Wat met de belangen van onze kinderen?

Silke
Verspecht
  • Silke
    Verspecht

Kinderen zijn de toekomst van onze maatschappij. Een goede opvoeding is bijgevolg van cruciaal belang. Ouders worden beschouwd als primaire opvoeders, maar slaan de bal soms al eens mis. Zo kan moeder of vader een misdrijf plegen, wat aanzienlijke gevolgen kan hebben voor het kind. Veelal krijgt het kind door de samenleving een bepaald etiket opgeplakt en wordt het vaak in een vergeten hoek geduwd. De vraag dringt zich dan ook op in welke mate rechters rekening houden met de positie van kinderen wanneer zij ouders een straf opleggen. Om deze vraag te kunnen beantwoorden, werd een online enquête opgesteld waarin rechters, op basis van open vragen, konden beargumenteren in welke mate die kinderen en hun belangen in rekening werden gebracht bij het opleggen van een straf, alsook de onderliggende reden.  

In het kader van dit onderzoek werd onderzocht of rechters rekening houden met de belangen van kinderen. Waar ‘een kind’ elke persoon onder 18 jaar is, is de term ‘het belang’ veel vager. Het kan hierbij gaan om het belang van een individueel kind of het belang van een groep kinderen. Zowel binnen het gezin, met name de ouders, als op elk niveau van de samenleving, waaronder rechtbanken en dus rechters, dient dit principe in rekening gebracht te worden waarbij het welzijn van het kind primeert zodat deze zich maximaal kan ontwikkelingen. Dit houdt dus in dat het kind zo weinig mogelijk schade moet oplopen bij elke beslissing die een mogelijke impact kan hebben op het kind. Het is bijgevolg niet steeds duidelijk wat ‘het belang van het kind’ is in een specifieke situatie. Daarnaast moet nog eens rekening gehouden worden met andere rechten, zoals het recht op vrije meningsuiting waarover kinderen beschikken, het recht van het kind om niet gescheiden te worden van zijn/haar ouders,… . Kortom: zelfs al houden rechters rekening met het belang van het kind, dan nog zal dit tot verschillen in een opgelegde straf kunnen leiden. Dit zou dus een aantasting van het gelijkheidsbeginsel kunnen impliceren. Toch haalt het materiële gelijkheidsbeginsel aan dat verschillen tussen personen alsook verschillen in situaties, een andere straf kunnen rechtvaardigen. Bijgevolg kan het dus zijn dat twee personen die elk een diefstal hebben gepleegd toch een andere straf opgelegd krijgen omdat het betrekking heeft op twee verschillende individuen met elk een eigen persoonlijkheid. Daar de wetgever geen concrete richtlijnen heeft opgelegd aan de rechter over welke factoren in rekening gebracht moeten worden, is de rechter hierin dus vrij en kan deze dus rekening houden met de belangen van kinderen. Meer nog: Belgische rechters hebben in principe de plicht om het belang van het kind in rekening te brengen bij het toekennen van een gepaste straf aan diens ouder(s).

 

Om na te gaan of en in welke mate rechters rekening houden met het hierboven vermelde ‘belang van het kind’, werden rechters via een online enquête bevraagd. Hierin werden open vragen gesteld in verband met de interpretatie van het begrip ‘het belang van het kind’ en de toepassing ervan bij de straftoemeting.

Allereerst bleek uit de enquête dat ook rechters het moeilijk vinden om een concrete definitie te geven van het begrip ‘het belang van het kind’. Ondanks dat ze niet precies kunnen omschrijven wat deze term inhoudt, werd toch gesteld dat hier rekening mee gehouden kan worden bij de straftoemeting. De rechter beschikt immers over een ruime vrijheid om te bepalen welke straf hij/zij het meest geschikt vindt, rekening houdende met de persoonlijke situatie en de persoonlijkheid van de dader. Toch kan de rechter hierbij meerdere elementen in rekening brengen, waaronder ‘het belang van het kind’. Uit de enquête bleek echter dat de bevraagde rechters hier zelden rekening mee houden. Alhoewel enkelen van hen dit een cruciale factor vonden, waren de meeste rechters de mening toegedaan dat er belangrijkere factoren waren, zoals het schuldinzicht van de dader op het moment dat hij/zij voor de rechter verschijnt, het strafrechtelijke verleden van de dader (heeft de dader reeds eerder strafbare feiten gepleegd?), de schade die werd veroorzaakt ten aanzien van het slachtoffer, alsook de persoonlijkheid van de dader.

 

Uit dit onderzoek blijkt dus dat er in België niet zozeer aandacht besteed wordt aan de belangen van het kind wat betreft de straftoemeting door de rechter. Er bestaan dan ook tegenstrijdige meningen in dit opzicht: sommige rechters zijn van mening dat het belang van het kind in rekening gebracht kan worden, terwijl anderen vinden dat dit minder of helemaal niet belangrijk is. Slechts twee respondenten waren de mening toegedaan dat dit wel degelijk een belangrijk element is waarmee rekening gehouden moet worden bij de toekenning van de straf. Wel moet opgemerkt worden dat er slechts 14 rechters uit Vlaanderen en Nederlandstalig Brussel aan de enquête deelnamen. Het kan dus zijn dat er meer voorstanders zijn om wel rekening te houden met de factor ‘het belang van het kind’, maar dat is niet duidelijk op basis van dit onderzoek. Bovendien kan het zijn dat er nog andere meningen aanwezig zijn, die we voorlopig nog niet in kaart gebracht hebben. Het is dan ook aangeraden om dit onderzoek grootschaliger uit te voeren door er zoveel mogelijk rechters bij te betrekken, eventueel in de vorm van persoonlijke interviews. Zulke interviews geven immers de mogelijkheid om door te vragen, waardoor misschien meer informatie bekomen kan worden. Aangezien kinderen de toekomst van morgen zijn, kan het een meerwaarde zijn hier verdere aandacht aan te besteden. Dit met het oog op het streven naar minimale schade voor kinderen die slachtoffer worden door de daden van hun ouder(s).

 

Bibliografie

Bibliografie

Akkersmans, P., Bax, C., & Verhey, L. (2005). Grondrechten: Grondrechten en grondrechtsbescherming in Nederland. Heerlen: Kluwer.

Bayart, C. (2004). Discriminatie tegenover differentiatie: Arbeidsverhoudingen na de Discriminatiewet: Arbeidsrecht na de Europese Ras- en Kaderrichtlijn. Gent: De Boeck & Larcier

Beyens, K., & Tournel, H. (2010). Mijnwerkers of ontdekkingsreizigers? Het kwalitatieve interview. In T. Decorte & D. Zaitch (Eds.), Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie (pp. 199-232). Leuven: Acco.

Beyens, K., & Vanhamme, F. (2008). Onderzoek naar rechtspreken als sociale praktijk. Tijdschrift voor Criminologie, 50(4), 350-360.

Böhler, B. (2012). Crisis in de rechtstaat: Spraakmakende zaken, verborgen processen. Antwerpen: De Arbeiderspers.

Boone, M. (2013). Effectiviteit van straffen. In M. Boone & C. Brants (Eds.), Criminologie en strafrecht (pp. 201-228). Den Haag: Boom Lemma.

Boswell, G. (2002). Imprisoned fathers: The children's view. The Howard Journal, 41(1), 14-26.

Bouverne-De Bie, M. (1997). De ontmoeting tussen hulp en recht in de verzorgingsstaat. Een benadering vanuit het (forensisch) welzijnswerk. Welzijnsgids, 25, 1-14.

Bouverne-De Bie, M., De Vos, K., & Bradt, L. (2014). Van kinderwetgeving naar kinderrechten: Over de verbinding tussen recht en opvoeding. Pedagogiek, 34(3), 177-190.

Brenninkmeijer, A. (1994). Wegen voor behoorlijke straftoemeting. Justitiële Verkenningen, 20(2), 48-75.

Brinkman, J. (2000). De vragenlijst. Groningen: Wolters-Noordhoff.

Calcara, G. (2013). The role of INTERPOL and EUROPOL in the fight against cybercrime, with particular reference to the sexual exploitation of children online and child pornography. Masaryk University Journal of Law and Technology, 7(1), 19-33.

Claes, E. (2003). Legaliteit en rechtsvinding in het strafrecht: Een grondslagentheoretische benadering. Leuven: Universitaire Pers Leuven.

College voor de Rechten van de Mens. (2014a). Achtergrond en historie van mensenrechten. Retrieved 31/12/2015 from http://www.mensenrechten.nl/wat-zijn-mensenrechten/achtergrond-en-histo….

College voor de Rechten van de Mens. (2014b). Als je jonger bent dan 18 jaar. Retrieved 31/12/2015 from http://www.mensenrechten.nl/mensenrechten-voor-u/als-je-jonger-bent-dan….

College voor de Rechten van de Mens. (2014c). Discriminatie. Retrieved 31/12/2015 from https://www.mensenrechten.nl/wat-zijn-mensenrechten/discriminatie#Wat-i….

Crombag, H. (2010a). Over opzet en schuld. In P. van Koppen, H. Merckelbach, M. Jelicic, & J. de Keijser (Eds.), Reizen met mijn rechter: Psychologie van het recht (pp. 641-664). Deventer: Kluwer

Crombag, H. (2010b). Over tunnelvisie. In P. van Koppen, H. Merckelbach, M. Jelicic, & J. de Keijser (Eds.), Reizen met mijn rechter: Psychologie van het recht (pp. 387-399). Deventer: Kluwer.

Crombag, H., & van Koppen, P. (2010). Rechtvaardigheid. In P. van Koppen, H. Merckelbach, M. Jelicic, & J. de Keijser (Eds.), Reizen met mijn rechter: Psychologie van het recht (pp. 835-846). Deventer: Kluwer

Crombag, H., van Koppen, P., & Wagenaar, W. (2010). De waarde van het bewijs. In P. van Koppen, H. Merckelbach, M. Jelicic, & J. de Keijser (Eds.), Reizen met mijn rechter: Psychologie van het recht (pp. 335-348). Deventer: Kluwer.

Croonenberghs, M. (1966). Jeugdbescherming: De wet van 8 april 1965 en haar betekenis voor de jeugd, de ouders en de opvoeders. Lier: Van In.

de Kezel, E. (1999). Het begrip het belang van het kind. Rechtskundig Weekblad, 32, 1163-1167.

de Roos, T. (2000). Het grote onbehagen: Emotie en onbegrip over de rol van het strafrecht. Leuven: Van Halewijck.

De Smet, B. (2010). Jeugdbeschermingsrecht in hoofdlijnen. Antwerpen: Intersentia.

de Vaus, D. (2014). Surveys in social research. Londen: Routledge.

De Vos, K., Roose, R., & Bouverne-De Bie, M. (2012). Honderd jaar na de kinderbescherming: De institutionalisering van een pedagogische paradox. Panopticon, 33(5), 454-469.

Decorte, T. (2010). Kwalitatieve data-analyse in het criminologisch onderzoek. In T. Decorte & D. Zaitch (Eds.), Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie (pp. 441-472). Leuven: Acco.

Desmet, E., & Put, J. (2011). Het decreet rechtspositie minderjarigen in internationaal perspectief. Gent: Kenniscentrum Kinderrechten vzw.

Duker, M. (2003). Legitieme straftoemeting: Een onderzoek naar de legitimiteit van de straftoemeting in het licht van het gelijkheidsbeginsel, het democratiebeginsel en het beginsel van een eerlijke procesvoering. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.

Dupont, L. (1983). Beginselen van strafrecht. Leuven: Acco.

ECPAT International. (2009). Child pornography and sexual exploitation of children online. Bangkok: ECPAT International.

Enschedé, C. J. (2002). Beginselen van strafrecht. Deventer: Kluwer.

Ezinga, M., & Hissel, S. (2010). Kinderen van gedetineerde moeders: Een studie naar het gedrag en welbevinden van kinderen met een moeder in de gevangenis. Tijdschrift voor Criminologie, 52(1), 36-51.

Fink, A. (2013). How to conduct surveys: A step-by-step guide. California: Sage.

Fiselier, J. P. S. (1985). Regionale verscheidenheid in de strafrechtspleging. Delikt en Delinkwent, 15(4), 283-300.

Flick, U. (2010). Kwalitatief online-onderzoek: Gebruik van het internet. In T. Decorte & D. Zaitch (Eds.), Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie (pp. 416-439). Leuven: Acco.

Gerards, J. H. (2002). Rechterlijke toetsing aan het gelijkheidsbeginsel. Den Haag: Sdu Uitgevers.

Jörg, N., & Kelk, C. (2001). Strafrecht met mate. Deventer: Gouda Quint.

Kalim, A. (2013). Addressing the gap in international instruments governing internet child pornography. Commlaw Conspectus, 21(2), 428-452.

Kannegieter, G. (1992). Werk als straftoemetingsfactor. Justitiële Verkenningen, 18(8), 72-101.

Kelk, C., & Silvis, J. (1992). Vrijheid inzake straftoemeting. Justitiële Verkenningen, 18(8), 8-22.

Kinderrechtencoalitie. (2013). Standpunt kinderrechtencoalitie: Kinderen met gedetineerde ouders. Gent: Kinderrechtencoalitie.

Kinderrechtencommissariaat. (2016). Verdrag en protocollen Kinderrechtenverdrag. Retrieved 31/12/2015 from http://www.kinderrechtencommissariaat.be/verdrag-en-protocollen-kinderr….

Kloosterbroer, K., & Punselie, L. (1998). Kinderen als procespartij en het Kinderrechtenverdrag. Tijdschrift Familie- en Jeugdrecht, 1, 6-10.

Law, K. (1994). Hope for the future: Overcoming jurisdictional concerns to achieve United States ratification of the Convention on the Rights of the Child. Fordham Law Review, 62(6), 1851-1876.

Loenen, T. (1998). Het gelijkheidsbeginsel. Nijmegen: Ars Aequi Libri.

Maeseele, T., Reynaert, D., Bouverne-De Bie, M., Roose, R., & Bradt, L. (2008). Stromingen in de kinderrechtenbeweging. Tijdschrift voor Jeugd en Kinderrechten, 1, 50-55.

Maesschalck, J. (2010). Methodologische kwaliteit in het kwantitatief criminologisch onderzoek. In T. Decorte & D. Zaitch (Eds.), Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie (pp. 119-146). Antwerpen: Acco.

Martyn, G., & Devloo, R. (2012). Een kennismaking met recht en rechtspraktijk. Brugge: Die Keure.

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. (1999). Kinderrechten en onderwijs: Een driedubbele opdracht. Vlaanderen: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

Mortelmans, D. (2010). Het kwalitatief onderzoeksdesign. In T. Decorte & D. Zaitch (Eds.), Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie (pp. 75-118). Antwerpen: Acco.

Nijhof, K., Engels, R., Wientjes, J., & de Kemp, R. (2007). Crimineel gedrag van ouders en kinderen. Pedagogiek, 27(1), 29-44.

O'Gorman, A., & Vander Laenen, F. (2010). Ethische aspecten van het kwalitatief onderzoek. In T. Decorte & D. Zaitch (Eds.), Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie. Antwerpen: Acco.

Pauwels, L. (2013). Kwantitatieve criminologie. Basishandboek kwantitatieve methoden van criminologisch onderzoek. Gent: Academia Press.

Raats, S. (2014). De straf gemeten en gepast: Op weg naar consistentie in de straftoemeting. Antwerpen: Universiteit Antwerpen.

Reynaert, D., Bouverne-De Bie, M., & Vandevelde, S. (2011). Over kinderen en recht. Aanzet tot het herdenken van kinderrechten. In D. Reynaert, R. Roose, W. Vandenhole, & K. Vlieghe (Eds.), Kinderrechten: Springplank of struikelblok? Naar een kritische benadering van kinderrechten (pp. 99-111). Antwerpen: Intersentia.

Roose, R. (2006). De bijzondere jeugdzorg als opvoeder. Gent: Academia Press.

Rutenfrans, C. (1992). Straftoemeting: Intuïtief of rechtvaardig. Justitiële Verkenningen, 18(8), 42-58.

Schmidt, A. (1992). Een databank voor straftoemeting. Justitiële Verkenningen, 18(8), 23-41.

Senaeve, P. (1998). Compendium van het jeugdbeschermingsrecht. Leuven: Acco.

Silverman, D. (2001). Interpreting qualitative data: Methods for analysing talk, text and interaction. Londen: Sage.

Smith, J. (1998). Rapportageverplichting onder het IVRK. Tijdschrift Familie- en Jeugdrecht, 1, 2-6.

Smyth, C. (2015). The best interests of the child in the expulsion and first-entry jurisprudence of the European Court of Human Rights: How principled is the Court's use of the principle? European Journal of Migration, 17(1), 70-103.

Spector, P. (2013). Survey design and measure development. In T. Little (Ed.), The Oxford handbook of quantitative methods. (pp. 170-188). New York: Oxford university press.

UNICEF België. (2014). Het verdrag. Retrieved 31/12/2015 from http://www.unicef.be/nl/over-unicef/onze-inspiratie/kinderrechten/.

Van den Wyngaert, C., & Vandromme, S. (2014). Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen. Antwerpen: Maklu.

van der Landen, D. (1992). Straf en maatregel: Een onderzoek naar het onderscheid tussen straf en maatregel in het strafrecht. Arnhem: Gouda Quint.

van Koppen, P., & de Keijser, J. (2010). Beslissende rechters. In P. van Koppen, H. Merckelbach, M. Jelicic, & J. de Keijser (Eds.), Reizen met mijn rechter: Psychologie van het recht (pp. 861-873). Deventer: Kluwer.

van Stokkom, B. (2013). Actieve verantwoordelijkheid in het strafrecht: Naar een brede opvatting van 'recht doen'. Justitiële Verkenningen, 39(1), 90-105.

van Wingerden, S., & van Wilsem, J. (2014). Straffen omvat meer dan gevangenisstraf: De effecten van daderkenmerken op de straftoemeting voor het gehele sanctiepakket. Tijdschrift voor Criminologie, 56(1), 3-23.

Vander Laenen, F., Vander Beken, T., & Bouvernie-De Bie, M. (2012). Strafrecht en welzijnswerk. In R. Roose, F. Vander Laenen, I. Aertsen, & L. van Garsse (Eds.), Forensisch Welzijnswerk: Ontwikkeling, beleid, organisatie & praktijk (pp. 1-26). Gent: Academia Press.

Vanobbergen, B., Van Gorp, A., & Bradt, L. (2014). 25 jaar kinderrechten: Een terugblik en vooruitblik. Pedagogiek, 34(3), 169-176.

Verberk, S. (2011). Probleemoplossend strafrecht en het ideaal van responsieve rechtspraak. Den Haag: Sdu Uitgevers.

Verhellen, E. (1993). Verdrag inzake de rechten van het kind: Achtergronden, motieven, strategieën, hoofdlijnen. Leuven: Garant.

Verhellen, E. (2005). Verdrag inzake de rechten van het kind: Achtergronden, motieven, strategieën, hoofdlijnen. Antwerpen: Garant.

Verhellen, E. (2008). Het verdrag inzake de rechten van het kind meerderjarig. Enkele beschouwingen over de implementatie in België. Tijdschrift voor de Rechten van het Kind(1), 11-40.

Vermeulen, G., Dormaels, A., & Colle, J. (2004). Belgium. In G. Vermeulen & H. De Pauw (Eds.), Missing and sexually exploited children in the EU (pp. 58-95). Antwerpen: Maklu.

Vynckier, G., Wolthuis, A., & Desmet, N. (2013). Hoe serieus nemen ze mij? Politiecontacten in het licht van mensenrechten/kinderrechten. Cahier Politiestudies, 27, 151-179.

Wagenaar, W., Crombag, H., & Israëls, H. (2010). Ook rechters maken menselijke fouten. In P. van Koppen, H. Merckelbach, M. Jelicic, & J. de Keijser (Eds.), Reizen met mijn rechter: Psychologie van het recht (pp. 875-894). Deventer: Kluwer.

Walgrave, S., & Varone, F. (2008). Punctuated equilibrium and agenda-setting: Bringing parties back in: Policy change after the Dutroux crisis in Belgium. Governance: An International Journal of Policy, Administration, and Institutions, 21(3), 365-395.

Weber, D., & Rousseaux, X. (2004). Les politiques pénales en Belgique. In D. Heirbaut (Ed.), Politieke en sociale geschiedenis van justitie in België van 1830 tot heden (pp. 63-102). Brugge: Die Keure.

Wermink, H., van Wingerden, S., van Wilsem, J., & Nieuwbeerta, P. (2015). Etnisch gerelateerde verschillen in de straftoemeting. Den Haag: Sdu Uitgevers.

Willems, J. (2000). Het belang van het kind, de hechting van het kind, hechting en verwerking: Vier katalysatoren in de humanitaire ontwikkeling naar preventieve opvoedingsfacilitering en uitbanning van transisme. In M. Bouvernie-De Bie & R. Roose (Eds.), Opvoedingsondersteuning en jeugdzorg (pp. 5-42). Gent: Academia Press.

Willems, J. (2005). Het kindbeeld in het verdrag inzake de rechten van het kind. Justitiële Verkenningen, 31(5), 94-112.

Wilson, M., & Sapsford, R. (2006). Asking questions. In R. Sapsford & V. Jupp (Eds.), Data collection and analysis (pp. 93-123). Londen: Sage.

Wright, K. (2005). Researching internet-based populations: Advantages and disadvantages of online survey research, online questionnaire authoring software packages, and web survey services. Journal of Computer-Mediated Communication, 10(3), 00-00.

Wuyts, T. (2013). Ouderlijk gezag: Een coherente gezagsregeling voor minderjarigen. Mortsel: Intersentia.

Wet- en regelgeving

CRC/C/5, 30 oktober 1991, Algemene richtlijnen inzake de vorm en inhoud van initiële  rapporten.

CRC/C/GC/12, 1 juli 2009, General comment No. 12 (2009) The right of the child to be            Heard.

CRC/C/GC/14, 29 mei 2013, General comment No. 14 (2013) on the right of the child to have  his or her best interests taken as a primary consideration (art. 3, para. 1).

Decreet van 7 mei 2004 betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp, BS 4 oktober 2010, 70.055.

De Universele Verklaring van 10 december 1948 van de Rechten van de Mens, BS 31 maart1    949, 2.488.

Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de           fundamentele vrijheden, ondertekend op 4 november 1950, te Rome, BS 19 augustus          1955, 5.029.

Verdrag van 20 november 1989 inzake de rechten van het kind, BS 17 januari 1992, 805.

Verklaring van Genève van 1924.

Verklaring van de rechten van het kind van 1959.

Wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden, BS 5 oktober 1867, 5.505.

Wet van 15 mei 1912 betreffende de kinderbescherming, BS 27-28-29 mei 1912.

Wet van 19 mei 1914 betreffende de algemene leerplicht.

Wet van 15 juli 1960 tot zedelijke bescherming van de jeugd, BS 20 juli 1960, 5.508.

Wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, BS 17 juli   1964,7.812.

Wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen  die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit          veroorzaakte schade, BS 15 april 1965, 4.014.

Wet van 27 april 1987 in verband met de motivering van straffen, tot wijziging van artikel         195 van het Wetboek van Strafvordering en van artikel 207 van de Rechtspleging bij      de Landmacht, BS 20 mei 1987, 7.643.

Wet van 17 april 2002 tot invoering van de werkstraf als autonome straf in correctionele

zaken en in politiezaken, BS 7 mei 2002, 19.021.

De wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, BS 30 mei         2007, 29.016.

Wet van 7 februari 2014 tot invoering van het elektronisch toezicht als autonome straf, BS 28    februari 2014, 17.402.

Wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende        diverse bepalingen inzake justitie, BS 19 februari 2015, 13.130.