijn mening al lang gevormd. De test is gemanipuleerd en Grunberg speelt vals. De hele maatschappij moet er opnieuw aan geloven in dit donkere stukje journalistiek. Vooral oorlog wordt gezien als een absurde activiteit, een afleiding van de menselijke dood. Een oorlog in Gaza vanwege Palestijnenhaat? Het is niet meer dan het zoeken naar overlevingsroes.
‘About’, 24.12.2013 [online raadpleegbaar op:] http://www.arnongrunberg.com/about [26.12.2013]
Barbe Katharina, Irony in context. Amsterdam, 1995.
Beek Mats, ‘Arnon Grunberg’, 2013 [online raadpleegbaar op:] http://www.schrijversinfo.nl/grunbergarnon.html [26.12.2013]
Beeks Sarah, "Ik ben trouwens geen schrijver": de schrijveridentiteit van Tom Lanoye en Arnon Grunberg. Antwerpen, 2007.
Bokweide Kees, ‘Mondgeur en verlangen’. De Gids 161 (1998), 446-449.
Booth Wayne C., A rhetoric of irony. Chicago, 1974.
Borg Eric, ‘De ontkombaarheid van de hoop.’ In: Het Leven volgens Arnon Grunberg: de wereld als poppenkast. Zoetemeer, 2010, 105-125.
Buelens Geert, ‘Afornismen na Auschwitz.’ In: Het Leven volgens Arnon Grunberg: de wereld als poppenkast. Zoetemeer, 2010, 13-39.
Colebrook Claire, Irony. New York, 2004.
De Jong-De Wilde Ellen, ‘'Noodzaak was voor mij de drive om het te vertellen' : een gesprek met Arnon Grunberg’. Kreatief 29 (1995), 49-54.
De Vriendt Mien, Literaire journalistiek in Vlaanderen: hoezeer (onder)ontwikkeld?. Gent, 2010.
Een prototypische auteur : Arnon Grunberg. Hilversum, 2010.
Fagel Suzanne, ‘Gruwelen met Grunberg: een stilistische analyse van stijl en aspect in De Asielzoeker.’ In: Een prototypische auteur : Arnon Grunberg. Hilversum, 2010, 242-261.
Goud Johan, Het Leven volgens Arnon Grunberg: de wereld als poppenkast. Zoetemeer, 2010.
Grunberg Arnon, De troost van de slapstick. Amsterdam, 1998.
Grunberg Arnon, Grunberg rond de wereld. Amsterdam, 2004.
Grunberg Arnon, Tirza. Amsterdam, 2006.
Grunberg Arnon. De Asielzoeker. Amsterdam, 2003.
Grunberg Arnon, Onze oom. Amsterdam, 2008.
Grunberg Arnon, De joodse messias. Amsterdam, 2004.
Grunberg Arnon, De man zonder ziekte. Amsterdam, 2012.
Grunberg Arnon, De figuranten. Amsterdam, 1997.
Grunberg Arnon, Kamermeisjes en soldaten. Amsterdam, 2009.
Gurillo Leonor Ruiz & Ortega M. Belén Alvarado (red.), Irony and Humor: From pragmatics to discourse. Amsterdam, 2013.
Hamans, Camiel, “Paus, Plato en democratie”, Bzzlletin 29 (2000), 14-21. «
Harbers Mark, “Between fact and fiction: Arnon Grunberg on his literary journalism”, Literary journalism studies 2 (2010), 74-83.
Hartsock J., A history of American literary journalism: the emergence of a modern narrative form. Amherst, 2000.
Kramer Mark, Breakable Rules for Literary Journalists. New York, 1995.
Keeble, R, ‘On journalism, creativity and imagination.’ In: Keeble R., &Wheeler (red.), The journalistic imagination: literary journalists from Defoe to Capote and Carter. Londen, 2007.
Mampaey Karen, Arnon Grunberg als romanschrijver en journalist. NJ in ‘Kamermeisjes en soldaten’. Antwerpen, 2011.
Muecke D.C., Irony and the Ironic. New York, 1982.
Musschoot Anne Marie, ‘Het gekoesterde ego. Autobiografisch schrijven en het einde van het millennium’, Ons Erfdeel 42 (1999), 61-73.
Nico Drok, ‘Civiele journalistiek: het belang van de professie voor het publieke domein.’, In: Bardoel Jo e.a., Journalistieke cultuur in Nederland. Amsterdam, 2001, 373-389.
Rover Frans C., ‘Het meedogend schaden van de menselijke soort : het werk van Arnon Grunberg’. Ons erfdeel 43 (2000), 72-79.
Sims Norman, ‘The Problem and the Promise of Literary Journalism Studies’, Literary Journalism Studies 1 (2009), 7-16.
Sims Norman, True Stories: A Century of Literary Journalism. Evanston, 2007.
Storm Arie, ‘Dit boek beschouw ik als een watermeloen.’ In: De Nijs Pieter (red.), Autobio Bzzlletin 29 (2000), 33-39.
Truijens Aleid, ‘De honger naar echt : superego's domineren literatuur’. De Volkskrant (29 mei 1998) [online raadpleegbaar op:] http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2676/Cultuur/article/detail/473130/1998/05/29/Honger-naar-echt-SUPEREGO-S-DOMINEREN-LITERATUUR.dhtml
Vaessens Thomas, ‘De romanschrijver als journalist: Arnon Grunberg tussen fictie en non-fictie.’ In: In: Goud Johan, Het Leven volgens Arnon Grunberg: de wereld als poppenkast. Zoetemeer, 2010, 39-64.
Van Dijk Yra & Vaessens Thomas, ‘Ter inleiding.’ In: Een prototypische auteur : Arnon Grunberg. Hilversum, 2010, 225-227.
Van Dijk Yra, ‘Arnon Grunberg: de uitverkoren auteur.’ In: Jan Campert-stichting Jaarboek 2009. Den Haag, 2010, 50-73.
Van Dijk Yra, ‘Uitblinken in overleven.’ In: Goud Johan, Het Leven volgens Arnon Grunberg: de wereld als poppenkast. Zoetemeer, 2010, 74-104.
van Dijk Yra, 'Op inspiratie wacht je niet: plagiaat, imitatie en 're-enactment' in de romans van Arnon Grunberg.’ In: Een prototypische auteur : Arnon Grunberg. Hilversum, 2010, 228-240.
Van Gorp e.a., Lexicon van literaire termen. Groningen, 1998.
Van Wesemael Sabine, ‘Tegen de wereld, tegen het leven.’ In: Een prototypische auteur : Arnon Grunberg. Hilversum, 2010, 282-303.
Vervaeck Bart, ‘De autobiograaf als obscene aap’ In: De Nijs Pieter (red.), Autobio Bzzlletin 29 (2000), 3-13.
Vervaeck Bart, ‘Gaat en vermenigvuldigt u ! : de clichés van Arnon Grunberg’. DWB 146 (2001), 97-104.
Vitse Sven, ‘Over werkelijkheid, fictie en postmodernisme : enkele opmerkingen bij recente publicaties over het werk van Arnon Grunberg’. Spiegel der letteren 54 (2012), 93-105.
Wijfjes Huub, Journalistiek in Nederland: 1850-2000. Amsterdam, 2004.
Wildemeersch George, Geschiedenis van de Nederlandse letterkunde 3. 2011-2012.
Wildemeersch George, Moderne klassieken 2: Gerard Reve. 2011.
Willems Wesley, Literaire journalistiek in het Nederlandse taalgebied. Antwerpen, 2012
Wolfe Tom, The New Journalism. Londen, 1973.