Hebben circulaire bouwoplossingen een positieve impact?

Jade
Claes

De circulaire bouwindustrie is bezig aan een opmars in Vlaanderen. De laatste tien jaar wordt circulariteit als dé strategie naar voren geschoven voor de transitie naar een duurzamere maatschappij. Maar hebben deze circulaire bouwoplossingen wel een positieve impact op het milieu en is deze ‘duurzamere’ manier van bouwen wel financieel haalbaar?

Van lineair naar circulair bouwmodel

‘’There is no planet B’’. De groeiende wereldbevolking en welvaart hebben het land-, grondstof- en waterverbruik aanzienlijk doen toenemen tot ongekende niveaus van vervuiling en aantasting van biodiversiteit. Tegenwoordig is de milieucrisis, letterlijk en figuurlijk, een hot topic.

De bouwsector heeft hierop een kolossale impact met zijn huidig lineair model, gaande van het ontginnen en produceren, tot het consumeren en elimineren van bouwproducten als afval. De noodzaak voor een transitie in de richting van een duurzamere bouweconomie is onmiskenbaar. Om deze overgang te realiseren, wordt de circulaire aanpak vaak naar voren geschoven. De circulaire bouweconomie, met een focus op hergebruik, richt zich op een langere benutting van bouwproducten door de levensduur te verlengen en het hergebruik te stimuleren aan de hand van een flexibele lay-out en reversibele connecties.

image 673

Circulariteit in cijfers

Zijn circulaire bouwoplossingen wel duurzamer dan klassieke bouwelementen? Momenteel zijn er maar een gering aantal onderzoeken die het duurzame karakter van circulaire bouwelementen aantonen. Daarenboven ontbreekt een consistente en door de overheid erkende methode om het hergebruikspotentieel te evalueren. Daarom wordt in dit onderzoek een evaluatiemethode onderzocht om de kosten en milieu-impact van circulaire en traditionele bouwelementen te vergelijken voor specifieke verbouwingsscenario’s in een gebouw.

Voor de vergelijking op gebied van milieu-impact is het belangrijk om de hele levenscyclus van het gebouw in rekening te brengen. Dat houdt de impact van de ontginning in, de productie, het transport, de constructie, vervangingen, verbouwingen, het onderhoud, de afbraakwerken en de afvalverwerking. Voorgaande onderzoeken identificeerden de levenscyclusanalyse (LCA) evaluatiemethode als een potentiële kandidaat. Hierbij worden alle processen en aannames gedurende de levenscyclus van het gebouw omgezet in een milieuscore die de impact van een bouwelement weergeeft. De traditionele LCA-methode, gemodelleerd volgens het lineaire bouwmodel, houdt helaas geen rekening met het hergebruikspotentieel. Daarom wordt in de masterproef de R-LCA methode geïntroduceerd, vertrekkend van de traditionele LCA methode. Hierin wordt het hergebruikspotentieel van circulaire bouwmaterialen meegerekend in de milieu-score van de verbouwingen. Om deze score te berekenen, wordt er een nieuwe berekeningsmethode geïntroduceerd voor circulaire bouwoplossingen, naast deze voor klassieke bouwelementen.

Naast de milieu-impact speelt ook het kostenplaatje een belangrijke rol. Het levenscycluskosten (LCC) kader is een vaak gebruikte methode voor kostenramingen in de bouwwereld. Hiermee worden alle kosten van een bouwelement gedurende de levensduur van een gebouw geïnventariseerd. Tenslotte kunnen dan de milieu-impact en kosten van circulaire bouwelementen afgewogen worden ten opzichte van traditionele bouwelementen om zo het meest duurzame element te bepalen. 

image 676

Circulaire versus traditionele wanden in het CBBW-project

De circulaire rijwoning in Berchem, gerealiseerd door TEKEN architectuur samen met MikeViktorViktor architects, BOUD, Systimber en Itho Daalderop, is deel van het ‘Circulair Bouwen, Betaalbaar Wonen (CBBW)’ project. Met dit project, gesponsord door Vlaanderen Circulair, wil men de brug slaan tussen de theorie en de praktijk van circulair bouwen.

In de pilootwoning worden circulaire JUUNOO wanden gebruikt. Daarbij rijst de vraag of deze wel duurzamer zijn dan klassieke binnenwanden voor dit bouwproject. Daartoe wordt de kost en milieu-impact van circulaire en traditionele binnenwanden vergeleken op basis van de bovenstaande methode gedurende de verwachte levensduur van de woning, namelijk 60 jaar. Vijf wanden worden onderzocht, namelijk de circulaire JUUNOO wanden met MDF of gipskarton, de natbouwwand en de droogbouwwanden met metal studs of houten draagstructuur.

image 671

De totale milieu-impact en kosten van de binnenwanden in de pilootwoning worden bepaald aan de hand van verbouwingsscenario’s, gemodelleerd volgens een gebruiksverhaal. In deze verhalen veranderen de behoeften van een samenwonend koppel of breidt het huishouden uit, waardoor de woning moet worden aangepast. Vier hedendaagse scenario’s worden uitgewerkt, namelijk scenario 1 ‘koppel met gezinsuitbreiding’, scenario 2 ‘koppel met dokterspraktijk’, scenario 3 ‘koppel met hulpbehoevende ouder’ en scenario 4 ‘koppels co-housen’.

image 677

image 678

Figuur 5 vat de resultaten samen waarbij de totale kost en milieu-impact van de vijf binnenwanden met elkaar vergeleken worden. De JUUNOO wand met gipskarton heeft de laagste milieu-impact, behalve in het vierde scenario. In dit scenario heeft de droogbouwwand met metal studs een lagere milieu-impact door de lage verbouwingsfrequentie en kleine verbouwingsoppervlakte. Dit komt doordat traditionele staalprofielen slanker zijn dan JUUNOO profielen en uit minder metaal bestaan. Daarentegen wordt de milieu-impact van de circulaire JUUNOO wanden lager dan die van de traditionele wanden bij grotere en meer verbouwingen door het hergebruikspotentieel van de JUUNOO profielen. Toch blijft het verschil in milieu-impact klein tussen de JUUNOO wand met gipskarton en traditionele metal stud wand voor de vier scenario’s. Verder is de totale kost van JUUNOO wanden lager dan die van traditionele wanden. Alhoewel hun materiaalkost hoger is, valt de totale arbeidskost lager uit. Dit is een gevolg van de kortere (de)constructie tijd van JUUNOO wanden en de hoge arbeidskosten in België.

Besluit

De geïntroduceerde R-LCA en LCC methodes kunnen respectievelijk de milieu-impact en de kosten van circulaire en traditionele bouwelementen vergelijken in éénzelfde gebouw voor welbepaalde verbouwingsscenario’s. Deze methode wordt toegepast om in het CBBW project de duurzaamheid van de gebruikte JUUNOO wanden af te toetsen tegenover traditionele binnenwanden. Uit de studie blijkt dat het gebruik van circulaire JUUNOO wanden voordeliger wordt bij een stijgende verbouwingsfrequentie en verbouwingsoppervlakte. Wanneer er weinig tot geen verbouwingen plaatsvinden, heeft de traditionele metal stud wand een lagere milieu-impact. De verwachte verbouwingen voor de onderzochte bouwtypologie zijn vrij beperkt. Daaruit rijst de vraag of rijhuizen wel goede potentiële kandidaten zijn voor circulaire bouwoplossingen.

Download scriptie (18.41 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2022
Promotor(en)
Marijke Steeman
Thema('s)