Soldatenkost in het Belgische leger tijdens de Eerste Wereldoorlog

Hannes
Tirez

“Ik heb koorts, honger en dorst. […] De toestand is kritiek, het Belgische leger wordt steeds kleiner en is aan zichzelf overgeleverd. We zijn hopeloos ontredderd en hebben drie dagen niets meer gegeten of gedronken. De enkele beschuitjes die we krijgen, worden bevochtigd met het stinkende vuile water uit de greppels. We slapen nabij gesneuvelde makkers en hebben de moed en kracht niet om hen te begraven. Geen aflossing, geen bevoorrading mogelijk. […] Er is niets te eten, we tandenknarsen en vermageren zienderogen.” (R. Snoeck)

De soldatenkost in het Belgische leger tijdens de Eerste Wereldoorlog is een onderwerp dat net zoals verschillende andere sociale en culturele thema’s lange tijd onderbelicht is gebleven in de geschiedschrijving. Pas in de jaren ‘80-’90 maakten politieke en militaire onderwerpen plaats voor meer persoonlijke thema’s. Ook het eten van de soldaat kwam daardoor in de belangstelling te staan. Het gebruik van oorlogsdagboeken laat ons toe om in de huid van van de Belgische soldaat te kruipen en het verhaal van de soldatenkost van dichterbij te onderzoeken.

Een relaas van honger en dorst?

De soldatenkost die door de legertop tijdens de Eerste Wereldoorlog werd gepland, kwam in de eerste plaats regelmatig overeen met wat de soldaten in realiteit kregen. Dat was zeker zo nadat de oorlog vastliep aan het gekende IJzerfront en de bevoorrading op punt was gesteld. Vermits de legertop rantsoenen voorzag die aansloten bij de voorschriften van de toenmalige voedingsleer, kreeg de Belgische soldaat op die momenten doorgaans genoeg calorieën. Toch waren er veel klachten van de soldaten over de kwaliteit en het monotone karakter van de maaltijden wat regelmatig leidde tot protesten.

Anders was het op de momenten dat het voorziene voedsel niet of maar gedeeltelijk bij de soldaten geraakte. Dat was aan de start van de oorlog zelfs vaker de regel dan de uitzondering. Maar ook de soldaten die later de verkenningsposten en de voorste linies aan het front bemanden, kregen vaak niet wat ze nodig hadden.

Duidelijk is dat er veel momenten waren waarop de soldaten geen, te weinig of te monotoon eten hadden, wat de oorlog voor de soldaten extra zwaar maakte.

Improvisatie

Bij het begin van de oorlog staken burgers soms een handje toe, maar veelal kwam het initiatief om extra eten te verzamelen van de soldaten zelf. Deze werd gekenmerkt door inventiviteit en een groot overlevingsinstinct. De jacht, de visvangst en de zoektocht naar bruikbare producten waren al snel populaire bezigheden aan het IJzerfront. Het neerschieten van een haas of patrijs in niemandsland, of het vangen van vis in de overstroomde gebieden bij de voorposten of de riviertjes achter het front, zorgde telkens voor euforie. Achter de linies werden moestuintjes aangelegd. Ook gingen de Belgische soldaten eetwaren ruilen bij hun Britse collega’s die vlak bij hen aan het front gelegen waren en die iets meer afwisseling hadden in hun rantsoenen.

Belgische legertop

Ondanks dat de soldaten de schuld van de slechte kwaliteit en het ontbreken van voeding vaak bij de legerleiding legden, kan niet ontkend worden dat deze op elk moment enorme inspanningen deed om de rantsoenen en de bevoorrading op punt te krijgen en te houden, en om de ontevreden soldaten tegemoet te komen. Zo werden op grote schaal leegstaande landbouwgronden gebruikt om zelf aardappelen te kweken. Ook publiceerden ze tijdens de loopgravenoorlog kookboekjes met recepten die door de koks in de vaste keukens en veldkeukens konden gebruikt worden om met weinig afwisselende ingrediënten toch creatieve en smakelijke maaltijden te bereiden. De rantsoenen werden ook regelmatig aangepast naar aanleiding van protesten. Tijdens de beginperiode van de oorlog werden de soldaten voorzien van vuurtjes die ze met zich meedroegen, in de loopgraven zelfs van permanente kacheltjes. Zo konden ze zelf eten maken als het bereide voedsel niet tot bij hen geraakte. De soldaten kregen nu en dan wijn of sterke drank als opkikker en ter compensatie voor het onzuivere water en de koude koffie.

Sociale verschillen

Aan het front werden er soldatenwinkeltjes voorzien waar de soldaten van hun loon extra voedingsmiddelen konden kopen. Deze extra’s waren voor de meeste soldaten niet meer dan een appeltje tegen de dorst. Hun soldij was immers zo karig dat ze niet erg veel konden kopen en al zeker niets ter afwisseling van het monotone eten. Wie van thuis extra geld of eetwaren kreeg, was beter af. Ook officieren hadden door hun hogere soldij mogelijkheden om beter te eten. Erg opvallend is dat het leger een deel van de soldij van de soldaten achterhield om de duurdere en schaarse producten van hun rantsoen te financieren. Of de soldaten zich bewust waren dat hun soldij verlaagd werd om deze goederen aan te kopen, is niet geweten. Vermoed kan worden dat dit niet het geval was vermits er nergens melding wordt gemaakt van protesten tegen deze regeling.

Een tweede strijd

Uit het onderzoek blijkt dat legertop en soldaten niet alleen samen strijd voerden tegen de vijand, maar ook tegen de honger. De legertop deed daarbij opvallend veel moeite om voldoende en kwaliteitsvol eten te voorzien. Ook de soldaten deden er alles aan om in vaak erbarmelijke omstandigheden een degelijke maaltijd binnen te krijgen. De energie die uitging van zowel de legertop als van de soldaten kan daarom niet anders dan als indrukwekkend worden beschreven.

Download scriptie (2.18 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
Yves Segers
Thema('s)