Valpartijen in eendagskoersen in het professionele wielrennen

Astrid
Buttiens

“Renner wordt je met vallen en opstaan”:        
Valpartijen in eendagswedstrijden in het professionele wielrennen

Astrid Buttiens

Het is een koude zaterdagochtend aan het eind van februari… Het cross-seizoen is (bijna) voorbij en de kranten puilen uit van de bijlages met wielerkalenders, routebeschrijvingen en interviews met nieuwe en minder nieuwe wielervedettes. Het is weer zover; het is koers! Enkele maandagen later vullen diezelfde kranten hun pagina’s met foto’s, artikels en opiniestukken over de vele valpartijen die het afgelopen weekend geteld werden. Hoe komt het toch dat er zo veel gevallen wordt? En bestaat er een manier om te voorspellen hoeveel valpartijen een wedstrijd zal tellen?

Renners of gladiatoren?

De wielersport wordt regelmatig vergeleken met de gladiatorenspelen uit het Oude Rome. Organisatoren bezaaien het parcours met hindernissen die voor nog meer sensatie en nog meer spektakel moeten zorgen. Zelfs in hevige regen en extreme hitte wordt het peloton luidkeels aangemoedigd om door te fietsen. Dit alles opdat kijkcijfers de hoogte inschieten, kranten beter verkopen en de kassa van de organisatoren rinkelt.           
Niemand stelt zich echter vragen bij de impact van dergelijke organisatorische beslissingen. Tot een wedstrijd ontsierd wordt door een ernstige valpartij, waarbij de betrokken renners tegen een maandenlange revalidatie aankijken.

Het voorspellen van het aantal valpartijen in een professionele eendagswedstrijd

Het wielrennen is al jaren zeer populair. In het bijzonder in ‘koerslanden’ als België, Italië, Frankrijk, Spanje en Nederland. Dankzij de Tour-overwinningen van Armstrong, Wiggins en Froome hebben ook de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk deze sport ontdekt.
Het wetenschappelijk onderzoek naar het wielrennen hinkt echter wat achterop; studies over het wielrennen zijn beperkt en literatuur over valpartijen is haast onbestaande. Deze studie wil een aanzet geven om deze leemte op te vullen.

Dit onderzoek tracht het gemiddeld aantal valpartijen in een professionele eendagswedstrijd te voorspellen aan de hand van gegevens over de datum waarop de wedstrijd gereden werd, de lengte van het parcours, de gemiddelde snelheid van de winnaar, het aantal starters en finishers, het gebruik van radiocommunicatie (‘oortjes’) tijdens de koers, de aan- of afwezigheid van neerslag, de hoeveelheid hellingen en/of kasseistroken in het parcours en de kijkcijfers van de live-uitzending van de wielerwedstrijd.

De drie etappes van dit onderzoek

Een eerste stap in deze masterproef is het verzamelen van gegevens. Een wielerwedstrijd beslaat enkele honderden kilometers, wat het verzamelen van data bemoeilijkt. Bovendien kent de wielersport geen officiële databases die statistieken samenbrengen. De gegevens voor dit onderzoek werden daarom eigenhandig verzameld en behandelen 288 wedstrijden die afgewerkt werden in de elite-categorie bij de mannen tussen 1997 en 2014.

Vervolgens worden de variabelen onderworpen aan een univariate analyse. Hierbij worden de variabelen één na één in verband gebracht met de responsvariabele, die het aantal valpartijen in een eendagswedstrijd telt. Uit deze eerste analyses blijkt dat het aantal valpartijen per wedstrijd is toegenomen. Verder blijkt dat het aantal deelnemers in een wedstrijd, het aantal hellingen, de aan- of afwezigheid van kasseien en de wedstrijd zelf een mogelijke verklaring vormen voor het aantal valpartijen. De weersomstandigheden en het gebruik van radiocommunicatie tijdens de wedstrijd blijken weinig of geen verklaring te bieden voor de hoeveelheid valpartijen.

 

De eigenlijke doelstelling van dit onderzoek bestaat er in een model samen te stellen dat het aantal valpartijen per wedstrijd zo goed mogelijk voorspelt. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een Poisson-regressiemodel, waarbij het gemiddeld aantal valpartijen per wedstrijd weergegeven wordt als een lineaire combinatie van variabelen. Hierbij wordt aangenomen dat de hoeveelheid valpartijen per wedstrijd een Poisson-verdeling volgt. Deze discrete kansverdeling telt hoe vaak een gebeurtenis zich voordoet binnen een bepaald tijdsinterval.

In een derde stap worden de variabelen geselecteerd die het aantal valpartijen per wedstrijd het best voorspellen. Dit gebeurt op basis van drie beoordelingscriteria.  
Het Akaike’s Information Criterion (AIC) maakt een afweging tussen de complexiteit van het model en de fit met de data. Deze waarde wordt geminimaliseerd, zodat het finale model de data goed weergeeft, zonder hier al te veel parameters voor nodig te hebben.          
Verder wordt gebruik gemaakt van twee voorspellingsfouten. Beiden meten de som van de gekwadrateerde verschillen tussen het werkelijke en geschatte aantal valpartijen per wedstrijd. De eerste voorspellingsfout wordt berekend op basis van 143 trainingsgegevens die gebruikt werden voor het schatten van de parameters van het model. De tweede voorspellingsfout berekent de voorspellingsfout op basis van 29 ‘nieuwe’ test-wedstrijden.

De scores van een model worden telkens vergeleken met die van het startmodel, dat alle variabelen bevat. In het finale model worden de variabelen geselecteerd op basis van hun bijdrage aan de tweede voorspellingsfout. Elke variabele wordt één na één weggelaten uit het startmodel, waarna de voorspellingsfout berekend wordt. Het model behoudt enkel deze variabelen die de voorspellingsfout naar beneden brengen.

Deze aanpak resulteert in een model met vier belangrijke variabelen, waarmee het aantal valpartijen per wedstrijd met gemiddeld 1,52 over- of onderschat wordt. Dit leert ons dat het aantal valpartijen ieder jaar toeneemt. Een eendagswedstrijd telt ieder jaar gemiddeld 1,0525 meer valpartijen dan het jaar daarvoor. Koersen uit het openingsweekend tellen significant meer valpartijen dan de Waalse klassiekers en de najaarsklassiekers. Verder leert dit model ons dat koersen van het hoogste niveau significant meer valpartijen tellen dan wedstrijden uit de eerstvolgende categorie. Tot slot zien we een positief verband tussen het aantal valpartijen en het marktaandeel van de live-uitzending van een wielerwedstrijd. Koersen die druk bekeken worden, tellen dus meer valpartijen.         
Zoals de univariate analyses al aantoonden, hebben het gebruik van radiocommunicatie en de aan- of afwezigheid van neerslag weinig of geen invloed op het aantal valpartijen in een wedstrijd.

Conclusie

De factoren die aan bod kwamen zijn niet de enige aspecten die het aantal valpartijen in een eendagswedstrijd beïnvloeden. Een vervolgstudie kan het verband met één of meerdere significante factoren uitdiepen of detailleren met preciezere metingen. Daarnaast kan een andere invalshoek gekozen worden, zoals de invloed van de dynamiek van het peloton op het ontstaan van valpartijen.         
Valpartijen zullen echter nooit helemaal uit het peloton verdwijnen. Want renner worden, zo stelt Boonen, doe je met vallen en opstaan. Renner blijven, doe je door te blijven opstaan.

Download scriptie (12.03 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2015