Een (t)huis als (g)een ander

Tessa
Verreth

Wat als je als zus geconfronteerd wordt met de zorg-toekomst van je jongere broer met een hersenverlamming? Ook hij zal, net als ik, ooit het ouderlijke nest verlaten, maar is dat wel zo vanzelfsprekend in de zorgsector? Kunnen we een zorginstelling definiëren als een plek waar iemand zich thuis kan voelen? 

In de afgelopen jaren is meer aandacht ontstaan voor kleinschalige woonprojecten voor personen met een beperking, die voortvloeien uit ouderinitiatieven. Mede door het gebrek aan verblijfplaatsen in de residentiële zorg, alsook de vermaatschappelijking van de zorg, zijn dergelijke woonprojecten in België de norm geworden. Steeds meer kleinschalige woonprojecten voor personen met een beperking doen zo hun intrede en worden ontworpen door architecten. Maar zijn deze architecten wel vertrouwd met het ‘thuisgevoel’ in de context van dergelijke woonprojecten? In deze masterscriptie wordt onderzocht hoe we architecten kunnen ondersteunen tijdens het ontwerpproces in het creëren van een thuis voor personen met Cerebrale Parese (CP), hersenverlamming genaamd, in kleinschalige woonprojecten. 

 

Een kleinschalig woonproject, een thuis? 

De evoluties binnen de zorgsector, alsook de evoluties omtrent het ‘wonen’ van personen met een beperking, wijzen op de noodzaak om meer aandacht voor het thuisgevoel van personen met CP in kleinschalige woonprojecten. Zo blijkt uit een verkenning van de bestaande erkenningsnormen dat de focus omtrent het bouwen voor personen met CP enkel wordt gelegd op het fysische en functionele aspect van woonprojecten. Hierdoor wordt het psychisch comfort van gebruikers volledig buiten beschouwing gelaten. Toch duidt men op het essentiële belang van de ‘kwaliteit van het bestaan’. Deze levenskwaliteit vormt de sleutel voor een goede integratie van personen met een beperking in een maatschappij die hen optimale mogelijkheden en kansen biedt om kwaliteitsvol te leven. Het ‘wonen’ is meer dan de ergonomie van het gebouw, zoals geformuleerd in de erkenningsnormen, en is eveneens verbonden aan een subjectieve ervaring van ‘thuis voelen’ binnen een omgeving. 

In dit onderzoek is gezocht naar een antwoord op de vraag hoe architecten doorheen het ontwerpproces het thuisgevoel van personen met CP, die verblijven in een kleinschalig woonproject, kunnen stimuleren via de architectuur en inrichting ervan. Hiervoor is een literatuur- en empirisch onderzoek in de vorm van eigen expertise uitgevoerd. Daarnaast is ook een literatuur- en empirisch onderzoek in de vorm van interviews met architecten uitgevoerd naar het onderliggend ontwerpproces en het thuisgevoel in de praktijk. Dat resulteerde in het in kaart brengen van uitdagingen die architecten ervaren tijdens het ontwerpproces. Tot slot werd de kennis uit dit onderzoek toegepast in een masterproject. 

 

Het thuisgevoel in de praktijk

Ten eerste komt uit dit onderzoek naar voren dat het thuisgevoel en het thuisgevoel in de architectuur voor iedereen persoonlijk is. Dit gevoel kan gedefinieerd worden aan de hand van twaalf factoren die het thuisgevoel positief beïnvloeden.

De tien factoren die het thuisgevoel positief beïnvloeden

Uit het onderzoek kan besloten worden dat het ontwerpproces uit vier fasen bestaat: ‘analysefase’, ‘ontwerpfase’, ‘realisatiefase’ en ‘gebruiksfase’. Het thuisgevoel situeert zich in de ‘analysefase’, omdat tijdens deze fase het analyseren van de vraag en de behoeften van de gebruikers centraal staat. In de ‘ontwerpfase’ dient vervolgens het thuisgevoel op een doordachte en mensgerichte wijze te worden vertaald in een ontwerp van een kleinschalig woonproject voor personen met CP. Aansluitend wordt het ontwerp geëvalueerd aan de hand van het thuisgevoel dat door de gebruikers geformuleerd werd. Enkel op deze manier kan een kleinschalig woonproject uitgroeien tot een woonproject waarin personen met CP zich maximaal kunnen ‘thuis voelen’. De architect heeft geen rechtstreekse invloed op het thuisgevoel, maar kan dit gevoel wel stimuleren door een weloverwogen ontwerp.

Het thuisgevoel geïntegreerd in het onderliggend ontwerpproces

Uit de interviews met architecten die reeds een kleinschalig woonproject ontwierpen, wordt geconcludeerd dat de architecten het thuisgevoel doorgaans toepassen in het ontwerp. Toch blijkt dat de architecten voor uitdagingen komen te staan tijdens het ontwerpproces. Zo komt naar voren dat twee cruciale fasen omtrent het thuisgevoel (‘analysefase’ en ‘ontwerpfase’) niet altijd door de architect zelf worden uitgevoerd. Daarnaast zijn de architecten doorgaans niet gekend met het wettelijk kader, waardoor ze zelf kennis moeten vergaren omtrent dit vakgebied. Ook bestaat het gevaar dat het wettelijk kader te strikt wordt toegepast, waardoor het thuisgevoel ondergeschikt wordt. Nog een opvallende bevinding is dat de architecten het thuisgevoel niet altijd bewust integreren tijdens het ontwerpproces. Uit het onderzoek komt naar voren dat architecten over onvoldoende kennis beschikken omtrent het thuisgevoel en het thuisgevoel van de doelgroep waarvoor men ontwerpt. Een logisch gevolg van dit kennisgebrek maaktdat het thuisgevoel onvoldoende gestimuleerd wordt. De architecten hebben tijdens het ontwerpproces doorgaans ook weinig tot geen ondersteuning van instanties die expertise hebben. Bovendien dient in de zorgsector ook rekening te worden gehouden met beperkte budgetten, waardoor het thuisgevoel tijdens het ontwerpproces vaak ondergeschikt wordt. Bovenstaande uitdagingen dienen architecten tijdens het ontwerpproces te overwinnen om het thuisgevoel van personen met CP maximaal te stimuleren. Hieruit volgt dat architecten nood hebben aan ondersteuning tijdens het ontwerpproces. Zo werd een beslissingsboom opgesteld dat architecten kunnen gebruiken om het thuisgevoel van de eindgebruikers in het project maximaal te stimuleren.

 

De architect als brug tussen het thuisgevoel en architectuur

Het huidige onderzoek vormt een aanvulling op bestaande literatuur omtrent het thuisgevoel, gezien voorgaande studies het thuisgevoel niet plaatsten in de context van de architectuur. Op basis van dit onderzoek staat het thuisgevoel niet meer los van de architectuur, maar wordt het erin geïntegreerd. Het is de taak van de architect om een geheel aan ruimtes te ontwerpen die een thuisgevoel mogelijk maken en het maximaal stimuleren. Toch is het belangrijk om in acht te nemen dat iedere architect ontwerpt volgens zijn individuele stijl, aanpak en persoonlijkheid. In het kader van dit onderzoek wordt getracht om ondanks deze verschillen er toch voor te zorgen dat architecten allemaal met dezelfde doelstellingen ontwerpen.

“Een architect die meer is dan een willekeurig uitvoerder van de wensen van politici of bouwspeculanten, bouwt geen huis om het aan te passen aan de wereld, maar om een instantie te scheppen. En daarmee ook de waarden waarin hij gelooft en waar hij voor staat.” Vittorio Magnago Lampugnani.

Visualisatie van de inkomhal van het masterproject

 

Download scriptie (36.41 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Hasselt
Thesis jaar
2019
Promotor(en)
Dr. Arch. Jasmien Herssens en Co-promotor: Ann Bosserez