"Hij was toch maar een artiest.." Een onderzoek naar de invloed van Henry David Thoreau op de Vlaamse literatuur voor 1940.

Marlou
de Bont

Terug naar de natuur in de Vlaamse literatuur

We hebben allemaal wel eens de behoefte om ons drukke, moderne stadsleven even in te ruilen voor een periode van rust in de natuur. Of het nu gaat om een kanotocht in de Ardennen of een wandeling door het park: de natuur is van oudsher een plaats voor bezinning, een manier om weer tot onszelf te komen. De Amerikaanse auteur Henry David Thoreau (1817-1862) hield het niet bij een simpele boswandeling en besloot in 1845 om twee jaar lang in de bossen te gaan leven in een zelfgebouwde hut aan het meer Walden. Door zo zelfstandig mogelijk te leven, vrij van alle regels en verplichtingen van de maatschappij, wilde hij zijn leven terugbrengen tot de pure essentie.

Walden, or; Life in the Woods (1854) is het verslag van zijn bijzondere levenswijze. In dit merkwaardige boek combineert Thoreau sublieme natuurbeschrijvingen met een kritiek op het kapitalistische winstbejag van zijn landgenoten en praktische levenslessen die na de recente kredietcrisis alleen maar aan actualiteit hebben gewonnen. In zijn thuisland groeide de auteur door Walden uit tot een cultfiguur die zowel in de hoge als de lage cultuur populair is. In onze contreien is Thoreau echter minder bekend, en dat is volgens neerlandica Marlou de Bont onterecht. In haar onderzoek beargumenteert ze namelijk dat de Amerikaanse schrijver met zijn terugkeer naar de natuur niet alleen een interessante invloed heeft uitgeoefend op de literatuur aan de andere kant van de Atlantische oceaan, maar ook hier in Vlaanderen.

Een taterende oude tante

Thoreaus bekendheid in Vlaanderen kende aanvankelijk een negatieve aftrap. De voorname Vlaamse criticus August Vermeylen was in zijn essay ‘Thoreau’(1903) namelijk allerminst te spreken over Walden, dat in 1902 in het Nederlands was verschenen met een voorwoord van de Nederlandse schrijver Frederik van Eeden. Die beschouwde Thoreau als een moderne profeet en had in 1898 in navolging van Thoreau de anarchistische kolonie ‘Walden’ opgericht. Vermeylen omschreef de Amerikaanse schrijver echter niet als een profetische ziener, maar als een “dilettant” die “tatert als een oude tante”. Volgens hem was Thoreau een “zelfbehaaglijk pratenden individualist” die alleen in zichzelf geïnteresseerd was en niets gaf om de maatschappij. Bovendien waarschuwde hij zijn lezers ervoor om Thoreau net als Frederik van Eeden als voorbeeld te nemen voor hun eigen leven en sociale ideeën, want de Amerikaanse auteur was volgens Vermeylen “toch maar een artiest…”.

Hoe moeten we deze afkeer voor Thoreau verklaren? En waar komt de minachting vandaan waarmee Vermeylen hem afdoet als “toch maar een artiest”? Het antwoord moet worden gezocht in de specifieke politieke context van literatuur in het Vlaanderen van rond de eeuwwisseling. Veel Vlaamse schrijvers en intellectuelen ijverden in die tijd voor gelijke sociale, economische en culturele kansen voor Vlamingen, en August Vermeylen was een prominent boegbeeld van deze ‘Vlaamse Beweging’. Literatuur vormde een belangrijk middel in de Vlaamse strijd en moest daarom niet alleen vernieuwend zijn, maar ook sociaal en politiek geëngageerd. Thoreau had in die tijd echter het imago van een kluizenaar, wiens terugkeer naar de natuur in Walden vaak onterecht werd geïnterpreteerd als een afkeer van de maatschappij. Vermeylen kon Thoreaus antimoderne en antimaatschappelijke imago niet goed gebruiken in zijn moderniseringsproject van de Vlaamse Beweging. Walden was voor hem te veel individu en te weinig gemeenschap.

 “Toch maar een artiest”?

Ondanks de afkeuring van één van de belangrijkste critici van Vlaanderen heeft Walden een grotere invloed gehad op de Vlaamse literatuur aan het begin van de twintigste eeuw dan August Vermeylen wellicht had kunnen vermoeden. Zo zien we Thoreaus gedachtegoed onder meer terug in Pallieter (1916) van Felix Timmermans en De Apostels van het Nieuwe Rijk (1930) van Paul Kenis. Deze voorbeelden laten zien dat de terugkeer naar de natuur zich op verschillende manieren manifesteerde in de Vlaamse cultuur: terwijl de levensgenieter Pallieter net zo’n mystieke eenheid met de natuur ervaart als Thoreau in Walden, beschrijft Paul Kenis in De Apostels van het Nieuwe Rijk zijn ervaringen in de anarchistische kolonie L’Essai in de Franse Ardennen, die net als  Frederik van Eedens Walden-kolonie in Nederland op een mislukking uitdraaide. Beide romans bevatten duidelijke verwijzingen naar Walden: in Pallieter doen sommige passages sterk denken aan fragmenten uit Walden, terwijl Paul Kenis in zijn roman een personage opvoert dat net als Thoreau in een hut aan een vijver in het bos woont.

De teksten hebben bovendien met Walden gemeen dat ze een terugkeer naar de natuur combineren met een nieuwe manier van leven. Deze terugkeer naar de natuur maakt deel uit van de literaire traditie van de pastorale, een vorm van literatuur die het simpele leven in de natuur verheerlijkt ten opzichte van het gecompliceerde leven in de stad of aan het hof. De pastorale wordt dan ook vaak geassocieerd met een nostalgisch verlangen naar het verleden. In Walden doet Thoreau echter iets anders met deze traditie: hij gebruikt de terugkeer naar de natuur om zijn tijdgenoten een alternatieve levenswijze en een nieuw maatschappijmodel voor te spiegelen. Door zich nadrukkelijk op de toekomst te richten geeft hij het pastorale motief in Walden een utopische dimensie. Die utopische invulling van de pastorale kunnen we ook herkennen in Pallieter, waarin de hoofdpersoon een nieuwe, vrije levenswijze als levensgenieter vertegenwoordigt. De Apostels van het Nieuwe Rijk beschrijft juist de onmogelijkheid om Thoreaus utopische ideaal van volledige vrijheid en onafhankelijkheid in de praktijk te realiseren.

De invloed van Walden op de Vlaamse literatuur laat zich dus vooral omschrijven als een combinatie van pastorale en utopische elementen, die Marlou de Bont aanduidt als het ‘Walden-motief’. Natuurlijk is Walden niet de enige tekst waarin de terugkeer naar de natuur en een sobere levenswijze centraal staan. Het Walden-motief is representatief voor een bredere denktraditie en kan als zodanig een nieuwe invalshoek bieden voor de bestudering van Vlaamse literatuur in een internationale context.

August Vermeylen deed Thoreau dus ruimschoots tekort in zijn kritische essay uit 1903. De invloed van Walden op de Vlaamse literatuur toont ons dat de Amerikaanse auteur in Vlaanderen veel meer was dan “toch maar een artiest…”

Marlou de Bont

Download scriptie (1.19 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2014
Kernwoorden