Trainen van het werkgeheugen: een cognitieve remedie voor depressief rumineren?

Elien
Pieters

 

Beter brein. Depressie te lijf met werkgeheugentraining

Stel je even voor: twee leerlingen, Sophie en Elise, buizen op hun examen. Dezelfde gedachten spoken door hun hoofd: “Ik ben niet slim genoeg”, “Ik heb gefaald”, ... Toch blijken zij anders met deze gedachten om te gaan. Zo denkt Sophie al gauw aan iets anders en zit ze die avond gezellig in de zetel. Elise daarentegen is niet in staat om te genieten van een avondje uit. Zij maakt zich nog steeds zorgen. Vanwaar het verschil in reactie?

Het is een situatie die we allemaal wel kennen: er gebeurt iets onaangenaams en dat zet ons aan tot nadenken. Echter, bij Elise draait het denken dol: het laat haar niet meer los. In dat geval is sprake van piekeren. Lange tijd werd piekeren afgedaan als een vervelend, maar verder verwaarloosbaar symptoom van vele klinische problemen. Ondertussen is echter geweten dat piekeren ook aan deze problemen kan voorafgaan. Het is een kwetsbaarheidsfactor. Wie vaak piekert, ontwikkelt sneller allerlei psychische klachten, zoals depressie.

Werkgeheugen als basis

Piekeren bij depressie is vooral gericht op het verleden en staat bekend als rumineren. Gezien rumineren mensen kwetsbaar maakt voor depressie, zou het interessant zijn indien behandelingen zich daar meer op gaan richten. Bovendien profiteren heel wat mensen met een depressie niet van de bestaande behandelingen en krijgt ongeveer 75% later opnieuw een depressie. Reden te meer, dus, om de behandelingen van depressie te optimaliseren.

Hiertoe moeten we terugkeren naar de vraag in de inleiding: vanwaar het verschil in reactie tussen Sophie en Elise? Met andere woorden, wat verhoogt de neiging tot rumineren? Uit onderzoek blijkt dat de werking van het werkgeheugen hier mee aan de basis ligt. Het werkgeheugen is dat deel van het geheugen waarin slechts tijdelijk relevante informatie kan worden bijgehouden en gemanipuleerd. Bijgevolg is het belangrijk dat het werkgeheugen geüpdatet wordt: oude informatie moet verwijderd worden, zodat nieuwe informatie kan worden opgenomen. Verstoorde werkgeheugenprocessen zorgen ervoor dat dit moeilijker verloopt bij rumineerders, zoals Elise. Zij slagen er minder in om negatieve gedachten uit het werkgeheugen te bannen en door andere, positieve gedachten te vervangen.

Veelbelovend

Verstoorde werkgeheugenprocessen blijken dus te resulteren in rumineren, wat het risico op depressie verhoogt. Bijgevolg zou een behandeling gericht op het trainen van werkgeheugenprocessen moeten leiden tot minder rumineren, en mettertijd ook tot een daling in depressieve symptomen. De figuur in bijlage illustreert dit.

Een dergelijke training zou een interessante aanvulling zijn op de huidige behandelingen voor depressie. Deze focussen immers op de inhoud van het werkgeheugen: alternatieve, meer positieve gedachten bedenken voor negatieve gedachten. Echter, depressieve personen hebben net problemen met het updaten van de inhoud van hun werkgeheugen. Daarom zou het waardevol zijn om naast de inhoud ook meer direct te focussen op de processen van het werkgeheugen die deze updating sturen.

Bovendien kan werkgeheugentraining op een aantrekkelijke manier worden aangeboden, bijvoorbeeld via computerspelen of het internet. Dit biedt het enorme voordeel dat cliënten er thuis zelf mee aan de slag kunnen gaan, zowel tussen de therapeutische sessies door als na het opklaren van de depressie. In een maatschappij waar computers niet meer weg te denken zijn, klinkt dit alvast veelbelovend.

Maar...

Helaas bieden lang niet alle studies reden tot euforie. Wat taak-specifieke werkgeheugentraining betreft zijn de resultaten eenduidig: een persoon die traint op een werkgeheugentaak, zal beter worden in die taak. Maar tot op heden heerst discussie over of diezelfde persoon ook beter zal worden in andere werkgeheugentaken, en - nog belangrijker - beter zal kunnen omgaan met alledaagse gebeurtenissen in het leven. Bijvoorbeeld, kan werkgeheugentraining ervoor zorgen dat Elise minder rumineert na buizen op een examen? Het huidige scriptie-onderzoek beoogde dit verder te onderzoeken.

45 studenten van de Universiteit Gent werden willekeurig verdeeld in twee groepen. Zes dagen lang trainden ze op één van twee computertaken: een intensieve of minder intensieve werkgeheugentrainingstaak. Bij de intensieve taak werden tegelijkertijd twee reeksen stimuli (vierkanten en letters) opeenvolgend aangeboden en deelnemers moesten reageren wanneer één van de aangeboden stimuli overeenkwam met een eerder aangeboden stimulus. In beide groepen werden voor en na de training metingen afgenomen van werkgeheugenprocessen, rumineren, depressieve symptomen en overtuigingen over rumineren. De cruciale vraag luidde als volgt: heeft de intensieve training een gunstiger effect op werkgeheugenprocessen, rumineren en depressieve symptomen dan de minder intensieve training?

Daarnaast werd nagegaan of het effect van werkgeheugentraining op rumineren beïnvloed wordt door positieve en negatieve overtuigingen over rumineren. Naast werkgeheugenprocessen, dragen deze immers ook bij tot rumineren. Daardoor is het mogelijk dat personen die negatief staan tegenover rumineren meer voordeel zullen ondervinden van werkgeheugentraining dan diegenen die er positief over denken. In dat geval, zou werkgeheugentraining meer effect moeten hebben indien Elise denkt dat rumineren haar niet verder helpt, dan wanneer zij denkt dat rumineren haar beter voorbereidt op het volgende examen.

In het huidige onderzoek bleven de gehoopte effecten van werkgeheugentraining helaas uit. Bovendien bleek het niet uit te maken of men al dan niet negatief denkt over rumineren.

Is er nog toekomst?

Kunnen we nu concluderen dat werkgeheugentraining geen bijdrage kan leveren in de behandeling van depressie? Nee, want er zijn studies die wel aanwijzingen geven dat dit zou kunnen. Bovendien kunnen de bevindingen en beperkingen van dit scriptie-onderzoek een bron van inspiratie zijn voor toekomstig onderzoek.

Zo is het aan te raden dat toekomstige studies het effect van werkgeheugentraining nagaan bij personen met duidelijke werkgeheugenproblemen, zoals depressieve personen. Tevens moet de inhoud van de werkgeheugentaken worden aangepast. In de huidige studie waren deze immers beperkt tot niet-emotionele stimuli, zoals vierkanten en letters. Depressieve personen lijken echter vooral problemen te hebben met het updaten van emotionele (negatieve) informatie. Taken bestaande uit emotionele stimuli, bijvoorbeeld verdrietige gezichten, zouden dus andere effecten kunnen opleveren.

Minder rumineren: het zou het leven voor heel wat mensen draaglijker maken. Het loont dus zeker de moeite om het onderzoek naar werkgeheugentraining verder te zetten. Want, zeg nu zelf, een beter brein én minder rumineren door training, dat zou toch mooi zijn?

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2014