De schoonheid van verval. De scenografische mogelijkheden van de ruïne.

Paulien
Smets

De schoonheid van verval.

Alles is tijdelijk. Spijtig genoeg ziet onze maatschappij dit niet altijd. In mijn scriptie ging ik op zoek naar de schoonheid van verval. Meestal verzetten we ons tegen verval, tegen de dood. Toch voelen we er ons ook vaak toe aangetrokken. Hoe kan verval acceptabel worden en zelfs mensen aanspreken, aantrekken? Ik ging op zoek naar een antwoord op deze vraag. De ruïne staat in dit onderzoek centraal.

Vanuit mijn perspectief als toekomstige interieurarchitecte, ging ik op zoek naar de toekomst van de ruïne. Meer bepaald: wat zijn de scenografische mogelijkheden van de ruïne? De keuze om te werken met een ruïne, vloeide voort uit mijn specialisatie, scenografie. Deze studierichting, binnen de interieurarchitectuur, omvat het ontwerpen van tentoonstellingen en decors. De theatrale context sluit perfect aan bij het mysterieuze karakter van een ruïne.

Om het project vorm te geven werkte ik rond de ruïne van de oude jeneverstokerij Claes te Kuringen. Binnen de context van de ruïne en de site eromheen, ging ik op zoek naar een nieuwe, passende invulling. Aan de hand van mijn onderzoek en ontwerp, heb ik geprobeerd het bestaande te accepteren en te versterken.

De ruïne kan in zekere zin gezien worden als een waarschuwing voor wat er ons allemaal te wachten staat. Wanneer we aan een ruïne denken, denken we aan verval en negativiteit. De meeste mensen verstoten de ruïne in plaats van eruit te leren. Ze wordt vergeten, start te ontbinden of wordt afgebroken om plaats te maken voor een nieuw gegeven. Het gezegde: “iedereen is vervangbaar” lijkt hier goed op zijn plaats. Ik zou dit gezegde willen ontkrachten. Ik vind het zonde om deze krachtige, doorleefde gebouwen af te breken. Ze zijn misschien wel oud en deels verwoest, wat het moeilijk maakt om ze terug te laten functioneren, maar deze eigenschap geeft ze karakter. Bij de mensen die dit zien, dringt de ruïne in het bewustzijn binnen.

Via mijn scriptie probeer ik zoveel mogelijk mensen te stimuleren en geef ik ze een duwtje in de rug om het verval te accepteren en de schoonheid ervan in te zien. Ik wil mensen stimuleren om iets met de ruïne te doen. Vanuit een ander perspectief probeer ik inzicht te geven over nieuwe mogelijkheden, nieuwe benaderingen. Zo stelt ook Robert Ginsberg in zijn boek The Aesthetics of ruins:

“Instead of expecting the ordinary world, with its striving for wholeness, to teach us what we can enjoy in the ruin, let us allow the ruin’s revelation of wholeness to instruct us in taking joy in our world. Ruins cry out not for their restoration to match the seeming seamlessness of the world, but for our restoration of something essential that we have been neglected in experience of that world.” [1]

Omwille van mijn opleiding interieurarchitectuur, heb ik de scriptie op een andere manier benaderd. Ik ben zo creatief mogelijk met het onderzoek aan de slag gegaan. Naast klassiek onderzoek zoals onderzoek van de omgeving, historiek en casestudies, experimenteerde ik met nieuwe onderzoeksmethodes en het gebruik van afbeeldingen in plaats van woorden.

Ik startte met een fenomenologische analyse om de juiste sfeer te scheppen en mensen te laten aanvoelen hoe het is om in de ruïne rond te lopen. Op deze manier wordt de verborgen schoonheid zichtbaar. Het is zeer belangrijk om de ruïne intuïtief te benaderen.

Een tweede belangrijke methode waar ik gebruik van maakte is het dérive.

Een dérive is een soort tocht die je maakt of een handeling die je uitvoert op basis van een absurde regel. Zo bekom je combinaties van zaken die je rationeel gezien niet zou combineren. Ik selecteerde twintig foto’s van dansvoorstellingen van choreograaf Sidi Larbi Cherkaoui en van de ruïne. De foto’s werden geprint op steekkaarten en omgedraaid. Vervolgens heb ik met deze twee groepen een soort van memory gedaan. De combinaties die hierbij gevormd werden zijn dus op basis van toeval ontstaan. Vanuit deze resultaten ben ik gestart met het ontwerp aan de hand van schetsen.

Na onderzoek kan ik concluderen dat de ruïne op een respectvolle manier weer bruikbaar kan worden wanneer ze in contrast gebracht wordt met het strakke, rationele. Elke ontwerpbeslissing werd genomen vanuit onderzoeksresultaten.

De site van de oude jeneverstokerij Claes werd uiteindelijk omgevormd tot een kunstencentrum. Het fictieve kunstencentrum kreeg de naam “De nis”. Mijn ontwerp bevat de drie elementen die een kunstencentrum moet bezitten, namelijk: creatie, presentatie en reflectie. Aan de hand van deze invulling toon ik aan hoe de ruïne een meerwaarde kan betekenen voor kunstenaars, hun werk en de maatschappij. De ruïne bevat de belofte van het onverwachte. Het is een plek voor imaginaire interpretatie. We worden er van de dagelijkse gebruiken en interpretaties bevrijd. Zo zit de ruïne vol met fascinerende scenes die gelezen kunnen worden als tekens van symbolische betekenissen. In plaats van antwoorden te creëren, roept de ruïne nog meer vragen op. Ze daagt ons uit om verder te kijken dan wat we reeds weten. Zo is ze in staat om te onthullen wat verborgen is in onszelf. Dit kan erg inspirerend werken. Binnen het ontwerp zijn er ateliers, tentoonstellingsruimtes en een plek voor theater voorzien.

Uit mijn onderzoek kan ik concluderen dat we ruïnes niet mogen afschrijven. Er valt zeker nog wat mee te doen. De ruïne vraagt om een andere benadering die meer energie vergt. Maar het resultaat heeft naar mijn mening meer waarde dan het plaatsen van een nieuw gebouw. Graag zou ik willen afsluiten met een stukje tekst uit het theaterstuk Requiem voor een metamorfose van Jan Fabre.

“Wie we ook zijn, waar we ook zijn, we worden omringd door het mysterie van de dood. De dood is de moeder van de schoonheid en alleen door haar worden onze verlangens en dromen gevoed. En alleen door hem worden onze lichamen en onze catastrofes vervuld. De dood is de vader van de metamorfose. Dit is niet het einde.” [2]


De scriptie van Paulien Smets kan je hier downloaden: https://www.dropbox.com/s/d130fqllx038n2o/Paulien%20Smets.pdf?dl=0


[1] Citaat uit: Ginsberg, R., 2004. The Aesthetics of ruins. Amsterdam: Rodopi, p. 47.

[2] Citaat uit: Fabre, J., 2007. Requiem voor een metamorfose, via Martens M. Van Troubleyn toneelteksten. 

Download scriptie (36.2 MB)
Winnaar Scriptieprijs
Universiteit of Hogeschool
Hogeschool PXL
Thesis jaar
2013
Promotor(en)
Prof. dr. Kris Pint