Wie kan de klok nog luiden?

Thomas
De Vreese

Onze privacy in het gedrang

In de strijd tegen de zware en georganiseerde criminaliteit heeft de wetgever aan politie en justitie de bevoegdheid toegekend om een aantal zeer verregaande onderzoekstechnieken in te zetten. Het gebruik ervan is noodzakelijk om tot een efficiënte misdaadbestrijding te komen. De inzet van deze technieken brengt ook gevaren met zich mee, aangezien ze ernstig kunnen ingrijpen in onze fundamentele rechten en vrijheden. Daarom is het noodzakelijk dat de evolutie van de aanwending ervan wordt gemonitord. Dit blijkt niet het geval te zijn: naast het gebrek aan accurate gegevens blijkt ook dat onze volksvertegenwoordigers weinig interesse hebben in de materie.

 

Big Brother is watching you

De zwaarwichtige technieken waarvan sprake hebben vaak een verregaande impact op de privacy. Zo kan er worden overgegaan tot een heimelijke observatie, het ongemerkt binnendringen in woningen waarbij de politie afluisterapparatuur plaatst, het verzinnen van een identiteit op Facebook door een onderzoeker die je op die manier wil benaderen, het ongemerkt onderscheppen en openen van je post … Deze technieken zijn in de eerste plaats voorzien voor zware criminelen en worden maar uitzonderlijk gebruikt. Dat zou alleszins de bedoeling moeten zijn. Maar is dat wel zo?

 

De weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens

Om ervoor te zorgen dat de inzet van deze technieken in lijn blijft met waar we als maatschappij naartoe willen, en vooral waar niét naartoe, voorzag de wetgever een controlemiddel. Aan de hand van een jaarlijks verslag, dat de evolutie van de inzet van deze technieken schetst, zouden onze volksvertegenwoordigers in staat moeten zijn om bij te sturen waar nodig. Wanneer de balans de verkeerde kant zou opgaan en de inzet van de technieken niet meer beantwoordt aan het doel ervan, kan het parlement ervoor zorgen dat de toegekende bevoegdheden aangepast worden. Althans, dat was toch de bedoeling. Het opzet van de wetgever was duidelijk: een jaarlijkse wetsevaluatie maken en bijsturen als het de verkeerde kant opgaat. Mooie intenties, absoluut. Helaas lijkt het daarbij te blijven.

 

Een verslag? En wáár kan ik dat vinden?

Het jaarlijkse verslag dat rapporteert over de aanwending van deze technieken wordt opgemaakt door de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid, een onderdeel van de FOD Justitie. De leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers ontvangen het, zodat ze hun controle- en toezichtrol correct kunnen uitoefenen. Of zo zou het toch moeten. In de praktijk zijn er maar bijzonder weinig parlementairen geïnteresseerd in de materie. De weinigen die het belangrijk achten om een effectief toezicht uit te voeren moeten eerst op zoek gaan naar het verslag, dat zeer moeilijk vindbaar blijkt te zijn. Mocht je zelf geïnteresseerd zijn in de cijfers, dan is dat jammer. Tot 2016 werden ze nog online gepubliceerd, sindsdien zijn ze nergens meer openbaar terug te vinden…

 

Gelukkig zitten er steeds wel een aantal pitbulls in het parlement, die niet stoppen voor ze het verslag te zien krijgen. Top! Dan wordt die controle toch uitgevoerd? Dat zou inderdaad kunnen, ware het niet dat het verslag zelf totaal niet betrouwbaar is. Van de parketten die de gegevens moeten aanleveren weigert de helft om mee te werken, waarbij ze schermen met de vertrouwelijkheid van de onderzoeken. Een beoordeling van de effectiviteit van de technieken is niet mogelijk, aangezien er geen vermelding is van het behaalde resultaat. Nochtans is dat een wettelijke verplichting. Ook de efficiëntie inschatten is onmogelijk, aangezien er nergens een kostenplaatje is vermeld. Volgens de minister van Justitie is het verslag dan ook louter indicatief en kunnen er geen conclusies uit afgeleid worden.

 

Druk, druk, druk…

De commissie Justitie is een gespecialiseerd onderdeel van het parlement, en is bijgevolg het best geplaatst om de controle uit te oefenen. De leden ervan geven aan dat de commissie zeer druk bezet is, waardoor ze enkel de belangrijkste zaken kunnen behandelen. Het jaarlijkse verslag over de inzet van zwaarwichtige technieken werd nog nooit op de agenda gezet in de commissie. Dat het gebrek aan aandacht niet voor een verbetering van de kwaliteit van het verslag zorgt is duidelijk. De problemen waar het verslag mee te kampen heeft zijn al sinds het ontstaat ervan – in de vroege jaren ‘2000 – aanwezig. Aangezien niemand er echt van wakker ligt, blijven de problemen met onder andere de informatie-inzameling bestaan.

 

Het schip vaart blind

Het gebrek aan een praktische invulling van deze controle is niet per se rampzalig in individuele dossiers. Daar zijn nog andere waarborgen voorzien, zoals een beoordeling van de gebruikte techniek door een rechter. Waar er wél een gebrek aan is, dat is een globaal overzicht. Op dit moment weet niemand hoe het gebruik van deze zwaarwichtige technieken evolueert. Dat leest u goed, niemand! Het zou dus zomaar kunnen dat we morgen opstaan in een maatschappij waar onze politie en justitie wel héél goed werk leveren, maar waar u zelf misschien ook wel moet rekening houden met iemand die over uw schouder meekijkt… 

 

Bijles van de primus van de klas

Het wettelijk kader van de controle kan wel degelijk leiden tot een kwalitatief toezicht. Zweden heeft een gelijkaardig systeem, en haalt daarmee de hoogste scores op wereldniveau. Waarom? Omdat de Zweden er wél veel aandacht voor hebben. De kwaliteit van het verslag werd daar op punt gezet, onder meer door de digitalisering van de informatie. Het grootste verschil is echter de aandacht die de Zweedse parlementsleden hebben voor de privacy. Het is dringend tijd om ook in België meer betrokken te zijn bij de materie. Zonder een effectief en efficiënt toezicht is er immers niemand om de klok te luiden wanneer we afsteven op een ijsberg die onze privacy kan kelderen.

 

 

Bibliografie

BEHRENDT, C. en VRANCKEN, M., Beginselen van het Belgisch Staatsrecht, Brugge, Die Keure,
2022, 912 p.
BERKMOES, H., BOURDOUX, G.L., en VANDOREN, A. (eds.), Voor een verantwoorde,
transparante, democratische politiezorg, Brussel, Politeia, 2004, 747 p.
BERKMOES, H. en DELMULLE, J., De bijzondere opsporingsmethoden en enige andere
onderzoeksmethoden, Brussel, Politeia, 2011, 1128 p.
DAENINCK, P., Telefonieonderzoek in het strafrecht, Brugge, Die Keure, 2020, 83 p.
DE GROOTE, B, DE WILDE, A. en DEPUYDT, P., CBR-Jaarboek 2006-2007, Antwerpen,
Intersentia 2007, 571 p.
DE ROY, C. en VANDROMME, S., Bijzondere opsporingsmethoden en aanverwante
onderzoeksmethoden, Antwerpen, Intersentia, 2004, 122 p.
DE RUE, M. en DE VALKENEER, C., Les méthodes particulières de recherche et quelques autres
méthodes d’enquête, Brussel, Larcier, 2008, 206 p.
DOKIC, K., Parliaments on a special mission: oversight of implementation of special
investigative measures, Belgrado, Beogradski center za bezbednosnu politiku, 2014, 24 p.
ESKENS, S.J., VAN DAALEN, O.L. en VAN EIJK, N.A.N.M., Geheime surveillance en opsporing.
Richtsnoeren voor de inrichting van wetgeving, Amsterdam, Instituut voor Informatierecht,
2016, 53 p.
| 81
MURDOCH, J. en ROCHE, R., The European Convention on Human Rights and Policing,
Straatsburg, Publicatiebureau (EU), 2013, 154 p.
ONSEA, I., De bestrijding van de georganiseerde misdaad: de grens tussen waarheidsvinding
en grondrechten, Antwerpen, Intersentia, 2003, 533 p.
STAELRAEVE, S., Zin en onzin van parlementaire onderzoekscommissies: Van 1830 tot de
Sabenacommissie, Gent, Academia Press, 2003, 104 p.
TAK, P.J.P., Heimelijke opsporing in de Europese Unie, Antwerpen-Groningen, Intersentia,
2000, 838 p.
VAN CAENEGHEM, J., DE HERT, P., HOLVOET, M. en WEIS, K., Handboek internationaal en
Europees strafrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 540 p.
VAN DEN WYNGAERT, C., VANDROMME, S. en TRAEST, P., Strafrecht en strafprocesrecht in
hoofdlijnen, Oud-Turnhout, Gompel&Svacina, 2019, 1510 p.
VAN LAETHEM, W. en VANDERBORGHT, J. (eds), Inzicht in toezicht. Twintig jaar democratische
controle op de inlichtingendiensten, Antwerpen, Intersentia, 2013, 596 p.
VERMEULEN, G., Privacy en strafrecht. Nieuwe en grensoverschrijdende verkenningen,
Antwerpen, Maklu, 2007, 627 p.
Tijdschriften
BERKMOES, H., “Bijzondere opsporingsmethoden” in Postal Memorialis. Lexicon strafrecht,
strafvordering en bijzondere wetten 2019, afl. 37, B216/01-B216/78, 82 p.
BERKMOES, “Controle op de politiediensten” in Postal Memorialis. Lexicon strafrecht,
strafvordering en bijzondere wetten 2022, afl. 226, C47/46-C47/70, 27 p.
| 82
BEYENS, K., JANSSENS, F., PONSAERS, P. en VERHAGE, A. (eds.), Themanummer Justitie en
Politie: Under Control?, Orde van de Dag 2001, afl.. 55, 7-16, 10 p.
DE HERT, P., Het Europees Hof Rechten van de Mens erkent publieke privacy, NJW 2002, afl.
4., 116-122, 7 p.
HEUMAN, S. en MELANDER TELL, E., “Om Säkerhets- och integritetsskyddsnämnden” [Over de
Raad voor Veiligheid en Privacybescherming] (Zweden), SvJT 2013, 502-520, 19 p.
HUTSEBAUT, F. en VAN CAUWENBERGHE, K., ‘De wet betreffende de bijzondere
opsporingsmethoden (B.O.M.). Waarheen met de rechtszekerheid?’, De orde van de dag
2003, afl. 21, 7-14, 8 p.
MEESE, J., “Bijzondere opsporingsmethoden en andere onderzoeksmethoden”, NJW 2003,
afl. 47, 1134-1153, 20 p.
POELS, J., De wettelijke regeling van de bijzondere opsporingsmethoden: eindelijk een gepast
antwoord op jarenlange aanbevelingen (van parlementaire onderzoekscommissies) en
betrachtingen (van politiediensten en magistraten), De orde van de dag 2003, afl. 21, 37-44, 8
p.
PONSAERS, P., VERHAGE, A. en BEYENS, K., “Controle op politie en justitie: een lappendeken
met weinig samenhang”, De orde van de dag 2011, afl. 55, 7-16, 10 p.
STAS, K., “De Staatsrechtelijke positie van en de controle op het Comité P”, TBP 2015, afl. 10,
555-579, 25 p.
VAN BRAKEL, R., “Een reflectie over het huidige toezicht van het gebruik van
surveillancetechnologie door de lokale politie in België”, CPS 2020, afl. 55, 139-160, 22 p.
VAN LAETHEM, W. “Alles onder controle! Een (ver)nieuw(d)e Kamercommissie doe toezicht
op de politie- én de inlichtingendiensten”, Vigilis 2015, afl. 1, 9-16, 8 p.
| 83
VAN LAETHEM, W., "Nieuwe Kamercommissie ziet toe op geheime diensten", De Juristenkrant
2014, afl. 290, 8, 1 p.
X., “Strafrecht en strafvordering, artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak
en rechtsleer”, OSS 2022, afl. 100, 1-46, 46 p.

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2024
Promotor(en)
Prof. dr. Joachim Meese
Kernwoorden