Je favoriete trui die uit de mode is, je versleten jeans of dat T-shirt met een hardnekkige vlek: normaal verdwijnen ze richting kledingcontainer of, erger nog, de afvalberg. Maar wat als ze in plaats daarvan je huis konden verwarmen? In dit onderzoek maakte ik van afgedankte kleding een isolatiemateriaal, dat even goed blijkt te isoleren als deze die momenteel op de markt aanwezig zijn, met een pak minder milieuschade. Zo krijgen je kleren een tweede leven… tussen de muren.
We leven in een tijd waarin twee grote afvalbergen blijven groeien: die van de mode-industrie en die van de bouwsector. Onze consumptiepatronen zoals fast fashion, waarbij kleding snel, goedkoop en vaak van lage kwaliteit wordt geproduceerd, vergroten het probleem van textielafval. Wereldwijd belandt jaarlijks zo’n 5 miljard kilogram textiel bij het afval. Tegelijk is de productie van klassieke isolatiematerialen zoals PUR, EPS of glaswol energie-intensief en stoot het veel CO₂ uit. In mijn masterproef wilde ik beide problemen tegelijk aanpakken: kledingafval gebruiken als grondstof voor bouwisolatie. Een idee dat niet alleen verspilling tegengaat, maar ook bijdraagt aan duurzamer bouwen.

Om te laten zien hoeveel potentieel er in onze kledingkast schuilt, een sprekend voorbeeld: om de gevel van een gemiddelde woning te isoleren heb je ongeveer 700 kilogram isolatie nodig. Dat komt opvallend dicht in de buurt van wat een gezin van vier in een periode van tien jaar aan textielafval produceert: zo’n 640 kilogram. In Europa gooien we namelijk per persoon gemiddeld 16 kilogram textiel per jaar weg. Als we onze oude kleren effectief zouden inzamelen en recycleren, zouden ze niet belanden op afvalbergen, maar een tweede leven krijgen als duurzame isolatie in onze huizen.
Er bestaan al isolatiematerialen zoals Métisse, gemaakt uit oude katoenen jeansbroeken. Die aanpak is waardevol, maar laat nog veel potentieel onbenut: de meeste kleding die we afdanken is geen pure katoen. Synthetische vezels zoals polyester, acryl of gemengde stoffen worden nauwelijks gerecycleerd in hoogwaardige toepassingen. Nochtans maken ze meer dan de helft van de wereldwijde textielproductie uit. Daarom onderzocht ik vijf veelvoorkomende textielsoorten: katoen, wol, polyester, acryl en een katoen/polyester-blend. Die laatste categorie staat bekend als moeilijk te recycleren vanwege het scheiden van de vezels, maar toch presteert deze in mijn onderzoek juist verrassend goed.
In dit onderzoek ontwikkelde ik zelf een gestandaardiseerd en reproduceerbaar productieproces om tot textielisolatie te komen. Het maken van isolatie uit kleding begint bij vervezelen: de stof wordt mechanisch uit elkaar getrokken tot losse vezels. Die textielvezels vermengde ik met PLA-vezels (polymelkzuur), een biobased bindmiddel dat bij verhitting in de oven smelt en de textielvezels stevig aan elkaar hecht. PLA heeft als voordeel dat het industrieel composteerbaar is en geen schadelijke stoffen vrijgeeft. Om het smelten van de PLA-vezels goed te laten verlopen, maakte in gebruik aluminium mallen die de warmte gelijkmatig door het vezelmengsel verspreiden. Dit productieproces bleek toepasbaar op alle geteste textielsoorten en leverde lichte, flexibele isolatiematten op, vergelijkbaar met commerciële producten.
De geproduceerde isolatiematerialen werden getest op twee belangrijke bouwfysische eigenschappen: warmtegeleiding en vochtgedrag.
De warmtegeleidingscoëfficiënt geeft aan hoe goed een materiaal isoleert: hoe lager, hoe beter. De testen tonen dat de ontwikkelde kledingisolatiematerialen gelijke prestaties leveren als commerciële producten zoals Métisse. Dat bewijst dat onze kleren thermisch evengoed zouden isoleren als traditionele, vaak milieubelastende grondstoffen die nu in isolatie verwerkt worden.
Het vochtgedrag varieert sterk per vezeltype: natuurlijke vezels zoals wol en katoen nemen vocht op en geven het weer af, wat gunstig is in ademende muren die een gezond binnenklimaat bevorderen en op plaatsen waar vochtregulatie van belang is; synthetische vezels zoals polyester en acryl blijven eerder onveranderd in vochtige omstandigheden, ideaal voor plekken met blootstelling aan langdurig hoge luchtvochtigheid.
Met deze prestaties bieden de gebruikte stoffen een veelbelovende, circulaire oplossing voor een groot deel van ons kledingafval en laten ze zien dat afgedankt textiel méér waard is dan we vaak denken. De katoen/polyester-blend was één van de interessantste ontdekkingen. Zulke gemengde stoffen worden vandaag bijna nooit gerecycleerd in hoogwaardige toepassingen, vooral omdat het technisch lastig is om de katoen- en polyestervezels van elkaar te scheiden. Toch bleken ze thermisch beter te isoleren dan puur katoen of puur polyester. Op vlak van vochtgedrag combineren ze de positieve eigenschappen van beide vezeltypes, waardoor hun toepassingsgebied als isolatie heel breed is. Een zeer interessant resultaat dus!
De proeven leverden veelbelovende resultaten op, m aar om opschaling mogelijk te maken zijn wel nog stappen nodig zoals geautomatiseerde meng- en vormsystemen en bijkomende testen op brandveiligheid, schimmelbestendigheid en levensduur.
Het potentieel reikt echter verder dan duurzaamheid alleen. Het hergebruik van textiel verkleint de afvalberg, vermindert CO₂-uitstoot en creëert lokale werkgelegenheid, omdat verwerking grotendeels in regionale recyclagecentra kan plaatsvinden. Dit sluit perfect aan bij de Vlaamse en Europese doelstellingen rond circulair bouwen. Dat het ook in de praktijk haalbaar is, bewijst het succes van Métisse waarvan de productie in Noord-Frankrijk zowel afval hergebruikt als jobs in de regio creëert.
Met de juiste investeringen en samenwerking kan de stap van experiment naar grootschalige toepassing snel gezet worden. Zo krijgt elke kilogram textiel een tweede leven: eerst op ons lijf, daarna in onze muren. En dan wordt de weg van catwalk naar bouwwerf niet alleen een inspirerend idee, maar een tastbare realiteit waarin mode en bouw samen het verschil maken voor het milieu.
