Scriptiebank overzicht

De Vlaamse Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Deze bevat alle artikels en full text scripties van deelnemende bachelors en masters aan de

Culture on Prescription in Belgium - a pilot study

KU Leuven
2024
Ilke
Peters
Momenteel zijn depressie en geestelijke gezondheidsproblemen belangrijke wereldwijde bezorgdheden. Volgens verschillende onderzoeken kan Cultuur op Voorschrift de geestelijke gezondheid en het welzijn van personen aanzienlijk verbeteren. In België is Cultuur op Voorschrift nog niet op een gestructureerde en permanente wijze geïmplementeerd. Hierdoor zijn er geen resultaten van dit concept op het welzijn van patiënten beschikbaar.
Ten eerste wil deze studie onderzoeken hoe deelname aan culturele evenementen de geestelijke gezondheid van de deelnemers kan beïnvloeden. Ten tweede worden de processen en procedures onderzocht die nodig zijn voor de implementatie van Cultuur op Voorschrift in België.
Om de doelstellingen van dit onderzoek te bereiken, zijn verschillende methoden gebruikt. Ten eerste werd een procesevaluatie met behulp van een “mixed methods”-benadering gebruikt om het effect van de interventie op de geestelijke gezondheid van de deelnemers en de gerelateerde externe factoren te beoordelen. Er zijn semi-gestructureerde interviews gehouden met patiënten, huisartsen en culturele partners om kwalitatieve inzichten te verzamelen. Daarnaast werden pre- en post-interventiemetingen verzameld door middel van vragenlijsten om de kwantitatieve effecten te beoordelen. Er werden geen controlegroepen gebruikt. Ten tweede werd een literatuuronderzoek uitgevoerd om de processen en procedures te onderzoeken die nodig zijn voor de implementatie van Cultuur op Voorschrift.
Resultaten: Interviews met patiënten, huisartsen en culturele partners hebben de positieve impact van Cultuur op Voorschrift op de geestelijke gezondheid aangetoond. Om ervoor te zorgen dat dit concept een duurzaam en succesvol onderdeel van het gezondheidszorgsysteem kan worden, dienen passende procedures en processen zoals buddy-werking, linkwerkers en een welzijnslabel te worden geïmplementeerd.
Cultuur op Voorschrift biedt een waardevolle benadering om de geestelijke gezondheidszorg te verbeteren door culturele activiteiten te gebruiken als aanvulling op traditionele behandelingen. Door in te spelen op individuele behoeften en interesses, maatschappelijke betrokkenheid te bevorderen en te integreren met bestaande cultuurorganisaties, heeft Cultuur op Voorschrift in België het potentieel om een belangrijke bijdrage te leveren aan de bevordering en de zorg voor de geestelijke gezondheid.
Meer lezen

MORE DRAMA, MORE HAPPINESS? EEN KWALITATIEF ONDERZOEK NAAR HET VERBAND TUSSEN DRAMALESSEN EN HET MENTAAL WELBEVINDEN VAN 2E-GRAADS DOORSTROOM-STUDENTEN

Universiteit Gent
2024
Matthew
Wright
Deze studie werd uitgevoerd om te bepalen hoe 2e-graads doorstroomstudenten het verband tussen dramalessen en hun mentaal welbevinden ervaren. Het zes dimensionaal mentaal welbevinden model, ontwikkeld door Ryff (1989), toont deels overlap met de in de literatuur gevonden effecten van drama en werd daarom als theoretische basis gebruikt in dit onderzoek. De onderzoeksgroep bestaat uit 6 jongeren die een 2e-graads doorstroomrichting volgen en die gedurende 40 weken 24 keer één uur per week dramales kregen als keuzevak. De studie werd uitgevoerd aan de hand van semigestructureerde diepte-interviews die aan het einde van het schooljaar bij de leerlingen werden afgenomen. Om de gegevens te verwerken en analyseren werd een thematische analyse volgens Braun & Clarke (2006) toegepast. Als resultaat van het onderzoek werd er een duidelijke, positieve invloed vastgesteld op de persoonlijke groei, positieve relaties met anderen en zelfacceptatie dimensies. De invloed op de autonomie is matig en op de omgevingsbeheersing is de invloed gering. Er ontbreken gegevens om een besluit te maken over de doelgerichtheid dimensie, maar de verwachting is dat deze laag is. Het algemeen mentaal welbevinden van de participanten lijkt te zijn toegenomen na het volgen van dramalessen. Uit het onderzoek blijkt dat de invloed groter is bij jongeren wiens mentaal welbevinden laag is dan bij jongeren met een matig tot hoog mentaal welbevinden, al dient verder onderzoek dit verder te staven. De belangrijkste, niet eerder gevonden resultaten zijn dat participanten aangeven zich minder aan te trekken van de mening van anderen, makkelijker hun mening te kunnen uiten, meer te durven, meer open te staan voor nieuwe ervaringen en meer onbekenden durven aan te spreken. Vele andere resultaten bevestigen wat eerdere literatuur al bewees. Het onderzoek sluit af met een pleidooi om educatief drama een standaardonderdeel te maken van het curriculum van de middelbare school of het ten miste als potentieel keuzevak aan te bieden.
Meer lezen

Is het vrijetijdsaanbod in Asse afgestemd op kwetsbare gezinnen? Een kritische benadering van de huidige situatie en aanbevelingen voor hulpverleners, vrijetijdsorganisatoren, Huis van het Kind Asse en de (lokale) overheid.

Erasmushogeschool Brussel
2024
Rebecca
George
In deze scriptie onderzocht ik welke drempels gezinnen in armoede (lees: kwetsbare gezinnen) ervaren om deel te nemen aan vrijetijdsactiviteiten en welke initiatieven er mogelijk zijn om deze drempels om te buigen tot kansen. Daarvoor ging ik zowel in gesprek met gezinnen in armoede, als met hulpverleners en vrijetijdsverenigingen.
Meer lezen

Wegwijs in voeding: een historische analyse van voedingsvoorlichting in Vlaanderen sinds 1960

Hogeschool UCLL
2024
Ayla
Van den Eynde
  • Femke
    Moyens
Voeding is altijd een belangrijk onderdeel van mensen hun leven geweest en meer dan ooit is er nood aan concrete en betrouwbare informatie over voeding op maat van de consument. Adviezen over wat ‘gezonde voeding’ nu juist inhoudt en modellen die mensen visueel helpen om tot een gezond voedingspatroon te komen, worden al meerdere decennia gepubliceerd. In België werd het eerste officiële voorlichtingsmodel, het Klavertje Vier, in de jaren 1960 gepubliceerd en de daaropvolgende jaren veranderden voedingsvoorlichtingsmodellen drastisch. Het doel is te achterhalen hoe deze modellen zijn geëvolueerd tot de Voedingsdriehoek zoals we hem vandaag kennen. En te kijken op welke informatie de Belgische en later de Vlaamse overheid zich baseerde om deze modellen te creëren.
Aan de hand van een uitgebreide literatuurstudie zijn we allereerst op zoek gegaan naar de evolutie van de voedingswetenschap omdat dit de basis is van voedingseducatie en voorlichtingsmodellen. De kennisbank van het CAG en (achtergronddocumenten van) Gezond Leven brachten waardevolle informatie aan. Vervolgens onderzochten we de oorsprong van voedingseducatie waarbij het CAG en artikels gepubliceerd door Peter Scholliers en historische kookboeken zoals ‘Ons Kookboek’ interessante bronnen waren. Voor de evolutie van de modellen hebben we diverse bronnen geraadpleegd: websites, boeken en kookboeken... Ook hebben we Erika Vanhauwaert geïnterviewd, zij stond namelijk aan de basis van de ontwikkeling van de Voedingsdriehoek, waardoor ze waardevolle ongepubliceerde informatie kon geven. Krantenartikels uit De Standaard en HLN, gaven ons een breed beeld van wat de reactie was op de modellen door het algemene publiek en experten.
Voedingsvoorlichtingmodellen zijn vaak veranderd in Vlaanderen doorheen de jaren. Sinds het begin van voedingsonderzoek in de late 19e eeuw tot nu is voedingsvoorlichting geëvolueerd van simpele brochures en boekjes om deficiëntieziekten te voorkomen, naar visuele modellen op voedingsmiddelenniveau om welvaartsaandoeningen te voorkomen en naar modellen die een zo holistisch mogelijk beeld proberen te schetsen van voedingspatronen. Voedingsadviezen werden eerst door zowat iedereen verspreid, maar vandaag de dag houdt de overheid zich bezig met de publicatie van een eenduidig voorlichtingsmodel. Ook het doelpubliek waartoe de modellen zich richtten veranderde, eerst waren het vooral educatietools voor gezondheidsprofessionals, waarna ze meer en meer voor de algemene bevolking werden ontwikkeld. Het onderzoek dat voorafgaat aan de publicatie van de modellen wordt steeds uitgebreider met de jaren om zoveel mogelijk factoren te implementeren voor een zo integraal mogelijk beeld op gezondheid. Ondanks dit uitgebreid onderzoek stuiten de modellen echter steeds op kritiek en is het duidelijk dat modellen geregeld herzien en aangepast moeten worden om te blijven voldoen aan veranderingen in de maatschappij.
Voeding is een snel evoluerende wetenschap en van fundamenteel belang voor de algemene gezondheid. Uit het verleden leren we dat het belangrijk is om duidelijke en onderbouwde voedingsadviezen en voorlichtingsmodellen de wereld in te sturen die makkelijk te begrijpen zijn voor de algemene bevolking en aangepast worden op basis van de nieuwste wetenschappelijke consensus.
Meer lezen

Supporting Life Participation: an ethnographic study of a nephrology centre

Universiteit Gent
2024
HENRIETTA
ADOM
ABSTRACT
Achtergrond:
Chronische nierziekte (CKD) vereist niet alleen biomedische behandeling maar beïnvloedt ook de vitaliteit van patiënten, waardoor hun deelname aan het leven vermindert. Behandeling, inclusief nierfunctievervangende therapie, beperkt patiënten. Nefrologen streven naar een evenwicht tussen de ernst van symptomen, comorbiditeiten zoals kwetsbaarheid en invaliditeit, en deelname aan het leven, maar de integratie van levensparticipatie in de CKD-zorg blijft beperkt
Doelstelling:
Dit onderzoek beoogt te onderzoeken hoe de integratie van levensparticipatie in nefrologische zorg de kwaliteit van leven en gezondheidsuitkomsten voor CKD-patiënten kan verbeteren, gebruikmakend van een etnografische benadering.
Methode:
Data werden verzameld via vier gevalideerde vragenlijsten (Impact op Participatie en Autonomie, SONG-Life participatie, SONG-HD Fatigue, en EQ5D5L), semi-gestructureerde interviews en observaties. De flexibele aard van semi-gestructureerde interviews stond toe om dieper in te gaan op de antwoorden van de deelnemers.
Resultaten:
De studie omvatte negen patiënten, twee andere belanghebbenden en vijf zorgverleners. De bevindingen benadrukken de noodzaak om niet-medische aspecten zoals sociale diensten en welzijnsprogramma's op te nemen in de zorg voor chronische nierpatiënten. Interviews onthulden aanzienlijke koof in psychologische en sociale ondersteuning voor patiënten, met beperkte middelen en een gebrek aan gespecialiseerd personeel zoals psychologen, maatschappelijk werkers en diëtisten, wat de mogelijkheid beperkt om uitgebreide zorg te bieden die zowel medische als niet-medische behoeften aanpakt.
Conclusie:
Thematische analyse toonde aan dat het integreren van levensparticipatie in de nefrologische zorg essentieel is voor het verbeteren van gezondheidsuitkomsten en de kwaliteit van leven voor chronische nierpatiënten.
Meer lezen

Forecast-based Financing: A decade after its introduction - Practices & experiences in the Red Cross Movement

Universiteit Gent
2024
Germine
Abdelmalek
Genomineerde longlist Vlaamse Scriptieprijs
This policy report thesis explores the evolution of Anticipatory Action since its inception, tracing the roots from early pilot projects led by the German Red Cross in 2013 to the current usage across multiple countries. The research delves into the complexities of this approach, examining how it has been implemented, the lessons learned, and the potential for scaling up this initiative to ensure they become integral components of national disaster risk management frameworks.

The research identifies key trends in AA plans, highlighting the shift from small-scale pilot projects to more sustainable and widespread implementations. However, it also uncovers continuous challenges, including funding limitations, coordination issues among stakeholders, and the technical complexities linked with accurate forecasting.
Meer lezen

Natuurbescherming in het openbaar groen

Hogeschool VIVES
2024
Marion
Logghe
In deze studie wordt onderzocht hoe Conservation Gardening kan toegepast worden binnen openbaar groen. Dit gebeurt aan de hand van een uitgebreide marktanalyse waarin de beschikbaarheid van vaatplanten die op de Rode Lijst van Vlaanderen staan op webshops wordt nagetrokken. Van de beschikbare planten word de standplaats afgeleid aan de hand van de Ellenberg-indicatorwaarden. Vervolgens worden de verschillende standplaatsen van elkaar gescheiden, gedefinieerd en gegoten in meerdere keuzetabellen. Dit alles wordt samengebracht in een uitgebreide, maar overzichtelijke Excel-werkmap die gebruikt kan worden bij het bepalen van welke planten in verschillende situaties toegepast kunnen worden. Ten slotte worden enkele praktische cases uitgewerkt van beplantingsplannen in openbaar groen, ter inspiratie voor groenbeheerders en groendiensten.
Meer lezen

Homeless(less) City: An Atlas of Spatial Practices and Lived Experiences from Restrictions to Support in Cape Town

KU Leuven
2024
Paulien
Daenen
  • Arthur
    Caels
  • Ann-Sofie
    Wens
Urban life is increasingly confronted with social and spatial injustices, as a consequence of turbocapitalism and its distorted frameworks impacting urban governance and bureaucracy. By means of the specific case study of Cape Town, a segregated city still carrying deep wounds from the Apartheid regime, this thesis investigates homelessness as one of the most tangible symptoms of surging inequality and urban crisis.

This study examines the city as a constellation of homeless architecture, either facilitating or hostile in nature, and in constant interference and interaction with one another. This lens is used in an interscalar way, straddling territorial and micro architectural scales. A constant imbalance manifests in this struggle over urban territory, and more particularly for urban land justice. The never-ending storyline of forced removals and evictions, lives on in the urban fabric. The built environment, urban legislation and vacant buildings are related to the homeless and anti-homeless architecture, structuring the dwelling culture of people experiencing homelessness within the city. The thesis’ objective, therefore, is to uncover the complexity of the homeless city, including the multi-layered urban tissue, the shelter and service system and the body to territory relations of urban residents experiencing homelessness.

The research, rooted in engaged fieldwork that took place in September - November 2023, together with spatial analysis and mapping, is conducted during the 2023-2024 academic year. A variety of homeless organizations, with different backgrounds, focuses, approaches and target groups, were fundamental stakeholders. They facilitated a closer interaction with and within the homeless network. Volunteering, outreach work and comprehensive interviews allowed us to gain insight into the complexity of the subject.

This study is developed as a graphic atlas, revealing how the hidden layers of homeless infrastructure are encapsulated in the socio-spatial anatomy of Cape Town. The atlas depicts both historical and current layers to provide insight into the contemporary city’s complex spatial dynamics and the role of homelessness therein.
Meer lezen

PLEIDOOI VOOR BROEDRUIMTE

Universiteit Gent
2024
Jef
Potargent
  • Astrid
    Berlengé
DEEL 1: ATLAS VAN BROEDPLEKKEN:
In een continu veranderende maatschappij, lijkt een verlies van het
gemeenschapsgevoel op te treden. Om de uitdagingen die voor ons
liggen te lijf te gaan, lijkt er een nood aan een nieuwe maatschappelijke
infrastructuur. Een infrastructuur die erin slaagt mensen samen te brengen,
een concreet antwoord te bieden op hedendaagse vragen en wijken te
transformeren tegen ongewenste stedelijke tendensen in. Deze plekken
lijken te ontstaan, vaak bottom-up en kleinschalig maar met lokaal
een grote impact. Mensen werken samen op nieuwe manieren en gaan
inventief te werk om hun eigen leefwereld en die van andere mensen in
hun omgeving vorm te geven. Hetzij uit noodzaak, hetzij uit persoonlijke
motivatie, wordt er zo concreet gewerkt aan een nieuwe typologie binnen
de sociale infrastructuur.
Dit eerste luik van deze (tweedelige) thesis probeert een begrip te
maken van dit soort plek en bloot te leggen welke instrumenten en
strategieën erachter schuilen. Vooraleerst werd na een eerste verkenning
een afbakening gemaakt van geschikte cases, op basis van een aantal
kenmerken die wij als noodzakelijk aanvoelden. Deze filter werd uitgedrukt
aan de hand van het begrip ‘broedplekken’. Zich verhoudend ten opzichte
van anderen die dit begrip reeds gebruikten, formuleerden we een eigen
definitie voor het begrip aan de hand van drie pijlers: het concretiseren van
maatschappelijke thema’s, het vooropstellen van sociaal kapitaal en het
adaptief karakter.
Deze drie kenmerken omvatten alle bekeken cases maar leveren zeker
geen eenduidig resultaat op. In de manier waarop deze definitie tot uiting
komt, zit een grote verscheidenheid. Dit komt door de vele facetten waaruit
een broedplek bestaat. Om hier vat op te krijgen, bouwden we deze thesis
op in twee delen. Een eerste deel behandelt in zes afzonderlijke essays
een verschillend aspect omtrent broedplekken en bespreekt enkele
exemplarische cases, om zo te bouwen aan een bril om de broedplek te
bekijken. Deze werden geordend aan de hand van de drie kenmerken van
de definitie, om die gericht uit te diepen. In een 2de deel bekijken we dan
een selectie van zeven cases op alle facetten en maken we een grafische
vertaling van de inzichten die we kregen door verdere analyse. De twee
onderdelen samen brachten ons het besef dat ‘de ideale broedplek’ niet
te definiëren valt, maar dat we wel tot een waaier aan instrumenten,
strategieën en motieven komen die in wisselende samenstellingen achter
de cases schuilgaan.
Zo kunnen broedplekken testkamers zijn voor nieuwe aanpakken op bredere
maatschappelijke vraagstukken. Hun sterkte blijkt bovendien te liggen in
het verbinden van meerdere thema’s en zo testkamer te bieden richting een
duurzame transitie, zonder deze op zichzelf te proberen bewerkstelligen.
Het tweede en derde essay diepen de tweede pijler, het sociaal kapitaal,
uit. Zo blijkt een nauwe samenwerking met een stadsbestuur cruciaal
voor het duurzaam verder leven van een broedplek. Indien de verhouding
tussen de twee ontbreekt, lijkt de impact van korte duur. Daarnaast
lijken broedplekken ook een interessante piste voor stadsbesturen zelf,
aangezien ze een instrument kunnen zijn om aan gemeenschapsopbouw
te doen. Hiervoor is de toegankelijkheid van broedplekken cruciaal. Ze
willen zich enerzijds openstellen voor een breed publiek maar hebben
anderzijds nood aan drempels zodat bepaalde groepen zich er ook veilig
voelen. Een continue balans, waarbij zaken als de toegang, zichtbaarheid
en de symboliek van zowel het gebouw als de ingrepen hierop een rol
spelen. De derde eigenschap is die waarmee broedplekken zich het
meeste onderscheiden van bestaande typologieën: hun adaptief karakter.
We merken dat broedplekken vaak startten uit tijdelijke invullingen, wat
noopt tot een creatieve aanpak. Ze evolueren echter doorheen de tijd en
nemen zo meerdere gedaantes aan. Om hiermee om te gaan, is er een
bijzondere aandacht voor de infrastructuur die de brug maakt tussen de
vaak onaangepaste gebouwen en hun missie. Dit maatwerk zorgt voor een
flexibiliteit. Deze flexibiliteit uit zich in een multifunctionaliteit, zowel in tijd
als in ruimte, waarmee broedplekken zich onderscheiden van bestaande
publieke gebouwen. Deze kunnen zich hierdoor laten inspireren, al kunnen
ze de aanpak ook niet zomaar kopiëren.
Deze thesis legt zo veel bloot, al roept ze evenveel vervolgonderzoeken
op. Daarom werd er in drie vervolgonderzoeken dieper ingegaan op een
bepaald thema via ontwerpend onderzoek. Deze steunen op de lessen die
uit deze Atlas getrokken werden en proberen enkele bijkomende vragen te
beantwoorden.

DEEL 2: PLEIDOOI VOOR BROEDRUIMTE: De Herontwikkeling van het Maria-Magadalenaklooster naar een semi-permanente broedplek. Dit werk sluit aan op de ‘atlas van broedplekken’ een casuïstische analyse van broedplekken. Broedplekken zijn stedelijke laboratoria, die zowel sociale als ruimtelijke weefsels verdichten door maatschappelijke uitdagingen te concretiseren
op een plek. Ze stellen de ontwikkeling van sociaal kapitaal voorop en zijn constant in evolutie. Ze hebben een adaptief karakter waardoor ze kort op de bal kunnen spelen bij veranderingen in de maatschappij.
Uit de analyse in de atlas leerden we dat tijdelijkheid een handig middel kan zijn voor broedplekken. Een tijdelijke bezetting zorgt ervoor dat men flexibel moet zijn op ruimtelijk en organisatorisch vlak. Het geeft broedplekken het vermogen om snel te kunnen reageren op de urgente behoeften van de buurt. Een tijdelijke opzet heeft een sociaal-experimenteel karakter dat lokale buurtontwikkeling kan ondersteunen. Tegelijk dwingt tijdelijkheid een noodgedwongen afscheid af. Duurzame oplossingen vragen om stabiliteit, wat tijdelijke invullingen niet altijd kunnen bieden. Het maakt broedplekken
dus ook kwetsbaar. Gebruikers worden aan de deur gezet vanaf dat de renovatie of herontwikkeling van de site begint. Het engagement gaat zo verloren en sociale linken worden verbroken. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat dit niet gebeurt? ‘Een Pleidooi voor broedruimte: De herontwikkeling van het Maria-Magdalenaklooster naar een semi-permanente broedplek’ handelt over de paradoxale aspecten van tijdelijke buurtontwikkeling, toegepast op de case Mona van Toestand in het Maria-Magdalenaklooster. Het doel van Toestand is om de lokale partners en de buurt tijdelijk te begeleiden om een gezamenlijke plek te maken voor en door iedereen, met de hoop dat ze hierna op hun eigen benen kunnen staan. De sociale impact primeert in het project van intensieve maar kortstondige ondersteuning. Het model van Toestand, gefocust op
tijdelijkheid, heeft echter haar limieten. Wat gebeurt er na hun vertrek? Het moet sommige initiatieven alleen achterlaten, wat het succes van buurtontwikkeling en sociale ondersteuning ondermijnt. Kan deze tijdelijke invulling ook fungeren als een test voor
toekomstig gebruik van de ruimte die niet alleen de buurtontwikkeling ondersteunt, maar ook helpt bij de herontwikkeling van een site? Wat kunnen we leren uit deze tijdelijke
bezetting en welke aspecten nemen we mee om de toekomst van dit klooster vorm te geven?
Deze thesis zoekt via ontwerpend onderzoek naar manieren om een semi-permanente broedplek vorm te geven, die tijdelijkheid met stabiliteit combineert. We gebruiken deze tijdelijke invulling als hefboom om het Maria-Magdalenaklooster te
herontwikkelen. We verbeelden drie verschillende toekomstscenario’s voor
het Maria-Magdalenaklooster. De architecturale ontwerpen van de broedplek gaan om met de paradox van tijdelijkheid door de stabiliteit van een langetermijnvisie en de wendbaarheid van tijdelijkheid te combineren. Voortbouwend op het engagement van Toestand zoeken de toekomstscenario’s naar een balans tussen de belangen van de private eigenaar, de gebruikers en de buurt. De scenario’s focussen op de samen-
werking tussen actoren en programma’s en werken met minimale architecturale ingrepen. Ze zijn gestructureerd volgens een tijdlijn, een stappenplan dat het traject richting de toe-
komst bevattelijk probeert te maken. Vanuit de reflectie op de ontwerpen destilleren we tot slot de essentie. We maken een pleidooi, formuleren eisen die als advies kunnen dienen bij de herontwikkeling van het Maria-Magdalenaklooster.
Meer lezen

Konfianz - Over vertrouwen in de wereld, in elkaar en in jezelf

Thomas More Hogeschool
2024
Jani
Lambrechts
  • Staf
    Smets
Konfianz is een magazine waarin we vertrouwen – en wantrouwen – bespreken. De twee vormen de rode draad in een mensenleven, maar ook in onze samenleving en de manier waarop die georganiseerd is. Omdat wantrouwen en angst te lijken overheersen op dit moment, willen we met Konfianz uitzoeken waar het wantrouwen vandaan komt, als ook ideeën, organisaties en mensen in de kijker zetten die wel handelen vanuit vertrouwen. Konfianz onderzoekt de dunne grens tussen vertrouwen en wantrouwen, stelt vragen en zoekt antwoorden in de hoop het vertrouwen in de samenleving weer wat aan te wakkeren.
Meer lezen

Hoe ervaren interculturele koppels in Vlaanderen hun samenleven? Kwalitatief onderzoek naar perspectieven op cultuur(verschillen), culturele onderhandelingsprocessen en (in)formeel netwerk

Universiteit Gent
2024
Eva
Cornelus
Onder invloed van globalisering en processen zoals migratie worden samenlevingen steeds diverser, wat in Vlaanderen gepaard gaat met een stijging aan interculturele relaties. Deze masterproef gaat na wat voor deze koppels de betekenis is van cultuur, hoe koppels omgaan met cultuurverschillen en/of gelijkenissen en hoe ze hun contacten met het (in)formeel netwerk ervaren. Het doel van deze masterproef is om bij te dragen aan de wetenschappelijke kennis over hoe divers samengestelde gezinnen hun gezinsleven ervaren zodat pedagogische praktijken zo goed mogelijk op hun noden afgestemd kunnen worden. Om een antwoord te bieden op de onderzoeksvragen werd er gebruik gemaakt van kwalitatief onderzoek. Er werden semi-gestructureerde interviews afgenomen bij negentien participanten die zichzelf identificeren als intercultureel koppel en minstens één kind hebben. Op basis van de resultaten kunnen er vragen gesteld worden bij de validiteit en bruikbaarheid van het concept ‘cultuur’ voor het aanduiden van de assen van diversiteit en identiteit die partners in een interculturele relatie bij zichzelf en elkaar ervaren. Daarnaast levert deze masterproef evidentie op voor het feit dat een interculturele relatie een facilitator kan zijn voor persoonlijke groei in de partners en dat koppels gebruik maken van interne en externe krachtbronnen/strategieën. Ten derde bevestigt deze masterproef de resultaten van eerder onderzoek waaruit bleek dat interculturele koppels vooroordelen en discriminatie ervaren. Ten laatste wijzen de resultaten naar het formeel netwerk toe op twee aandachtspunten: enerzijds meertaligheid en anderzijds sensitiviteit ten aanzien van zowel de culturele identiteit als ten aanzien van mogelijke verschillen in maatschappelijke achtergrond.
Meer lezen

Fiets je Vrij

Thomas More Hogeschool
2024
Sulekha
Salah
Fiets plan voor kansarme jongeren in Den Haag
Meer lezen

Rouwen over culturen heen: Ondersteuning van migrantenkinderen en -jongeren bij het sterven van een familielid

Odisee Hogeschool
2024
Zahide
Ocak
Rouwen over culturen heen: stel je voor dat je een wereldreis maakt door het landschap van menselijke emoties, waar elke stap een ander verhaal van verlies en veerkracht onthult. Deze scriptie nodigt je uit om mee te reizen door het complexe en dynamische rouwproces van kinderen en jongeren met een migratie-achtergrond, en biedt handvaten voor ouders en hulpverleners om hen op een passende en cultuursensitieve manier te ondersteunen.

Onze reis begint in een wereld waarin migratie en culturele diversiteit toenemen, en waar kinderen en jongeren voor unieke uitdagingen komen te staan bij verlieservaringen. Door middel van een diepgaande casusanalyse van de zevenjarige Yusuf en zijn zussen die hun moeder plotseling verloren, krijgen we inzicht in hun unieke rouwbehoeften. We verkennen drie invalshoeken: de psychologische, pedagogische en levensbeschouwelijke dimensies van rouw. Onderweg zien we hoe emotionele reacties zoals boosheid, verdriet en angst zich tonen in gedragsproblemen, en ontdekken we het belang van een ondersteunende omgeving waarin deze emoties kunnen worden erkend en verwerkt.

Verder brengen de wegen ons bij cultuursensitieve benaderingen die onmisbaar blijken voor effectieve ondersteuning. De scriptie presenteert drie innovatieve veranderingsvoorstellen: vormingen voor gezinnen, preventieve lessen in scholen en de ontwikkeling van een cultuursensitief kinderboek. Elk voorstel biedt praktische richtlijnen en inspirerende voorbeelden die direct toepasbaar zijn in de praktijk. We leren hoe ouders kunnen worden betrokken bij het rouwproces van hun kinderen, hoe leerkrachten kunnen worden getraind in het herkennen en ondersteunen van rouwende leerlingen, en hoe kinderboeken kunnen worden gecreëerd die de culturele en religieuze diversiteit van rouwervaringen weerspiegelen.

Onze reis voert ons door de verschillende fasen van rouw, waarbij we uitwegen verkennen voor de uitdagingen waarmee kinderen en jongeren met een migratie-achtergrond worden geconfronteerd. De verhalen van gezinnen zoals dat van Yusuf illustreren de complexe dynamieken van rouw en de noodzaak van een empathische en geïnformeerde benadering. We ontdekken dat cultuursensitieve ondersteuning niet alleen helpt bij het verwerken van verlies, maar ook bijdraagt aan de veerkracht van rouwende kinderen en jongeren.

Aangekomen bij onze bestemming staan we stil bij een vraag die ons zal blijven bezig houden: Hoe kunnen we ervoor zorgen dat ieder kind de juiste steun krijgt bij hun unieke rouwproces in een steeds diverser wordende samenleving?
Meer lezen

Een warme transitie naar het secundair onderwijs: Ondersteuningsmogelijkheden voor gezinnen met een andere moedertaal dan het Nederlands in het Huis van het Kind

Odisee Hogeschool
2024
Chiara
Pletinckx
Winnaar Bachelorprijs
Genomineerde longlist Klasseprijs
Onderzoeksvraag:

De overgang van het basisonderwijs naar het secundair onderwijs is niet makkelijk voor gezinnen. Om gezinnen daarin te ondersteunen, organiseren ze in Hasselt jaarlijks een Onderwijsbeurs. Tijdens de vorige edities van de Onderwijsbeurs hadden de betrokken organisaties, waaronder dienst Flankerend Onderwijsbeleid, de scholen en het Huis van het Kind, waar ik stage liep, het aanvoelen dat er niet veel gezinnen met een andere moedertaal gebruik maakten van het aanbod op de beurs. Dit terwijl Hasselt een stad is die wel wat diversiteit kent. Het HvhK vroeg mij om op zoek te gaan naar manieren om gezinnen met een andere moedertaal dan het Nederlands te bereiken en te betrekken op de Onderwijsbeurs, zodat ook zij de nodige ondersteuning kunnen krijgen tijdens deze transitie.

Daaruit ontstond de onderzoeksvraag: Hoe kunnen Huizen van het Kind gezinnen, waaronder in het bijzonder gezinnen met een andere moedertaal dan het Nederlands, met een migratieachtergrond, … ondersteunen en begeleiden tijdens de transitie naar het secundair onderwijs?

Korte samenvatting bachelorproef:

De Bachelorproef richt zich op drie veranderingsdoelen om gezinnen met een andere moedertaal dan het Nederlands beter te bereiken en te ondersteunen.

De vaststelling dat gezinnen waarvan Nederlands niet de thuistaal is, moeilijk worden bereikt op de Onderwijsbeurs door onvoldoende afgestemde informatie bracht mij bij het veranderingsdoel: Stad Hasselt en Huis van het Kind stemmen hun onderwijsaanbod beter af op deze gezinnen en bereiken hen effectiever op de Onderwijsbeurs. Door middel van de invalshoek taal- en cultuursensitiveit in de hulpverlening maakte ik kennis met het TOPOI-model en een diversiteitsbenadering om stereotype benaderingen te vermijden en de communicatiewaaier om communicatie te verbeteren. Op basis van tips uit deze modellen kom ik tot concrete voorstellen om het oorspronkelijke aanbod en materiaal aan te passen aan de doelgroep (bv. gebruik van pictogrammen en schema’s). Naast het afstemmen van het aanbod is het essentieel dat gezinnen door een vertrouwd gezicht, zoals de leerkracht, worden toegeleid naar dit aanbod.

Tijdens het proefproject dat ingevoerd werd ter ondersteuning van gezinnen waar Nederlands niet de thuistaal is, merkte ik dat de huisbezoeken concrete theoretische onderbouwing en uitwerking misten. Daaruit ontstond het veranderingsdoel: Huis van het Kind Hasselt zorgt voor een theoretisch onderbouwd kader voor huisbezoeken om het project duurzaam te maken. De invalshoek outreachend werken implementeerde werkvormen en modellen met een focus op zorgmissers. Een outreachend project volgt idealiter zes fases en houdt rekening met noodzakelijke competenties van de ondersteuner. Vanuit deze theorie werkte ik een draaiboek uit als houvast voor toekomstige ondersteuners in het project, met daarin aandacht voor meertaligheid en maatwerk. Hierbij is het noodzakelijk om de toekomstige uitvoerder van de huisbezoeken te bepalen: een professional óf een vrijwilliger, student, … die begeleiding nodig heeft.

Toen bleek dat ouders en kinderen steeds vaker samen de school- en studiekeuze maken, maar niet altijd dezelfde belangen hebben, ontstond het veranderingsdoel: Ouders en kinderen worden ondersteund om samen in gesprek te gaan (onder begeleiding van een hulpverlener) over hun wensen en noden omtrent de schoolkeuze. Via de invalshoek begeleiding van ouders en kinderen doorheen het keuzeproces kwam ik terecht bij gesprekskaders zoals de determinatietheorie en het systeem- en contextgericht perspectief. De kaders van driehoekgesprekken en bemiddeling bieden daarnaast ondersteuning om gemeenschappelijke belangen van ouder en kind te identificeren. Ik ontwikkelde een schoolkeuzespel met handleiding voor professionals om het keuzeproces te faciliteren. Kind en ouder leren elkaars belangen kennen en de professional neemt een bemiddelende rol op tijdens het spel. Een testfase dient verder te onderzoeken of de aanwezigheid van een professional noodzakelijk is voor een onderbouwd verloop, of dat het spel ook zelfstandig door gezinnen gespeeld kan worden.

Door deze veranderingsdoelen na te streven, streven we naar een inclusiever en effectiever onderwijs- en ondersteuningssysteem voor gezinnen waarvan Nederlands niet de thuistaal is. De concrete aanpassingen in het huidige materiaal en de ontwikkelde materialen zoals het draaiboek en het schoolkeuzespel kunnen bijdragen aan een betere afstemming van het aanbod op de noden van deze gezinnen, waardoor zij beter bereikt en betrokken worden.
Meer lezen

"Zoudt ge graag verder studeren?": gender en studiekeuze in Vlaanderen in de jaren 1970

KU Leuven
2024
Siel
Bosmans
De jaren 1970 werden gekenmerkt door de aanwezigheid van verschillende activistische groepen, waaronder de tweede feministische beweging, en een verdere democratisering van het onderwijs. Beleidsmakers wilden met de invoering van het Vernieuwd Secundair Onderwijs elk kind, van elke socio-economische achtergrond, gelijke kansen geven door onder andere de studiekeuze op een latere leeftijd te plaatsen. Ook feministen pleitten voor gelijke kansen: ze streden ervoor dat meisjes dezelfde kansen als jongens kregen, in onder andere de studie- en beroepskeuzebegeleiding. Het onderwerp van deze thesis is hoe er in de jaren 1970 in Vlaanderen werd omgegaan met studiekeuze en beroepsoriëntering en welke rol gender in die beslissing speelde. Daarbij ligt de focus op twee maatschappelijke ruimtes, de PMS-centra en de openbare omroep BRT, waarbinnen studiekeuze en beroepsoriëntering door verschillende actoren werden aangekaart, vormgegeven, gereproduceerd en bijgestuurd.

In het eerste hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de adviezen en werking van psycho-medisch-sociale centra (PMS) en de toekomstbeelden van de begeleide leerlingen van scholen in regio Leuven-Vilvoorde-Brussel. De analyse richt zich op de PMS-leerlingendossiers aan de hand van een discoursanalyse. Daarnaast worden de gebruikte testen en vragenlijsten als paper technologies benaderd. Het onderzoek in het tweede hoofdstuk richt zich op verschillende uitzendingen van de openbare omroep waarin studiekeuze en beroepsoriëntering werden besproken. De analyse heeft betrekking op de reeks Studiekeuze en beroepsoriëntering uit 1970 en 1971 en twee afzonderlijke programma’s Zin en onzin van het huwelijk uit 1973 en Het gaat niet om die ene pop uit 1975. Welke boodschap droegen de uitzendingen uit en wat maakte dat bij de kijkers los?

In beide maatschappelijke ruimtes waren traditionele genderrollen aanwezig. Zo kregen kinderen en ouders zowel via de PMS-werking als via de BRT-uitzendingen gegenderd advies. Het advies en discours bij de BRT was weliswaar gekenmerkt door een ambiguïteit: de hoofdboodschap was emancipatorisch, maar tegelijkertijd bestendigden de programmamakers door het gebruik van bepaalde beelden traditionele genderrollen. Het PMS-advies en de inhoud en vorm van de gebruikte documenten lagen daarentegen wel grotendeels in lijn met de traditionele genderrollen. Sommige individuele medewerkers doorbraken dat genderstereotype patroon bij individuele gevallen. Bij de kijkers, ouders en leerlingen was het beeld gemengd. Een deel was het niet eens met de traditionele rolpatronen en meende dat vrouwen geschikt waren voor elk beroep en de kans moesten krijgen om eender wat te studeren en worden. Anderen geloofden dat het traditionele rollenpatroon met reden bestond en dat vrouwen en mannen inherent verschilden. Daarnaast blijkt dat ook in de samenleving een genderspecifiek toekomstbeeld voor jongens en meisjes voortleefde. De meerderheid van de kijkers, ouders en leerlingen geloofden dat het huishouden en de opvoeding van kinderen behoorden tot het takenpakket van de vrouw en buitenshuis werken tot dat van de man. Zo gaven tienermeisjes aan dat ze verder wilden studeren en werken, maar dacht een deel al na hoe ze later de huishoudelijke en opvoedende taken zou combineren met buitenshuis werk. Andere meisjes stelden dat beeld wel in vraag. Jongens dachten enkel aan ‘mannelijke’ beroepen en reflecteerden niet over hoe ze later hun gezin met hun job zouden combineren.
Meer lezen

The role of Latin American dance makers in the Flemish dance landscape: A decolonial analysis of the Flemish dance landscape through the concept of cultural extractivism

Universiteit Gent
2024
Paulina
Rosa
Deze masterproef toont aan dat het concept van “(cultureel) extractivisme” relevant is voor een dekoloniale analyse van het Vlaamse danslandschap. Het draagt bij tot het begrijpen van niet alleen de koloniale oorsprong van de materiële rijkdommen die fundamenteel waren voor het ontstaan van deze culturele scène, maar ook de hedendaagse dynamieken met betrekking tot: culturele toe-eigening en exotisering op het vlak van dans; overbrenging van mensen van het Globale Zuiden naar Vlaanderen (vooral naar de hoofdstad Brussel); en overbrenging van ideeën van het Globale Noorden naar het Globale Zuiden. Deze studie stelt dat het Vlaamse danslandschap, een dansscène gebaseerd op individualiteit waarin de overgrote meerderheid van de dansende individuen niet oorspronkelijk uit Vlaanderen komt, opereert aan de hand van een culturele extractivistische logica van fetisjisering. Het onthult ook dat deze dynamiek en logica niet gekend zijn binnen de Vlaamse context, omdat het officiële discours eromheen voornamelijk geproduceerd wordt door tribaal bevooroordeelde Vlaamse auteurs: de meeste bronnen beschrijven de internationaliteit en culturele diversiteit van de Vlaamse dansscène als haar bepalende kenmerken, maar lauweren dit feit zonder de ongelijkheden die het impliceert onder ogen te zien. Aan de basis van die ongelijkheden ligt de cultuur van witte suprematie die geregeld opduikt in Westerse organisaties. Dit onderzoek suggereert dat echte institutionele dekolonisatie echte interculturaliteit vereist, in plaats van performatieve gebaren, exotisering en tokenisme. Het vereist dat de machtsonevenwichten in besluitvormingsprocessen worden aangepakt en dat de internationaliteit het institutionele personeel bereikt.
Meer lezen

Participatief ondernemen in de Belgische evenementensector

Hogeschool UCLL
2024
Guillaume
Jacquet de Haveskercke
Dit onderzoek richt zich op het ontwikkelen van een fiscaal voordelige regeling voor medewerkers in de Belgische evenementensector, gericht op het bevorderen van een eigenaarschapmentaliteit en participatief ondernemen.

Het creeërt een win-win situatie voor zowel bedrijf als werknemer, door zelfontplooiing te bevorderen in lijn met de waarden en normen van het bedrijf. Echter, de implementatie van participatief ondernemen in de evenementensector wordt bemoeilijkt door de flexibiliteit en beïnvloeding van externe krachten. Daarom is het essentieel dat bedrijven duidelijk communiceren over hun cultuur en waarden, en dat werknemers betrokken zijn bij het beleid en de doelen van het bedrijf.
Het onderzoek concludeert dat aandeelhouderschap de ultieme motivator en beloning is voor ambitieuze medewerkers, en dat de praktische uitvoering en verdere testen van dit model de volgende stap zijn. Door input van experts zoals Geert Jansens en Thomas Van Eeckhout, wordt een holistische benadering gehanteerd die juridische, fiscale, economische en sociale aspecten overkoepelt. Dit biedt een robuuste basis voor het implementeren van een fiscaal voordelig en motiverend systeem voor medewerkers in de evenementensector.
Meer lezen

The Agency of Wives of Diplomats through Charity: The Belgian Relief Fund in First World War Japan

KU Leuven
2024
Katelijne
Voorbij
Deze scriptie bevat een historische studie naar liefdadigheid georganiseerd door vrouwen van diplomaten tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hiervoor werd een liefdadigheidsorganisatie die uitging van de Belgische Legatie in Tokio, het Belgian Relief Fund, gebruikt als casestudy. Door gebruik te maken van een uitgebreide verzameling van primaire bronnen, werpt deze scriptie licht op verschillende aspecten van liefdadigheid binnen een diplomatieke context.
Meer lezen

Informatie van inlichtingendiensten: bewijs of inlichting in een strafprocedure en het recht van verdediging?

Universiteit Gent
2024
Benoît
Van Cauwenberghe
Informatie van inlichtingendiensten is op diverse manieren bruikbaar in een strafprocedure. De informatie kan enerzijds aangewend worden als start-, richt- of sturingsinformatie voor het onderzoek, en anderzijds als bewijs in rechte dienen. Echter worden inlichtingendiensten gekenmerkt door de beperkte openheid die zij aan de dag leggen. Bijgevolg kunnen er fricties ontstaan met het recht op een eerlijk proces en de rechten van verdediging. Het onderzoek heeft getracht deze punten te onderzoeken.
Meer lezen

Een onderzoek naar drinkwaterbeleid: een analyse van waterapartheid in de Westelijke Jordaanoever en manieren van "making do" van Palestijnse gemeenschappen

Universiteit Gent
2024
Dania
Al Sknini
De scriptie onderzoekt het concept van “waterapartheid” in de Westelijke Jordaanoever en de ongelijke toegang tot water tussen Palestijnse gemeenschappen en Israëlische kolonisten. Israël heeft een monopolie op de waterbronnen in de regio, wat leidt tot een systematische beperking van Palestijnse toegang tot water. Hierdoor kampen Palestijnen met chronische watertekorten, terwijl Israëlische kolonisten toegang hebben tot een overvloedige watervoorziening. De bouw van fysieke barrières, zoals de "apartheidsmuur", zorgt ervoor dat Palestijnse gemeenschappen worden afgesneden van hun natuurlijke bronnen, wat de ongelijkheid in toegang verder versterkt.

Naast deze fysieke controle speelt ook economische exploitatie een rol. Het Israëlische waterbedrijf Mekorot hanteert discriminerende praktijken zoals het gebruik van leidingen met lagere waterdruk in Palestijnse gebieden, wat de economische ontwikkeling van Palestijnse gemeenschappen beperkt en de mogelijkheid belemmert om een onafhankelijke watersector op te bouwen. Bovendien leidt de overexploitatie van transnationale waterbronnen, zoals de Jordaanvallei, tot verdere uitputting van Palestijnse watervoorraden, waardoor hun wateronzekerheid wordt vergroot.

De scriptie toont aan dat watertekorten in de Westelijke Jordaanoever geen natuurlijk fenomeen zijn, maar het gevolg van bewuste politieke keuzes en machtsstructuren. Ondanks de beperkingen hebben Palestijnse gemeenschappen innovatieve strategieën ontwikkeld om met de schaarste om te gaan. De conclusie onderstreept dat de watercrisis in de regio alleen kan worden opgelost door het aanpakken van de onderliggende ongelijkheden en discriminaties in waterbeheer en toegang.
Meer lezen

Het diepzeedilemma van de Europese Unie: een analyse van de verschillende standpunten van EU-lidstaten met betrekking tot diepzeemijnbouw in internationale wateren (2017-2023)

Universiteit Gent
2024
Seppe
Dewulf
Sinds enkele jaren lopen de politieke spanningen rond de mogelijke goedkeuring van diepzeemijnbouw in internationale wateren hoog op. Meer dan 167 landen onderhandelen binnen de Internationale Zeebodemautoriteit (IZA) over de toekomst van zeebodemexploitatie, met uitgesproken voor- en tegenstanders van de praktijk. Hoewel ook de Europese Unie lid is van dit intergouvernementeel orgaan speelt het tot op heden geen actieve rol in deze onderhandelingen, desondanks de indiening van een voorstel van de Europese Commissie aan de Raad van de Europese Unie in januari 2021 (met het oog op het innemen van een gezamenlijke positie binnen de IZA) – dat onbeantwoord bleef. Vertrekkende vanuit de hypothese dat dit interinstitutioneel (bevoegdheids)conflict binnen de EU te wijten is aan te grote tegenstellingen tussen de standpunten van de EU-lidstaten, worden in dit onderzoek de standpunten van vier lidstaten – België, Duitsland, Frankrijk en Polen – op het vlak van diepzeemijnbouw onderzocht.
Meer lezen

De dynamiek van teamreflexiviteit: patronen onthuld. Een longitudinale bayesiaanse polynomiale multilevel analyse van teamreflexiviteit in projectteams.

Universiteit Antwerpen
2024
Liesje
Vanhaecke
Teamreflexiviteit – het vermogen van teams om gezamenlijk na te denken over doelen, strategieën en werkwijzen – kan bijdragen aan betere samenwerking en het voorspellen van teamdynamiek.

Door middel van Bayesiaanse statistiek, een statistische methode die onzekerheden in kaart brengt en voorspellingen mogelijk maakt, kunnen wetenschappers inzicht krijgen in hoe teamreflexiviteit zich ontwikkelt tijdens de levenscyclus van een project. Het onderzoek toont aan dat dit proces niet lineair verloopt, maar een bergparabolische vorm heeft, met pieken rondom deadlines en evaluatiemomenten. Elk aspect van teamreflexiviteit – zoals het stellen van doelen of evalueren van werkwijzen en sociale interacties – kent een eigen ontwikkelingspatroon, waarbij sommige vroeg pieken en andere later in het proces.

Uit het longitudinale onderzoek van 12 projectteams blijkt bovendien dat teams onderling sterk verschillen in hun reflexieve ontwikkeling. Dit onderzoek biedt organisaties de mogelijkheid om interventies beter te timen en teamprestaties te optimaliseren, een waardevol hulpmiddel voor succesvolle teams.
Meer lezen

Listen to the kids (on the street)! Een kwalitatief onderzoek naar politiserende praktijken van Brusselse jeugdwerkorganisaties

Vrije Universiteit Brussel
2024
Hazel
Corthouts
Deze masterproef vertrekt vanuit de vaststelling dat er in het jeugdwerklandschap een hernieuwde aandacht is voor politiserende praktijken. Maar wat politisering precies inhoudt, is vaak nog onduidelijk. Dit onderzoek beoogt het concept politisering te verduidelijken binnen een Brusselse jeugdwerkcontext. Hiervoor stonden drie onderzoeksvragen centraal. (1) Welke invulling geven Brusselse jeugdwerkers aan het begrip politisering?; (2) Hoe ontstaan politiserende praktijken in Brusselse jeugdwerkorganisaties?, (3) Wat zijn de effecten van een politiserende actie, volgens Brusselse jeugdwerkers?

Om de onderzoeksvragen te beantwoorden werd een grondige literatuurstudie uitgevoerd, aangevuld met persoonlijke ervaringen van jeugdwerkers. De data werd verzameld via vier focusgroepen met veertien jeugdwerkers, van dertien verschillende Brusselse jeugdwerkorganisaties. Deze data werden thematisch geanalyseerd. De gegevens zijn geanalyseerd met de thematische analysemethode met behulp van de software MAXQDA. Door praktijken van Brusselse jeugdwerkers te combineren met theoretische inzichten van politieke theoretici, zoals Chantal Mouffe, Jürgen Habermas, en Jaques Rancière, bestudeert deze masterpoef de politiserende aard van de praktijken.

Uit de resultaten kwam naar voor dat politisering een breed en dynamisch begrip is. Brusselse jeugdwerkers vullen politisering in als het versterken van de stem van kinderen en jongeren in de samenleving en het bevorderen van maatschappelijke verandering. Politiserende praktijken in Brusselse jeugdwerkorganisaties ontstaan doordat jeugdwerkers signalen opvangen van kinderenen jongeren die de aanleiding zijn voor een politiserende actie. Deze politiserende acties nemen verschillende creatieve vormen aan op micro-, meso- en macroniveau. Om politisering in het jeugdwerk te bevorderen is een steunende context nodig. De volgende zaken worden door de respondenten als drempels en succesfactoren ervaren: samenwerkingsverbanden, de rol van emotie, financiële middelen, timing, het engagement van de jongeren en tot slot de rol van de jeugdwerker.

Volgens Brusselse jeugdwerkers leren jongeren die deelnemen aan politiserende acties vaardigheden die hen helpen als individu en als actieve burger in de samenleving, zoals kritisch nadenken, mondigheid, bijleren over de maatschappij. Brusselse jeugdwerkers hebben verschillende ervaringen met de reactie van beleidsmakers op politiserende acties, deze verschilt afhankelijk van de context en de houding van de beleidsmakers.
Meer lezen

De ervaringen en percepties van mannelijke verpleegkundigen omtrent het verpleegkundig beroep, hun beroepskeuze en professionele rol

Universiteit Antwerpen
2024
Hanne
Rodrigues Bento
Mannelijke verpleegkundigen vormen een minderheid in het verpleegkundig beroep, waar verschillende stereotype overtuigingen over hen heersen. Dit onderzoek bracht de ervaringen en percepties van mannelijke verpleegkundigen in kaart omtrent het verpleegkundig beroep, hun beroepskeuze en professionele rol.

Hieruit kwam naar voor dat het verpleegkundig beroep voor hen letterlijk ‘het zorgen voor’ betekent. Waarbij ze als mannen, op basis van gender, persoonlijk geen onderscheid ervaarden in de professionele rol die ze opnemen. Ze ervaarden echter wel dat de maatschappij en patiënten een andere perceptie op hen hebben, hoewel dit hun beroepskeuze niet beïnvloedde. Tevens werden ze geconfronteerd met genderstereotypering en -discriminatie, waarin religie, cultuur, leeftijd en geslacht van de patiënt een beduidende rol speelden.
Meer lezen

Naadloze transitie

Odisee Hogeschool
2024
Yanou
Beyers
Genomineerde shortlist Bachelorprijs
De overgang van thuis naar een woonzorgcentrum is een ingrijpende gebeurtenis die
veel stress en onzekerheid met zich meebrengt voor ouderen en hun families. Deze
bachelorproef onderzoekt hoe een gezinswetenschapper een positieve bijdrage kan
leveren aan deze transitie. Door middel van een casusbeschrijving, theoretische analyses
en praktijkgerichte veranderingsstrategieën, biedt deze studie concrete oplossingen en
inzichten om de overgang naar een woonzorgcentrum te vergemakkelijken.
De probleemstelling richt zich op de complexiteit van de overgang naar een
woonzorgcentrum en de impact hiervan op ouderen en hun families. De praktijkgerichte
probleemverkenning omvat een casusbeschrijving van mevrouw Van Dam, een 78-jarige
vrouw die zes maanden geleden naar een woonzorgcentrum is verhuisd en moeite heeft
met de aanpassing aan haar nieuwe omgeving.
De theoretische analyse is opgebouwd uit drie invalshoeken: de pedagogische,
psychologische en sociologische invalshoek. De pedagogische invalshoek maakt gebruik
van het Ecologische Systeemmodel van Bronfenbrenner ("#$#), om de invloed van de
verschillende omgevingsfactoren op de ontwikkeling en het welzijn van ouderen te
begrijpen. De psychologische invalshoek onderzoekt verschillende coping-mechanismen en
de emotionele aanpassing van ouderen naar een woonzorgcentrum, met de nadruk op
probleemgerichte coping, emotionele coping, acceptatiegerichte coping en de sociale
B / D
ondersteuning. De sociologische invalshoek richt zich op de sociale verbondenheid en
gemeenschapsvorming, sociale identiteit en de rol van familie- en mantelzorgers.
Op basis van deze theoretische analyse zijn drie veranderingsgerichte strategieën
ontwikkeld. De eerste strategie is het Levensverhalenproject, gericht op het creëren van
identiteit en verbondenheid door middel van Levensreiswijzers en de Levensreisatlas. De
tweede strategie omvat een informatieve brochure voor het bevorderen van de
psychologische veerkracht bij ouderen tijdens de transitie naar een woonzorgcentrum. De
derde strategie is de bewustwordings- en betrokkenheidscampagne “Samen voor Ouderen”,
die een inclusieve samenleving bevordert.
De belangrijkste inzichten uit mijn bachelorproef zijn als volgt: ten eerste is een
multidimensionale benadering essentieel om de complexiteit van de overgang naar een
woonzorgcentrum te begrijpen en aan te pakken. Ten tweede kunnen
gezinswetenschappers een cruciale rol spelen bij het bevorderen van de sociale
verbondenheid en het ondersteunen van de emotionele aanpassing voor ouderen. Ten derde
is het belangrijk om samen te werken met verschillende stakeholders, waaronder families,
zorgverleners en de bredere gemeenschap om een ondersteunende en inclusieve omgeving
te creëren.
Ik ben tevreden met mijn keuze van mijn bachelorproef omdat het me in staat heeft gesteld
een relevant en betekenisvol onderwerp te onderzoeken dat directe impact kan hebben op
het welzijn van ouderen en hun families. Mijn motivatie om dit onderwerp te kiezen was
gebaseerd op de wens om bij te dragen aan een beter begrip van de uitdagingen waarmee
ouderen worden geconfronteerd tijdens de transitie naar een woonzorgcentrum en om
praktische oplossingen te bieden die hun welzijn kunnen verbeteren.
De meerwaarde van mijn bachelorproef ligt in de combinatie van theoretische inzichten en
praktische toepassingen, die samen een solide basis vormen voor effectieve interventies en
beleidsaanbevelingen. De veraneringsvoorstellen die ik heb uitgewerkt, kunnen iets
betekenen voor gezinnen, organisaties en beleidsmakers door de overgang naar een
woonzorgcentrum te vergemakkeljken en de sociale verbondenheid te versterken.
Uiteindelijk streef ik ernaar dat mijn bachelorproef bijdraagt aan een inclusieve en
ondersteunende samenleving waarin ouderen zich gewaardeerd en verbonden voelen
Meer lezen

Mijn zoektocht naar sporadisch welzijn

Hogeschool VIVES
2024
Eddy
Van Damme
Mijn portfolio is opgebouwd als een interview met mezelf.
De verschillende vragen die ik me heb gesteld doorheen deze opleiding komen
hier systematisch aan bod.
Stilaan komt het waarom, het hoe en het wat duidelijk naar boven via die
structuur. De keuze voor een klassiek format accentueert de inhoud.
Antwoorden komen hier in mijn eigen specifieke schrijftaal op papier, aangezien
dat voor mij de helderste manier is om mijn binnenkant naar buiten te brengen.
Zo kan ik ook tonen hoe ik met deze opleiding aan de slag ben gegaan.
Mijn persoonlijk pad tot ervaringswerker en mijn maatschappelijke positie
komen daarmee duidelijk aan bod.
Meer lezen

SME Adoption of Voluntary Environmental Actions

KU Leuven
2024
Joonatan
Van Eecke Laaksonen
Deze studie onderzoekt hoe de drijfveren en belemmeringen waarmee kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) worden geconfronteerd bij het aannemen van vrijwillige milieumaatregelen de aard van hun adoptie beïnvloeden. Het onderzoek identificeert twee primaire adoptietypen: symbolisch, gekarakteriseerd door oppervlakkige milieumaatregelen, en substantieel, waarbij sprake is van een oprechte integratie van milieu relevante praktijken. Het onthult dat financiële en strategische motivaties, zoals groene premies, fiscale voordelen, merkondersteuning en klantvraag, cruciaal zijn voor het bevorderen van substantiële adoptie. In tegenstelling hiermee leiden barrières zoals lage environmental awareness en beperkte middelen vaak tot symbolische adoptie, met minimale impact tot gevolg.

Het herziene conceptuele model, ontwikkeld op basis van de bevindingen van de studie, benadrukt dat het aanpakken van economische beperkingen door middel van financiële prikkels en het verbeteren van environmental awareness kan bijdragen aan een diepere betrokkenheid. Ethische motivaties alleen zijn minder effectief zonder bijbehorende financiële of strategische voordelen. De studie draagt bij aan de bestaande literatuur door het begrip van KMO-milieumaatregelen te verfijnen en te suggereren dat substantiële adoptie waarschijnlijker is wanneer zowel financiële als strategische drijfveren aanwezig zijn, terwijl symbolische adoptie vaak voortkomt uit awareness- en resource belemmeringen.

Deze inzichten zijn cruciaal voor het afstemmen van toekomstig onderzoek en praktische interventies gericht op het verbeteren van de betrokkenheid van KMO’s bij milieumaatregelen. Verbeterde awareness en gerichte prikkels kunnen KMO’s ondersteunen bij de overgang van symbolische naar substantiële adoptie, waardoor hun duurzaamheidsinspanningen beter in lijn komen met hun bedrijfsdoelstellingen.
Meer lezen

Franse militaire interventies in de Sahel: verklaringen hoe Russische inmenging de Franse terugtrekking beïnvloedde

Universiteit Gent
2024
Aelön
Messiaen
Deze masterproef heeft als doel om verklaringen te vinden voor de impact van Russische
inmenging op de terugtrekking van Franse militaire interventies in de Sahel. Daarbij wordt
gefocust op interventies van de afgelopen tien jaar met als vertrekpunt de toegenomen
militarisering in de regio. Dit zal namelijk een proces in gang zetten dat leidde tot de Franse terugtrekking waarbij onderzocht wordt wanneer en in welke mate Rusland via o.a. huurlingen (PMSC’s) invloed uitoefende. Voor het onderzoek naar de geselecteerde cases Mali, Burkina Faso en Niger wordt gebruikt gemaakt van de methode theory-testing process-tracing. Concreet wordt aan de hand van bevindingen uit de literatuur en voorgaand onderzoek een model opgesteld dat de verhouding tussen de militarisering van de Sahel, de Franse terugtrekking en de Russische inmenging theoretiseert. Hieruit worden hypotheses afgeleid en getest aan de hand van observaties. Een eerste vaststelling is dat er aanwijzingen zijn dat Rusland invloed uitoefende bij de gemilitariseerde lokale bevolking wiens onvrede leidde tot een staatsgreep, vooral door het bestaande anti-regeringssentiment te exploiteren. Vervolgens werden observaties gevonden dat Rusland via PMSC’s en lokale pro-Russische organisaties uit de civil society een anti-Frans narratief verspreidde bij de junta. Ten slotte werd met de uiteindelijke ontplooiing van Russische PMSC’s bevestigd dat de nieuwe machtshebbers voluit voor het aanbod van Moskou hebben gekozen. De impact van Russische inmenging op de Franse militaire terugtrekkingen van Opération Barkhane, Opération Sabre en Les éléments français au Niger werd dus in redelijke mate bevestigd, waarbij Rusland vooral een bestaand ongenoegen succesvol capteerde.
Meer lezen

De invloed van belangenorganisaties op politieke partijen

Universiteit Gent
2024
Guus
Vande Kerckhove
De scriptie gaat over de invloed van belangenorganisaties op politieke partijen in België. Verschillende topmensen uit belangenorganisaties in Vlaanderen geven een unieke inkijk in hoe ze de politieke partijen proberen te beïnvloeden. In de scriptie komen deze verschillende, soms creatieve en/of indringende manieren aan bod. Er is een grote verwevenheid tussen belangenorganisaties en politieke partijen die in de luwte erg aanwezig is en dagdagelijks op structurele wijze plaatsvindt.
Meer lezen

Talentdetectie bij Kinderen in Stad Genk: Een verkenning van het onderzoeksgebied en zijn drie toepassingen

LUCA School of Arts
2024
Tommy
Senders
  • Andrea
    Grimaldi
  • Dries
    Putzeis
Deze scriptie vertrekt vanuit de vraag die Liesbeth Bries van de stad Genk aan ons heeft gesteld: "Is er een mogelijkheid om aan talentdetectie te doen in de kunsten?”. Deze vraag bracht ook een aantal criteria met zich mee, waaronder een specifieke doelgroep. Om dit onderzoek te starten, zijn we vertrokken vanuit de volgende onderzoeksvraag: “Hoe kan de stad Genk op een actieve manier bijdragen aan het ontdekken van artistiek talent bij kinderen?”.

In ons onderzoek zullen we ons laten inspireren door het werk van Danielle Krekels en Luc de Wulf om een eigen definitie te kunnen vormen voor wat de term "Talent" precies inhoudt. Door dit onderzoek zal duidelijk worden dat creativiteit onlosmakelijk deel uitmaakt van artistiek talent. We zullen de theorieën van Viktor Lowenfeld en James Melvin Rhodes gebruiken, om onze eigen visie vorm te geven op wat creativiteit teweeg moet brengen bij kinderen. Daarnaast worden de termen "flow" en "motivatie" gedefinieerd en geconstateerd als cruciale elementen voor talentontwikkeling.
Vervolgens wordt ook de rol en invloed van de sociale omgeving waarin het kind opgroeit onderzocht. Hierdoor wordt duidelijk dat ouders veel invloed hebben op de artistieke ontwikkeling van hun kinderen. Danielle Krekels benadrukt het belang van het vrijwillig uitvoeren van activiteiten. Ouders moeten daarentegen eerst hun eigen talenten herkennen voordat ze hun kinderen kunnen begeleiden. Het zal duidelijk worden dat het een delicate oefening is om kinderen aan te moedigen zonder er te veel druk op uit te oefenen. We zullen ook vaststellen dat er uitdagingen zijn die het ontwikkelen van artistiek talent bemoeilijken. Om dit in kaart te brengen, wordt er een beroep gedaan op een model dat is ontwikkeld door: Piessens, Hermans en Vettenburg; de 7 B's van toegankelijkheid. Saskia de Bruyn’s opvatting over het 'aanbod' zal ons helpen om de verschillende organisaties in Genk te categoriseren en ze zo op hun toegankelijkheid te kunnen beoordelen.

Als laatste, op basis van ons onderzoek, kunnen we drie detectie tools voorstellen die het potentieel mogelijk maken om artistiek talent bij kinderen van het beoogde doelpubliek te detecteren. Deze zijn: Een interactief platform met een applicatie waar informatie over de activiteiten in terug te vinden is, een vriendenboekje met een interactief verhaal die zelfontdekking mogelijk maakt, en als laatste een sociaal artistiek atelier geïnspireerd op het ABC-Huis in Brussel.

Ons onderzoek zal aantonen dat “Talent” een complex begrip is met veel interpretaties. Echter, zal het onderzoek in staat zijn om artistiek talent bij kinderen beter te kunnen begrijpen. De detectietools dienen als aanbevelingen voor de stad Genk en kunnen helpen om het artistieke potentieel van kinderen te ontdekken en te ontwikkelen.
Meer lezen