Sprekende sprakeloosheid?

Liselotte
Van der Gucht

De vluchtelingencrisis. Waarschijnlijk het meest becommentarieerde debat van de afgelopen jaren. Opinies uit alle mogelijke hoeken van het politieke spectrum overheersen de pers en social media. Vooral op vlak van integratie wordt er stevig gediscussieerd. Misschien wel het belangrijkste aspect van het integratieproces is de taal. Uitspraken als “wie hier wil blijven, moet Nederlands spreken” vallen in menig woonkamer, maar dat is natuurlijk gemakkelijker gezegd dan gedaan.

Stille

Mijn masterscriptie in het vakgebied Duitse Letterkunde “Sprekende sprakeloosheid? Onderdrukking en bevrijding d.m.v. taal in Melinda Nadj Abonjis Tauben fliegen auf” onderzoekt het belang van taal in een migratieproces. Hoe draagt taal bij tot sociale ongelijkheid? Hoe functioneert taal in processen van onderdrukking en bevrijding uit die onderdrukking? Aan de hand van een theoretisch kader dat zowel postkolonialisme als performativiteitstheorie – herhaalde acties vormen je identiteit – omvat, zocht ik een antwoord op die vragen.

Het hoofdpersonage Ildikó is afkomstig uit het Hongaarse deel van Servië en migreert vier jaar na haar ouders samen met haar jongere zus naar Zwitserland. Wat al een complexe identiteit was, wordt met de migratie nog een stukje ingewikkelder. Ildikó’s zoektocht naar wie ze is, verloopt moeizaam door de drievoudigheid Hongaars-Servisch-Zwitsers. De moeilijkheden komen het sterkst tot uiting in haar taalgebruik. Ze distantieert zich van haar moedertaal omdat ze haar te veel herinnert aan haar grootmoeder, maar het Zwitsers-Duits biedt haar geen uitweg. Zwijgen is haar enige oplossing.

Niet enkel de taal zelf, maar ook bepaalde onderwerpen worden vermeden. De oorlog die in hun thuisland woedt, wordt door Ildikó's familie doodgezwegen. Toch probeert Ildikó zich op alternatieve manieren uit te drukken. Vooral wanneer ze met haar zus en haar vriend communiceert, weet ze taal te omzeilen. Zo maakt ze gebruik van woordspel en geheime taal enerzijds, en lichaamstaal anderzijds om haar gedachten en gevoelens te uiten.

Unterdrückung

Niet enkel het verlies van haar grootmoeder, maar ook de sociale ongelijkheid en de onderdrukking die daarmee gepaard gaat, zorgt voor Ildikó’s zwijgen. Zowel de klanten van de taverne waar ze werkt als haar eigen ouders dragen bij tot haar stilte. De racistische praat van de conservatieve Zwitsers die ze tijdens haar dienst op hun wenken bedient, raakt Ildikó weinig, vergeleken bij het standpunt van haar eigen ouders. Zij vinden namelijk dat ze zich als migranten moeten stilhouden om zo weinig mogelijk op te vallen. Het is volgens hen belangrijker door de plaatselijke bevolking geduld – eerder dan gerespecteerd – te worden. Deze opvatting komt duidelijk naar voren in een citaat dat Ildikó’s moeder doorheen het verhaal herhaalt: “Wir haben noch kein menschliches Schicksal, das müssen wir uns erst noch erarbeiten.”[1]

Het contrast tussen de familie en de plaatselijke bevolking uit zich behalve in de taal die ze spreken, ook in de vraag wanneer en of bepaalde personen een stem geboden worden. Zo beslist de gemeenschap er bijvoorbeeld over of de familie al dan niet in Zwitserland mag blijven. Op die manier wordt aan directe democratie gedaan: het volk bepaalt in plaats van de familie zelf, die op het moment van de beslissing niet aan het woord wordt gelaten. Daarnaast is de scène waarin Ildikó de toiletten van de taverne met uitwerpselen besmeurd aantreft het ultieme moment van onderdrukking, maar tegelijk vormt het de gelegenheid om zich uit haar onderdrukking te bevrijden: ze vindt haar stem terug.

Ausbruch

Taal (of het ontbreken ervan) dient niet enkel de onderdrukking door zowel Ildikó’s ouders als de klanten van de taverne, maar taal is voor Ildikó ook een middel om zich te verzetten. Ze durft de discussie met haar ouders aangaan en wil hen laten inzien dat stilzwijgen geen oplossing is, maar dat ze moeten vechten voor respect. Discussiëren is volgens Ildikó de manier om dat respect te krijgen. Te lang heeft haar familie gezwegen, waardoor ze geen waardevolle positie in de samenleving kon bemachtigen. Wanneer Ildikó’s ouders niet naar haar klare taal willen luisteren, besluit ze haar ouderlijk huis te verlaten: een eerste stap om haar identiteit (terug) te vinden.

In Melinda Nadj Abonji’s Tauben fliegen auf geldt taal dus zowel als middel van onderdrukking als ook als mogelijk middel om uit die onderdrukking los te breken. Hoe laat deze analyse zich dienen in onze maatschappij? Op welke manieren vindt onderdrukking aan de hand van taal bij ons plaats? Mijn analyse biedt een mogelijk aanknooppunt door deze vragen met betrekking tot een literaire tekst te onderzoeken en maakt niet alleen duidelijk hoe taal gebruikt wordt om nieuwkomers te onderdrukken, maar ook hoe de taal hen net kan helpen om een nieuwe identiteit te vinden.

 

[1] Melinda Nadj Abonji: Tauben fliegen auf. München: Deutscher Taschenbuch Verlag 2012, p. 85. Vrij vertaald: “Wij hebben hier nog geen menselijk lot. Dat moeten we eerst nog door arbeid verwerven.”

Download scriptie (186.17 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
Prof. dr. Gunther Martens