Doorheen de vergunningsprocedure van windturbineprojecten botsen ontwikkelaars vandaag steeds vaker op obstakels uit het omgevingsrecht. In een tijd waarin de energietransitie steeds urgenter wordt en beleidsmakers moeten inzetten op een versnelde uitrol van hernieuwbare energie, blijken de juridische procedures rond vergunningverlening vaak een onverwachte rem te vormen. De ambitie om het aandeel hernieuwbare energiebronnen in onze energiemix op te drijven botst in de praktijk op de complexiteit van het omgevingsrecht, dat ooit ontworpen werd om ruimtelijke kwaliteit, milieubescherming en burgerparticipatie te waarborgen, maar vandaag vaak ervaren wordt als een doolhof van regels, uitzonderingen en procedures.
Het omgevingsrecht beoogt in essentie een afweging tussen economische, ecologische en sociale belangen. Die evenwichtsoefening is noodzakelijk, maar wordt in het geval van hernieuwbare energieprojecten steeds complexer. De vereisten inzake milieueffectrapportage (MER), passende beoordeling in functie van Natura 2000-gebieden, participatieprocedures en stedenbouwkundige toetsingen zijn vaak tijdsintensief en vergen een grote mate van juridische en technische expertise. Bovendien veranderen de regels frequent, wat zorgt voor rechtsonzekerheid. In mijn thesis onderzocht ik hoe deze juridische obstakels zich manifesteren in concrete vergunningsdossiers van windturbineprojecten. Aan de hand van een analyse van gerechtelijke uitspraken werd duidelijk dat het omgevingsrecht vandaag onvoldoende afgestemd is op de urgentie van hernieuwbare energieprojecten.
Windturbineprojecten nemen een prominente plaats in binnen het hernieuwbare energiebeleid. Hun zichtbaarheid in het landschap maakt ze niet alleen tot een symbool van duurzame vooruitgang, maar ook tot een bliksemafleider van maatschappelijke onrust. Lokale weerstand tegen windturbines is vaak sterk, ingegeven door bezorgdheden rond geluid, slagschaduw, aantasting van het landschap of mogelijke gevolgen voor gezondheid en biodiversiteit. Deze weerstand vertaalt zich regelmatig in beroepsprocedures en juridische betwistingen die projecten jarenlang kunnen vertragen of zelfs volledig kelderen. Wat daarbij opvalt, is dat ontwikkelaars niet alleen geconfronteerd worden met inhoudelijke bezwaren, maar vooral ook met de juridische structuur waarbinnen deze bezwaren worden geuit. De regelgeving is verspreid over verschillende bestuursniveaus (Europees, federaal, regionaal en lokaal) en verschillende beleidsdomeinen (energie, milieu, ruimtelijke ordening, natuurbehoud), wat leidt tot overlappingen, conflicten en onduidelijkheden. Ter illustratie: wanneer voor een projectgebied overlapping bestaat tussen Natura 2000-gebied en VEN-gebied (twee verschillende afbakeningen binnen het natuurbehoudsrecht) kan een ontwikkelaar zijn plannen vrijwel meteen opbergen. Daar stopt het niet, want men vindt het op Vlaams niveau ook nodig om bijkomende obstakels op te werpen. Zo kan men in een straal van maar liefst drie kilometer rond erkende sites van de Eerste Wereldoorlog geen windturbines bouwen. Daarmee lijkt de Vlaamse decreetgever specifiek in de Westhoek de overblijvende gebieden voor de uitrol van windenergie nog verder in te perken. Door de erfgoedkaart nog voor de regionale verkiezingen van 2024 te trekken bleek de drijfveer van deze beslissing overduidelijk electoraal gewin, wat opnieuw ten koste gaat van de broodnodige hernieuwbare energieprojecten.
Doorheen mijn onderzoek bleek één vaststelling centraal te staan. De Vlaamse decreetgever, die in onze complexe staatsstructuur bevoegd is voor deze materie, laat nog steeds op zich wachten op vlak van de broodnodige regelgevende initiatieven ter zake. Zo ondernam de Vlaamse Regering afgelopen bestuursperiode wel het initiatief om een ‘decreet ter facilitering van windturbines’ te bekomen, maar de daadwerkelijke invoering ervan vond tot op heden niet plaats. Terwijl buurlanden als Duitsland de laatste jaren volop inzetten op de uitrol van windenergie, hinkt Vlaanderen ver achterop.
Hoewel windturbines vaak de meeste media-aandacht krijgen, staan ook andere hernieuwbare energieprojecten – zoals zonneparken, biogasinstallaties of warmtenetten – voor gelijkaardige juridische uitdagingen. De rode draad is telkens dezelfde: een spanningsveld tussen de nood aan snelle verduurzaming enerzijds, en een beschermend en vaak conservatief omgevingskader anderzijds. Zo ondervinden ook zonneparken moeilijkheden bij het verkrijgen van vergunningen in landbouwgebied of nabij waardevolle natuur. De juridische discussies draaien dan niet alleen rond milieueffecten, maar ook rond de vraag of dergelijke installaties wel thuishoren in bepaalde landschappen. Bovendien worden innovatieve projecten zoals waterstofproductie of energieopslag geconfronteerd met lacunes in de regelgeving: er bestaan simpelweg nog geen duidelijke juridische kaders, waardoor initiatiefnemers zich in het grijze gebied bevinden.
De uitdaging voor beleidsmakers en juristen bestaat erin om een vergunningskader te creëren dat enerzijds bescherming van de leefomgeving blijft bieden, maar anderzijds voldoende flexibel en rechtszeker is om de energietransitie niet te belemmeren. Dit betekent niet dat we de regels zomaar moeten versoepelen of burgers het recht op inspraak moeten ontnemen. Integendeel: transparantie en participatie zijn cruciale elementen om draagvlak te creëren. Maar er is nood aan coherentie, voorspelbaarheid en efficiëntie. Een mogelijk spoor is het invoeren van snellere vergunningsprocedures voor projecten van "dwingend algemeen belang", zoals dat in sommige landen reeds gebeurt. Dit ligt ook in lijn met de recente hervormingen op het federale niveau van onze Raad van State, waarbij beroepen tegen dergelijke projecten binnen verkorte tijdspannes moeten worden behandeld. Daarbij moeten we opnieuw vaststellen dat deze hervorming, waarvoor aldus de federale wetgever bevoegd is, door de Vlaamse regelgever niet werden doorgetrokken naar de Vlaamse Raad voor Vergunningsbetwistingen. Een ander pad is het stroomlijnen en harmoniseren van regelgeving, zodat ontwikkelaars niet telkens opnieuw het wiel moeten uitvinden per locatie of technologie. Ook lijkt het aangewezen om een zogenaamde ‘klimaattoets’ in te voeren en wettelijk te verankeren. Aan de hand van een dergelijke toets krijgen ook de positieve effecten van een hernieuwbaar energieproject op het klimaat een vaste plaats binnen de vergunningsprocedure.
De transitie naar een koolstofarme samenleving vereist meer dan technologische innovatie en politieke wil. Ook het juridische kader moet mee evolueren. De cases die ik onderzocht in mijn thesis tonen aan dat het huidige omgevingsrecht, hoewel goedbedoeld, vaak niet wendbaar genoeg is om de noden van de energietransitie te volgen. Windturbineprojecten illustreren op scherpe wijze waar het knelt, maar het verhaal is ruimer: ook andere hernieuwbare energieprojecten botsen op dezelfde muren. Willen we de klimaatdoelstellingen halen, dan moeten we durven nadenken over een nieuw evenwicht: een rechtskader dat bescherming biedt, maar ook perspectief. Niet alles hoeft sneller, maar wel slimmer.
AERTS P., ‘Milieutechnische eenheid (MTE) en MER-plicht: het zijn en blijven twins’, STORM 2020, afl. 4, 12.
ALLAN S. J., ELTHAM D. C. en HARRISSON G. P., ‘Change in public attitudes towards a Cornish wind farm: Implications for planning’, Energy Policy 2008, afl. 36, 23.
Beleidsnota 2024-2029 Energie en Klimaat, VLAAMS MINISTER VAN ENRGIE EN KLIMAAT, 2024-25, 15 november 2024, 141 – nr. 1.
BERX C., ‘Hebben burgers te veel rechten? Het rapport Berx’, TBP 2010, afl. 10, 577.
BEVERIDGE R. en KERN K., ‘The Energiewende in Germany: Background, Developments and Future Challenges’, Renewable Energy Law and Policy Review 2013, 3.
BOS O. G., LEOPOLD M. F. en BOLLE L. J., Passende Beoordeling windparken: Effecten van heien op vislarven, vogels en zeezoogdieren, Wageningen, Wageningen University & Research, 2009.
BOUCKAERT J., DUBRULLE J. en SCHELSTRAETE B., ‘Milieueffectbeoordeling in Vlaanderen’, T.Gem. 2015, afl. 3, 141.
BOUCKAERT J., SCHELSTRAETE B. en DUBRULLE J., ‘Milieueffectbeoordeling in Vlaanderen’, T.Gem. 2014, afl. 2, 75.
CAPGEMINI, ‘We are not on track to meet the Paris Agreement’s objectives. What should we do?’, 142, https://www.capgemini.com/wp-content/uploads/2024/10/WEMO24-Outlook-and… (geraadpleegd op 2 maart 2025).
CLAEYS P., ‘Interfererende windenergieprojecten: cumulatieve effecten en ‘winddiefstal’’, MER 2018, afl. 1, 17.
D’HONT N., ‘Ruimtelijke ordening: De tussenkomst van een derde in de administratieve beroepsprocedure van de Raad voor Vergunningsbetwistingen’, Vastgoed info 2013, afl. 20, 9.
DE BACKER T., MALFAIT T. en MINY X., ‘De inplanting van windturbines in Vlaanderen en Wallonië: vergelijkend overzicht van de voorwaarden’, TMR 2015, afl. 4, 386.
DE BRUCKER L. en JOUVE J., ‘RvS ziet geen graten in grondwettigheid clicheringsmechaniek en positieve planologisch-esthetische toets voor inplanting windturbines in agrarisch gebied’, STORM 2021/3, bijdrage 12.
DE BRUCKER L., ‘De doorwerking van klimaatbescherming op vergunningsniveau. Bestaat er een (verplichte?) omgevingsrechtelijke klimaattoets?’, MER 2022, nr. 1, 16.
DE BRUCKER L., ‘De klimaattoets getoetst. Naar een primaat van het klimaat in het omgevingsvergunningsbeleid?’, STORM 2021/4, bijdrage 12.
DE BRUCKER L., ‘Geen windmolens meer in de Westhoek? Vlaanderen plaatst erfgoed boven klimaatdoelstellingen’, Knack 14 februari 2024, https://www.knack.be/nieuws/belgie/politiek/geen-windmolens-meer-in-de-… (geraadpleegd op 3 februari 2025).
DE BRUCKER L., ‘Klimaatverandering het omgevingsrecht. Evolueert de klimaattoets stilaan tot een verplicht beoordelingsinstrument?’ in PALMANS R., GHYSELS J. en VERRIJDT W. (eds.), Klimaatregelen en vergoedingsmodaliteiten, Boomjuridisch, 2023, 43.
DE BRUCKER L., De vergunning van windturbines in het Vlaamse Gewest, Larcier-Intersentia, 2021.
DE BRUCKER L., De vergunning van windturbines in het Vlaamse Gewest, Larcier-Intersentia, 2024.
DE GRAAF H., ‘NIMBY beleid’ in EDBERG J., Leren met beleid: beleidsverandering en beleidsgericht leren bij NIMBY-, milieu- en technologiebeleid, Het Spinhuis, 1996, 19.
DE KEYZER M., SOENS T. en VERBRUGGEN C., Mens en natuur: Een geschiedenis, Academia Press, 2024.
DE MEUE S., ‘Het Burgemeestersconvenant, artikel 4.3.4 VCRO en de onverwachte intrede van de (gemeentelijke) klimaatdoelstellingen in de vergunningverlening’, TROS 2022/105, 3.
DE SMEDT P., ‘Decreetgever valideert onwettige milieunormen voor windturbines’, Juristenkrant 2020, afl. 413, 6.
DE SMEDT P., ‘Natuur en onderneming: juridische gids voor uw dagelijkse praktijk’, OGP 2010, afl. 212, 60.
DEPRET A., ‘L’autorité locale face au syndrome Nimby: Pour une concentration constructive et responsible au service de l’intérêt general’, Mouv.comm. 2010, afl. 2, 38.
DIAMOND J., Collapse, North Point Press, 2013.
DRAYE A. M., VANHEUSDEN B. en NULENS T., ‘Het juridisch statuut van de watermolen’, studieopdracht uitgevoerd voor ANIMAL, Afdeling Europa en Milieu, september 2005, 326.
DUITSLAND INSTITUUT, ‘Politiek en Staatsinrichting: Federalisme in Duitsland’, https://duitslandinstituut.nl/naslagwerk/182/federalisme-in-duitsland#:…. (geraadpleegd op 16 februari 2025).
EGELUND OLSEN B., ‘Wind Energy and Local Acceptance: How to Get Beyond the Nimby Effect’, EEELR 2010, afl. 5, 239.
FEBRE R. T., ‘The juridification of environmental justice’, Rev. Jur. UPR, Afl. 93, 383.
FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, ‘Veelgestelde vragen over aardgasbevoorrading’, 14 oktober 2022, https://economie.fgov.be/nl/themas/energie/bevoorradingszekerheid/aardg….
FLAMEY P. en DECLERCQ G., ‘GwH geeft wenk voor doorwerking uitfasering van fossiele verwarming in de omgevingsvergunning’, STORM 2022/4, bijdrage 2.
FLAMEY P., DECLERCQ G., ‘De ‘klimaattoets’, the sequel. Haast en spoed zijn zelden goed’, STORM 2023/3, 17.
GEENS. J., STERCKX T. en VERHULST O., De omgevingsvergunning: praktijkgids 2018, Die Keure, 2018.
GOVAERTS G., ‘Omgevingsvergunning: welke bouw- en milieuprojecten worden behandeld door de provincie of het gewest?’, www.jura.be.
Handleiding Windturbines, VLAAMSE OVERHEID, Dienst MER, 8.
HOOFD J., ‘De laatste lijdensweg van de Codextrein. Het nieuwe LWAG eindigt niet in schoonheid, maar lazarus mag wel blijven’, TROS 2019, afl. 95, 209.
HOOFD J., ‘Hernieuwbare enrgie in Vlaanderen en voorontwerp van decreet “betreffende de bestemmingsneutraliteit voor hernieuwbare energie”: Vlaanderen vogelvrij?’, TMR 2019, afl. 5, 597.
JANSMAN H. A. H., MOONEN S. en LAMMERTSMA D. R., Additioneel vossenbeheer in Natura 2000-gebieden in de provincie Zeeland, Wageningen University & Research, 2020, 2.
JANSSENS L., ‘Omgevingsrecht en nutsvoorzieningen’ in DEKETELAERE K. en DELVAUX B., Jaarboek Energierecht 2018, Antwerpen, Intersentia, 2019, 288.
JOPPEN L., ‘De vergunningsprocedure’ in VAN HOORICK G. en VANSANT P., Zakboekje Ruimtelijke Ordening 2019, Kluwer, 2018, 491.
KAFFINE D. T. en WORLEY C. M., ‘The Windy Commons’, Environmental and Resource Economics 2010, afl. 2, 152.
Kennisgevingsnota betreffende plan-MER bestemmingsneutraliteit hernieuwbare energie, DEPARTEMENT OMGEVING, https://omgeving.vlaanderen.be/sites/default/files/2025-02/merkennis715… (geraadpleegd op 5 maart 2025).
MCLELLAND V., ‘Over de beoordeling van de milieu-technische eenheid door de vergunningverlener’, TOO 2019, afl. 3, 292.
NEDZERO, ‘Nationale uitvoering van Europese RED III: hoe doet Duitsland dat?’, https://nedzero.nl/nl/nieuws/nationale-uitvoering-red-iii-hoe-doet-duit… (geraadpleegd op 16 februari 2025).
NOELS G., Econoshock: Hoe zes economische schokken uw leven fundamenteel zullen veranderen, Houtekiet, 2008.
RAMPELBERG J., ‘Klimaatzaak’, Juristenkrant 2016, afl. 337, 16.
REYNEBEAU M., ‘De inplanting van onshore windturbines in het Vlaamse Gewest vanuit privaatrechtelijk perspectief’, TPR 2018, afl. 4, 1533.
SCHLACKE S., Umweltrecht, Nomos Verlagsgesellschaft, 2021.
SCHOUKENS H., ‘Géén klimaatdood door duizend sneden: RvVb hint richting klimaattoets bij plannen en projecten’, STORM 2021/2, bijdrage 19.
SCHOUKENS H., ‘Ijsberen versus olie-industrie op het einde van het Trump-tijdperk: natuurbeschermingsrecht als verassende stok achter de deur in klimaatzaken, ook in Europa’, STORM 2020/4, bijdrage 25.
SCHOUKENS H., ‘Noorse klimaatzaak voorbode voor striktere klimaattoets?’, Juristenkrant 2016, afl. 337, 16.
SCHOUKENS H., ‘Practice what you preach: de langzame dans richting een bindende klimaattoets’ in SCHOUKENS H. en BILLIET C. (eds.), Klimaatrechtspraak. Waarom rechters het klimaat (niet) zullen redden, Die Keure, 2021, 192.
SCHULZ T. en LOSCH R., ‘The proposal for a recast Renewable Energy Directive’, TRNI 2017, afl. 1, 19.
STRUBBE M., ‘Cumulatieve effecten: in de vergunningverlening: zijn ook “toekomstige” projecten relevant?’, TROS 2022, afl. 105, 74.
STRUBBE M., ‘Grondige inventarisatie natuurwaarden geen garantie voor zorgvuldige natuurtoets’, STORM 2020/2, bijdrage 29.
TAINTER J., The collapse of Complex Societies (New Studies in Archeology), Cambridge University Press, 1988.
THOMAENS P., ‘’Saucissoneren’ van vergunningsaanvragen: niet met voorbedachten rade’, TOO 2016, afl. 1, 150.
TIMMERMANS R., ‘De vroege middeleeuwen tot aan de Franse Revolutie. De feodaliteit en het leenstelsel (ca. 987 tot 1500)’ in TIMMERMANS R., Erfpacht. Oorsprong, ontwikkeling en modern instrumenteel gebruik, Wolters Kluwer Belgium, 2023, 78.
VAN BOUWEL M., ‘Meeste buurtbewoners zijn geen egoïstische Nimby’s maar rationele Bimby’s’, Lokaal 2010, afl. 3, 25.
VAN DAMME M., ‘Naar een andere rechtsbescherming in het bestuursrecht?’, Juristenkrant 2011, afl. 223, 12.
VAN DAMME M., Het belang in het publiekrechtelijk procesrecht, die Keure, XIV-XV.
VAN HOORICK G., ‘De implementatie van ‘Natura 2000’ in het Vlaamse Gewest’, TMR 2003, afl. 3, 210.
VAN HORENBEEK J., ‘Vlaanderen houdt niet van windmolens’, De Morgen, 29 augustus 2018, https://www.demorgen.be/nieuws/vlaanderen-houdt-niet-van-windmolens~bee… (geraadpleegd op 2 februari 2025).
VAN ROY W., VAN NIEUWENHOVE A., ‘Uitstoot van schepen in de Noordzee: Waar rook is, is vuur’, VLIZ: De grote rede 2024, afl. 59, 10.
VANHERCK D., ‘Het nieuwe Europese kader voor hernieuwbare energie: goede voornemens voor 2030’ in DEKETELAERE K. en DELVAUX B., Jaarboek Energierecht 2018, Intersentia, 2019, 55.
VANHOENACKER J., ‘Klimaat en energie: het Vlaams Regeerakkoord uitgelicht’, TOO 2019, afl. 4, 355.
VANHOENACKER J., ‘Klimaattoets bij een vergunningsaanvraag: op zoek naar de juiste rechtsgrond’, TOO 2021/4, 352.
VANKERSSCHAEVER S., ‘Burgemeesters zijn grootste obstakel voor meer windmolens’, De Standaard 23 februari 2018, https://www.standaard.be/cnt/dmf20180222_03372262 (geraadpleegd op 3 februari 2025).
VEENSTRA Y. J., Fragmentation or integration? Exploring aquathermal energy governance: A Metropolitan Region of Amsterdam case study, onuitg. Meesterproef Spatial Planning Utrecht University, https://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/47043 (geraadpleegd op 7 november 2024).
Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, EUROPESE COMMISSIE, 2023-24, 24 oktober 2023, COM/2023/650 final.
VITO, ‘BREGILAB-project stelt technisch potentieel wind en zon binnen België beschikbaar’, https://vito.be/nl/nieuws/bregilab-project-stelt-technisch-potentieel-w… (geraadpleegd op 26 december 2024).
WILLEMS T., ‘Coöperatief ondernemen met hernieuwbare energie: kansen voor het Vlaamse transitiebeleid’, Rescoop Vlaanderen 2014, 135.
WILLOCX C., ‘Gemeentes kunnen bouw van nieuwe windmolens verhinderen: sector vreest crisis’, Gazet van Antwerpen 29 oktober 2019, https://www.gva.be/cnt/dmf20191028_04690078 (geraadpleegd op 2 februari 2025).
WINCKELMANS W., ‘Lobby tegen windmolens belegert Zuhal Demir’, De Standaard 23 oktober 2019, https://www.standaard.be/cnt/dmf20191022_04678637 (geraadpleegd op 2 februari 2025).
WOLSINK M., ‘Wind power implementation: The nature of public attitudes: Equity and Fairness instead of “back yard” motives’, Renewable and Sustainable Energy Review 2007, afl. 11, 1188.
X, ‘Relativiteitseis: Raad van State kijkt over de Moerdijk’, TOO 2012, afl. 1, 22.
X, Studie over de perspectieven van elektrischiteitsbevoorrading 2008-2017, https://economie.fgov.be/nl/publicaties/studie-over-de-perspectieven (geraadpleegd op 26 december 2024).