Stel je voor: je hebt een kat die plots lusteloos wordt, niet meer eet en een opgezwollen buik krijgt. De diagnose? Feline Infectieuze Peritonitis (FIP), een dodelijke virale ziekte die vooral jonge katten treft. Tot voor kort was FIP een doodvonnis, maar dankzij nieuwe medicijnen is behandeling mogelijk, als de ziekte op tijd ontdekt wordt. En daar knelt het schoentje.
In mijn bachelorproef zocht ik naar een manier om FIP sneller en betrouwbaarder op te sporen. Niet met bloedtesten of scans, maar via een moleculaire zoektocht in het virus-DNA. Want net zoals een enkele verkeerde letter in een boek de hele plot kan veranderen, zorgt een kleine mutatie in het FCoV-virus ervoor dat het onschuldige darmsnottertje verandert in een levensgevaarlijke killer. Mijn missie? Die mutatie vangen met een precisietest en zo duizenden kattenlevens redden.
FCoV (het kattencoronavirus) is een sluipmoordenaar met een split personality. Bij de meeste katten veroorzaakt het hooguit milde diarree. Maar bij sommigen muteert het virus tot FIPV, een agressieve variant die organen aanvalt. Het probleem? De bestaande tests kunnen de gevaarlijke mutatie vaak niet betrouwbaar onderscheiden van het onschuldig virus.
PCR-testen werken als een kopieermachine voor DNA. Maar bij FIPV is het alsof je een speld in een hooiberg zoekt: het virus verschuilt zich in bloed, weefsels én ontlasting. Ik optimaliseerde daarom de test met twee slimme trucs:
FIP is geen doodvonnis meer, maar dan moet de test wél de juiste vijand vinden. Met deze doorbraak komen we een stap dichter bij een wereld waar elke kat de juiste behandeling krijgt, nog vóór het virus toeslaat. Want zoals elke kattenliefhebber weet: achter die pluizige kop schuilt een vechter die het verdient om elke kans te krijgen.