Digitaal de baas in 2020

Yasmine
Sparidans

 

Vanuit welke plaats werkte u de afgelopen maanden?

Door de coronapandemie werkten heel wat mensen van thuis uit. In de actualiteit verschenen hierover spraakmakende krantenkoppen zoals ‘Avondklok en verplicht thuiswerk in de provincie Antwerpen’ of ‘Corona moet weg, thuiswerk moet blijven’. Dat plaats- en tijdsonafhankelijk werken wordt mede mogelijk gemaakt door de implementatie van informatie- en computertechnologieën (afgekort ICT’s) op de werkvloer. Werknemers kunnen zelf bepalen waar, wanneer en hoe ze werken.

The good, the bad and the ugly

Het gebruik van die ICT’s biedt veel voordelen en opportuniteiten. Zo stelt het werknemers in staat om effectiever en efficiënter te werken, een betere werk-leven balans te hebben en meer aan kennisdeling te doen. Er zijn echter ook nadelen aan verbonden. Vooreerst zijn er fysieke gevolgen van intensief gebruik van ICT’s. Werknemers rapporteren vaker klachten in vingers, polsen en nek- of schouderregio, ook wel repetitive strain injuries (RSI) genoemd. Tevens blijkt het lezen vanaf een beeldscherm tot meer vermoeide, geïrriteerde en droge ogen te leiden. Daarnaast zijn er psychische gezondheidseffecten. Zo is er de ervaring van technostress wanneer werknemers er niet in slagen om op een adequate manier om te gaan met vernieuwingen in de computertechnologie.

Tureluut door technologie

Technostress uit zich op twee mogelijke manieren: een angst en afkeer voor technologie of een overdreven identificatie met technologie. De gevolgen van technostress kunnen onderverdeeld worden in vier categorieën: fysiologisch (bijv. verzwakt immuunsysteem, hoofdpijn, verhoogde bloeddruk), psychosociaal (bijv. slaapmoeilijkheden, angst- en depressieve symptomen, oververmoeidheid, minder werktevredenheid, minder engagement), organisationeel (bijv. meer absenteïsme, minder productiviteit, minder organisatiebetrokkenheid en meer verloopintentie) en maatschappelijk (bijv. verminderde deelname aan sociale activiteiten en verwaarlozing van het werk- en privéleven). Technostress is met andere woorden een ernstig en relevant fenomeen dat niet alleen een grote impact heeft op de werknemer, maar ook op de werkgever, de organisatie en de maatschappij.

Tot op heden werd er echter relatief weinig wetenschappelijk onderzoek verricht naar de organisationele gevolgen van technostress. In dit artikel gaan we verder in op de relatie tussen technostress en verloopintentie als een potentieel organisationeel gevolg met belangrijke implicaties voor alle betrokken partijen. Er wordt verwacht dat naarmate werknemers in België meer stress op het werk ervaren die gerelateerd is aan ICT’s, ze ook meer intenties zullen hebben om de job te verlaten. Daarnaast willen we nagaan waarom technostress samenhangt met verloopintentie. Vanuit theoretische en empirische evidentie komt burn-out naar voren als een onderliggend verklarend mechanisme.

Vijf technostressoren

Technostress creatoren of technostressoren zijn aspecten van de arbeidssituatie die stressklachten ten gevolge van het gebruik van ICT’s kunnen veroorzaken. De volgende componenten worden samengenomen onder het label ‘technostress(or)’:

(1) Techno-overlading = ICT’s dwingen de gebruiker om meer, sneller en langer te werken.

(2) Techno-invasie = ICT’s geven de gebruiker het gevoel dat men elk moment van de dag gecontacteerd kan worden en voortdurend verbonden moet zijn met de organisatie.

(3) Techno-complexiteit = De complexiteit van ICT’s geeft de gebruiker het gevoel dat diens technologische vaardigheden onvoldoende ontwikkeld zijn om de job goed te kunnen uitvoeren.

(4) Techno-onzekerheid = Snel veranderende ICT’s geven de gebruiker een bedreigend gevoel met betrekking tot het behouden van de job.

(5) Techno-onduidelijkheid = Frequente en innovatieve veranderingen van ICT’s geven de gebruiker een onzeker en verward gevoel over het werk en de werkrollen.

Cross-sectioneel kwantitatief onderzoek

De data werd verzameld en geanonimiseerd door de dienst Kennis, Informatie en Research van Groep IDEWE vzw. In totaal namen er 1691 werknemers in België deel aan het vragenlijstonderzoek. De resultaten bieden evidentie voor een positieve, rechtstreekse, samenhang tussen drie technostressoren (techno-overlading, techno-invasie en techno-onzekerheid) en verloopintentie. Anders gezegd: hoe meer techno-overlading, techno-invasie en/of techno-onzekerheid werknemers ervaren, hoe meer verloopintenties ze zullen hebben. Verder blijken burn-outklachten de samenhang tussen vier technostressoren (techno-overlading, techno-invasie, techno-onzekerheid en techno-onduidelijkheid) en verloopintentie volledig of gedeeltelijk te mediëren.

Maatregelen tegen technoterreur

Om verloopintenties en bijgevolg daadwerkelijk verloop te verminderen, zullen organisaties technostress bij werknemers moeten voorkomen (= primaire preventie) of verminderen (= secundaire en tertiaire preventie).

Organisaties doen er goed aan duidelijke richtlijnen te hanteren inzake het gebruik van ICT’s. Zo kunnen er grenzen gedefinieerd worden voor de wijze waarop werknemers onderling communiceren, de inspanningen die vereist zijn (verminderen van techno-overlading) en de tijd en ruimte waarin werknemers ICT’s gebruiken (verminderen van techno-invasie). Dat is ook waar de vakbonden sinds eind augustus voor pleiten, namelijk ‘duidelijkere afspraken over wanneer de werkdag stopt en de vrije tijd begint’ en ‘thuiswerkers hebben recht op onbereikbaarheid’. Het helpt wanneer organisaties een communicatiebeheersysteem hebben dat deze richtlijnen ondersteunt. Bijvoorbeeld interne e-mails die na de werkuren worden verstuurd, zullen pas de volgende dag aankomen. Organisaties doen er tenslotte ook goed aan helder en transparant te communiceren over de gevolgen van snel veranderde ICT’s voor de invulling en het behoud van de job. Zo ervaren werknemers meer voorspelbaarheid en controleerbaarheid met betrekking tot het gebruik van ICT’s (verminderen van techno-onzekerheid).

Download scriptie (2.19 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
Professor Dr. Hans De Witte; Dr. Tinne Vander Elst