De evolutie van het hiernamaals. De onderwereld in het antieke jodendom.
Deze thesis onderzoekt waar het idee van het hiernamaals en de onsterfelijkheid van de ziel uit Het Nieuwe Testament vandaan komt. Het is vooral een literatuuronderzoek samen met een exegetische studie van de
verschillende verzen hieromtrent. Het vertrekpunt is dan ook de Joodse of Hebreeuwse Bijbel. Eerst wordt onderzocht of er daadwerkelijk sprake is in de Hebreeuwse Bijbel van een leven na de dood. De bedoeling is vooral dit tekstueel te onderzoeken, al kan men niet onderuit om even de archeologie van de periode aan te stippen. Daar zien we dat bepaalde gebruiken uit de omringende volkeren zich ook voordeden binnen het Judaïsme, en die een
zekere mate van geloof dat er een leven na de dood was, tentoonspreiden. Ook zien we uit bepaalde contexten, zoals de opwekking van Samuël op vraag van Saul, dat verschillende schrijvers ervan overtuigd zijn dat de schrijver van het boek Samuël die deze gebeurtenis verhaalt, ondanks de verbodsbepaling
geloofde in de effectiviteit van necromantie.
Het belangrijkste idee voor deze studie was het onderzoek naar wat Sheol nu eigenlijk betekende en wat het voorstelde voor het antieke Israël. Sommigen, zoals Harris, zien in Sheol een synoniem voor graf. Maar dat is zeker niet de algemene zienswijze. Als we de Bijbelverzen erop na slaan waar Sheol wordt gebruikt, merken we dat in verschillende van deze verzen Sheol inderdaad kan vertaald worden met graf, maar er zijn echter uitzonderingen waar Sheol niet anders kan dan Onderwereld betekenen. De manier waarop dit
vooral wordt onderzocht is een exegetische. Er wordt in de tekst ingegaan, en onderzocht wat hun context is.
In deze thesis wordt er ook bijzonder veel aandacht besteed aan de opwekking van de doden. Exegetisch wordt eerst en vooral het vers in Daniel 12,3 onderzocht waar voor het eerst hierover ondubbelzinnig lijkt
gesproken te worden. Vervolgens worden bepaalde teksten uit de Tweede Tempelperiode onder de loep genomen, waar het boek Daniël opnieuw op de voorgrond treedt omdat zijn ideeën rond de opwekking als
het ware als een begin kunnen gezien worden van hoe dit verder vorm wordt gegeven in de Tweede Tempelperiode. Als we dan ook het boek Daniël bekijken in zijn datering, dan wordt dit boek eigenlijk ook
onder de informatie uit de Tweede Tempelperiode geschaard. Verder worden ook de stukken in het boek 1 Enoch waar het over het hiernamaals en over een opwekking lijkt te gaan, exegetisch bijzonder nauw
onderzocht, omdat 1 Enoch een verwantschap met het boek Daniël lijkt te hebben. Zo worden ze tot dezelfde tijdsperiode gerekend, meer nog, sommigen geloven dat 1 Enoch vroeger is geschreven dan Daniël.
We kunnen vooral concluderen dat het idee van een hiernamaals in het antieke Jodendom, zich vooral situeert in een opwekking, laten we in het midden houden of dit een lichamelijke of geestelijke opwekking is. Ook de onsterfelijkheid van de ziel, die we tegenwoordig vooral als een Platoons idee onderkennen, moet in dit licht gezien worden binnen het antieke Jodendom.
Meer lezen