Vrouwen uit de sportgeschiedenis: pioniers aan het woord (1950-1980)

Maura
De Troyer

“De schijnwerpers zijn bijna uitsluitend gericht op mannen,” schrijven Belgische topsportsters in 2021 in een open brief. Hedendaagse sportvrouwen klagen de onderbelichting in de media aan, ook  binnen de geschiedschrijving is er voor de sportvrouw weinig belangstelling. Vrouwelijke kampioenen uit het verleden blijven vaak onbekend. Iedereen kent Eddy Merckx, maar wie herinnert zich zevenmalig wereldkampioene Yvonne Reynders?

Het debat over genderongelijkheid flakkerde tijdens de Olympische Spelen van afgelopen zomer weer op. De ongelijke persaandacht, de loonkloof, het debat over weinig verhullende sportkledij en de denigrerende opmerkingen van sportjournalist Eddy Demarez kwamen uitgebreid aan bod in de media. Genderongelijkheid in de sport wordt vaak verklaard door een historische achterstand. Opvallend genoeg zijn vrouwencompetities helemaal geen recent fenomeen.

Op het WK wielrennen in het Josaphatpark in 1934 verzamelden wel 10.000 supporters rond het parcours. Tijdens het interbellum ging er al een voelbalcompetitie voor vrouwen door, die niet veel moest onderdoen voor de huidige Super League. De officiële sportbonden erkenden geen vrouwencompetities, maar dit hield sportvrouwen niet tegen hun eigen sportbonden op te richten. Kritiek bleef niet uit. Er leefde een grote angst dat vrouwen onvruchtbaar zouden worden, dikke benen zouden krijgen of hun rol als “zorgende moeder” zouden verwaarlozen. Journalisten schreven uitgebreid over de link tussen sport en het verdwijnen van de vrouwelijke schoonheid: “met het sterke geslacht te veel na te apen wordt de vrouw er niet mooier op!”

Langzaamaan komt er vanaf de jaren ’50 verandering in het sportlandschap. De Koninklijke Belgische Atletiekbond erkent officiële atletiekwedstrijden voor vrouwen in 1950: “al blijft het beoefenen van athletiek voor gehuwde dames (dan nog met kinderen zelfs…) iets waar tegenover we (zoals voor alle competitiesport) eerder sceptisch staan.” In 1959 mogen vrouwen voor de eerste keer een officieel nationaal kampioenschap wielrennen betwisten. De voetbalvrouwen moeten voor erkenning door de Koninklijke Belgische Voetbalbond nog tot 1970 wachten.

Methode

In dit onderzoek focus ik op atletiek, wielrennen en voetbal voor vrouwen. Op welke manier is het beleid van de sportbonden geëvolueerd tussen de jaren ’50 en ‘80 en hoe gingen sportvrouwen hiermee om? Deze onderzoeksvraag vormt het uitganspunt van mijn thesis.

Om deze vraag te beantwoorden onderzocht ik de bondstijdschriften van de Koninklijke Atletiekbond, de Koninklijke Belgische Wielerbond en de Koninklijke Belgische Voetbalbond. Naast de officiële verhalen van de sportbonden wou ik vooral de sportvrouwen zelf aan het woord te laten. Hun verhalen zijn amper in de media of in officiële documenten vastgelegd. Voor deze thesis interviewde ik verschillende nationale en internationale toppers, waaronder de eerste nationale wielrenkampioene Victoire Van Nuffel, zevenmalig wereldkampioene wielrennen Yvonne Reynders en dé Belgische marathonpionier Magda Ilands. Hun ervaringen met de sportbonden, feminisme, de media en een veranderende samenleving komen uitgebreid aan bod. Het doel is om de vrouwensport en sportvrouwen op de kaart te zetten, voordat zij vergeten worden.

Resultaat

Het onderzoek toont aan dat sportbonden sportvrouwen op verschillende gebieden discrimineerden. Aan de grond van de discriminerende regels lag een biologisch discours, dat vrouwen te zwak achtte voor zware inspanningen. In het wielrennen reden de vrouwen soms wel dertig keer een rondje van twee kilometer rond de kerktoren, mannen reden veel langere afstanden. Marathonlopen voor vrouwen kon pas voor het eerst op de Spelen van 1984. Voetbalterreinen waren “molshopen en koeienpaté’s” in tegenstelling tot de proper gemaaide mannenterreinen. De wielrensters uit de jaren ‘60 zagen het supportersgeld van hun wedstrijden verdwijnen naar het loon van de mannelijke profwielrenners. Hiertegen protesteren was moeilijk “we waren al zo tevreden dat we konden koersen, dat we onze bek hielden.”

Het beleid van de officiële sportbonden was in de beginjaren conservatiever dan dat van de vrouwenbonden uit de jaren ‘20. Langere afstanden in het wielrennen en veldlopen waren toen nog toegelaten. Tussen de jaren ’50 en ’80 veranderde weinig in het beleid van het vrouwenwielrennen en het voetbal. Binnen de atletiek werden al grotere stappen gezet. In het wielrennen en het voetbal wordt het discours “de sport staat nog in haar kinderschoenen” vandaag - een halve eeuw na de erkenning - nog steeds volop gebruikt.

De sportvrouwen in deze thesis verzetten zich tegen genderstereotypen dat vrouwen niet kunnen voetballen of geen zware inspanningen aankunnen, er sierlijk moeten uitzien of zich enkel op hun gezin mogen focussen. Aan de andere kant bevestigen ze sommige stereotypen. Dat vrouwenvoetbal nu eenmaal minderwaardig is aan mannenvoetbal, of vrouwen zeker niet té lange afstanden aankunnen op de fiets. “Betaald worden voor voetbal?!? (lacht verbaasd) nee, nee…,” aldus Rita Bultinck uit het eerste Belgisch nationaal elftal. Ongelijkheid in de sport wordt nog te vaak als vanzelfsprekend beschouwd, het is belangrijk om hierover kritisch te blijven nadenken.

Als we begrijpen hoe ongelijkheid in sport is ontstaan, kunnen we zo misschien vastgeroeste stereotypen deconstrueren. Meer onderzoek naar sportvrouwen in de atletiek, het wielrennen, het voetbal en vele andere sporten is aangewezen, want hierover bestaat amper historische kennis. “Gij bent veel te vroeg geboren,” kreeg voetbalster Rita Bultinck wel eens te horen. Laten we hopen dat voor de huidige generatie topsportsters een nieuwe tijd is aangebroken.

 

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2021
Promotor(en)
Gita Deneckere, Pascal Delheye
Thema('s)
Kernwoorden