Implementatie en evaluatie van het project: 'Groenten promoten in een basisschool'

Sofie
Van den Abeele
  • Els
    De Sutter

Dit eindwerk beschrijft de implementatie en evaluatie van het groenteproject in

in de Vrije Basisschool Sint-Maccharius te Laarne. Dit groenteproject omvat een geïntegreerde werking zowel op klasniveau, schoolniveau als op schoolomgeving.

De aanleiding om te starten met dit project is het gegeven dat de voedingsgewoonten bij kleuters en schoolgaande jeugd ondermaats is. Daarbij worden er dus te weinig groenten genuttigd in het dagelijks voedingspatroon.
Het doel van het project is een verhoging van de kennis en een verbetering van de houding t.o.v. groenten om op die manier een grotere groenteconsumptie te bekomen. Dit wordt verkregen door het aanbieden van meer educatie en het organiseren van activiteiten op zowel klas- als op schoolniveau zoals het aanleggen van een moestuin.
Daarbij is er ook een samenwerking met de traiteur aanwezig om via de schoolmaaltijden voldoende groenten aan te bieden.
 
In dit project wordt d.m.v. enquêtes de kennis, consumptie en houding t.o.v. groenten nagegaan bij de leerlingen van het 1ste t.e.m. het 6de leerjaar. Deze enquête wordt tweemaal afgenomen, bij aanvang van het project en 7 maand nadien. Met deze vragenlijst kan d.m.v. een t-test het effect van het project nagegaan worden.
Om te komen tot een significant verschil tussen beide metingen wordt er aan de leerkrachten per maand een groentebundel aangeboden. Dit kan dienen als basis voor werkbladen of het voorbereiden van de lessen. Om te peilen naar de ondernomen activiteiten op klasniveau, worden maandelijks enquêtes ingevuld door de leerkrachten waarbij zij ook hun mening over de groentebundels kunnen geven.
Ook worden de schoolmaaltijden geanalyseerd volgens de aanbevelingen van een gezonde voeding en wordt er per maand een bepaalde groente in de kijker geplaatst op het schoolmenu.
D.m.v. een vragenlijst, ingevuld door de directeur, is het mogelijk om de geïntegreerde werking van het groenteproject na te gaan en wordt de implementatie van het groenteproject in het gezondheidsbeleidplan op school beoordeeld.
 
Uit de evaluatie van de resultaten blijkt dat er bij de leerlingen van het 3de, 4de, 5de en

6de leerjaar een positief significant verschil is tussen de kennis en consumptie bij aanvang van het groenteproject en 7 maand nadien. Dit ondanks dat er niet meer groenten aangeboden worden via de schoolmaaltijden en een weinig of geen gebruik van de bundels. Een verhoging van kennis en consumptie t.o.v. groenten is dus vnl. te danken aan het algemeen gezondheidsbeleid op school, waarbij er dus gestreefd wordt naar een algemene goede kennis omtrent een gezond en gevarieerd voedingspatroon.
 
Naar de toekomst toe kan het project worden uitgebreid waarbij er kan gewerkt worden met de ouders en kunnen op basis van de gemaakte groentebundels aangepaste werkbladen per leerjaar ontwikkeld worden. Ook kan voorgesteld worden om het aanbod van groenten op te nemen in een formeel beleid op school. Daarbij kan er samen met de traiteur nogmaals gestreefd worden naar een groter groente-aanbod op school.

Universiteit of Hogeschool
Odisee
Thesis jaar
2008