Scriptiebank overzicht

De Vlaamse Scriptiebank is een vrij toegankelijke online databank. Deze bevat alle artikels en full text scripties van deelnemende bachelors en masters aan de

Hoe kunnen we het mentaal welzijn van leerlingen met ASS opmerken en ondersteunen in het secundair onderwijs?

Hogeschool VIVES
2025
Niobe
Bonni
  • Jordy
    de Wever
Het onderwijslandschap staat voor de voortdurende uitdaging om een inclusieve en ondersteunende leeromgeving te creëren voor alle leerlingen. Binnen deze diversiteit neemt de groep leerlingen met een autismespectrumstoornis (ASS) een bijzondere plaats in. ASS is een neurobiologische ontwikkelingsstoornis die invloed heeft op sociale interactie, communicatie en gedrag. Hoewel de bewustwording over ASS toeneemt, blijven veel leerlingen met deze stoornis tegen structurele en sociale moeilijkheden aanlopen binnen het onderwijs.

Uit de literatuur blijkt dat leerlingen met ASS een verhoogd risico lopen op mentale gezondheidsproblemen, waaronder stress, angst en sociaal isolement. Dit komt onder andere door sensorische overprikkeling, moeilijkheden in sociale interacties en een verhoogde gevoeligheid voor veranderingen. Bovendien kan het herkennen van ASS uitdagend zijn, omdat de symptomen variëren van persoon tot persoon en soms subtiel aanwezig zijn. Hierdoor worden deze leerlingen niet altijd opgemerkt of krijgen ze onvoldoende aangepaste begeleiding in de klas.

Leerkrachten spelen dus een cruciale rol in het welzijn van leerlingen, en dat geldt dus ook voor jongeren met ASS. Hun schoolomgeving is een bepalende factor in hun emotionele en sociale ontwikkeling. Onderzoek toont aan dat een gestructureerde en voorspelbare leeromgeving, duidelijke communicatie en voldoende individuele ondersteuning bijdragen aan een positiever mentaal welzijn van jongeren met ASS. Desondanks ervaren leerkrachten vaak moeilijkheden in het herkennen van de specifieke noden van deze leerlingen zijn ze niet altijd voldoende voorbereid om gepaste strategieën toe te passen. Dit wijst op de noodzaak om hen te ondersteunen met richtlijnen, training en praktijkgerichte hulpmiddelen.

In dit onderzoek wordt ingegaan op de manier waarop ASS zich manifesteert bij leerlingen en welke impact het heeft op hun mentale welzijn. Daarnaast worden effectieve methoden en strategieën onderzocht die leerkrachten kunnen hanteren om deze leerlingen beter te ondersteunen en begeleiden. Er wordt onder andere gekeken naar het belang van sociale steun, stressregulatie, aangepaste instructie en het creëren van een veilige klasomgeving.

Met deze bachelorproef willen we niet alleen een theoretisch kader bieden, maar ook een praktische leidraad ontwikkelen voor leerkrachten en leerlingbegeleiders. Door beter inzicht te krijgen in ASS en de bijhorende uitdagingen, kunnen onderwijsprofessionals gerichter inspelen op de noden van deze leerlingen en bijdragen aan een positieve schoolervaring. Om ook in te spelen op het praktische gedeelte, hebben we een aantal praktijkvoorbeelden uitgewerkt die leerkrachten kunnen ondersteunen in de klas en op de school.
Meer lezen

Is het vrijetijdsaanbod in Asse afgestemd op kwetsbare gezinnen? Een kritische benadering van de huidige situatie en aanbevelingen voor hulpverleners, vrijetijdsorganisatoren, Huis van het Kind Asse en de (lokale) overheid.

Erasmushogeschool Brussel
2024
Rebecca
George
In deze scriptie onderzocht ik welke drempels gezinnen in armoede (lees: kwetsbare gezinnen) ervaren om deel te nemen aan vrijetijdsactiviteiten en welke initiatieven er mogelijk zijn om deze drempels om te buigen tot kansen. Daarvoor ging ik zowel in gesprek met gezinnen in armoede, als met hulpverleners en vrijetijdsverenigingen.
Meer lezen

Balancing Act: Environmental Liability in the Realm of Insolvency Law

Universiteit Hasselt
2024
Mira
Jablonska
Deze thesis bestaat uit een beschrijvende en vergelijkende analyse van beschikbare wetgeving en mechanismen om het Europese principe “de vervuiler betaalt” te waarborgen tijdens faillissementsprocedures van private rechtspersonen. De analyse omvat zowel Europese als nationale wetgeving en instrumenten. Daarnaast wordt de relatie tussen milieuaansprakelijkheid en faillissementen als gevolg van milieuschade onderzocht. Verschillende vormen van aansprakelijkheid komen aan bod, elk met hun unieke gevolgen. Aansluitend, besteedt deze thesis aandacht aan verschillende mechanismen om het principe “de vervuiler betaalt” uitwerking te kunnen geven tijdens faillissementsprocedures, waaronder financiële zekerheden, verzekeringen en samenwerkingen die zijn ontstaan in de praktijk. Verder wordt er stil gestaan bij de verantwoordelijkheid van rechtspersonen om hun aansprakelijkheid, die tot insolventie zou kunnen leiden, te beperken.

De bestudeerde theorie wordt aangevuld met voorbeelden uit de praktijk om het gedane onderzoek in de juiste maatschappelijke context te plaatsen. Deze voorbeelden, voornamelijk over de financiële gevolgen van milieuschade, tonen de noodzaak van het ontwikkelen van duidelijk mechanismen en afspraken tussen de verschillende betrokken stakeholders.

Vervolgens volgt een kritische blik van de auteur op de bestaande mechanismen en wetgeving. Deze kritische blik wordt aangevuld met suggesties die betrekking hebben op het uitbreiden van bepaalde bestaande initiatieven, wetgevende hervormingen en algemene opmerkingen met betrekking tot het huidige wetgevend landschap. De belangrijke bevindingen onthullen de behoefte aan een meer geïntegreerde en adaptieve benadering van beleidsvorming, waarbij de nadruk wordt gelegd op het harmoniseren van aansprakelijkheidsregimes en het waarborgen van hollistische juridische uitkomsten.

Als laatste wordt er stilgestaan bij de potentiële invloed van nieuwe wetgevende initiatieven op de huidige aanpak. Ook hier wordt er aandacht besteed aan eventuele leemten met betrekking tot het beter integreren van het principe “de vervuiler betaalt” in insolventie procedures en aansprakelijkheidsmechanismen.
Meer lezen

‘Gradients in Vernacular Tissues: Navigating the Mekong Delta’ & ‘Bridging Cultures: Applying Mekong Delta Strategies in Flanders, a Case Study of Lint’

KU Leuven
2024
Ruben
Dejaegher
  • Hasse
    Peeters
Deze thesis onderzoekt hoe principes uit de vernaculaire of volksarchitectuur van de Mekongdelta toegepast kunnen worden op Vlaamse dorpen, zoals Lint. Door het analyseren van gradiënten van natheid, commons en urbanisatie, laat de studie zien hoe gemeenschappen in Cambodja en Vietnam in harmonie met hun omgeving leven. Het ontwerp voor Lint vertaalt deze lessen naar duurzame oplossingen, zoals modulair bouwen, collectief ruimtegebruik en intergenerationeel wonen. Het onderzoek biedt een alternatief voor de huidige Vlaamse ruimtelijke planning, dat gekenmerkt wordt door versnippering en individualistisch ruimtegebruik, en laat zien hoe gemeenschapsgericht en ecologisch verantwoord bouwen kan bijdragen aan sociale cohesie en veerkrachtige dorpen.
Meer lezen

PLEIDOOI VOOR BROEDRUIMTE

Universiteit Gent
2024
Jef
Potargent
  • Astrid
    Berlengé
DEEL 1: ATLAS VAN BROEDPLEKKEN:
In een continu veranderende maatschappij, lijkt een verlies van het
gemeenschapsgevoel op te treden. Om de uitdagingen die voor ons
liggen te lijf te gaan, lijkt er een nood aan een nieuwe maatschappelijke
infrastructuur. Een infrastructuur die erin slaagt mensen samen te brengen,
een concreet antwoord te bieden op hedendaagse vragen en wijken te
transformeren tegen ongewenste stedelijke tendensen in. Deze plekken
lijken te ontstaan, vaak bottom-up en kleinschalig maar met lokaal
een grote impact. Mensen werken samen op nieuwe manieren en gaan
inventief te werk om hun eigen leefwereld en die van andere mensen in
hun omgeving vorm te geven. Hetzij uit noodzaak, hetzij uit persoonlijke
motivatie, wordt er zo concreet gewerkt aan een nieuwe typologie binnen
de sociale infrastructuur.
Dit eerste luik van deze (tweedelige) thesis probeert een begrip te
maken van dit soort plek en bloot te leggen welke instrumenten en
strategieën erachter schuilen. Vooraleerst werd na een eerste verkenning
een afbakening gemaakt van geschikte cases, op basis van een aantal
kenmerken die wij als noodzakelijk aanvoelden. Deze filter werd uitgedrukt
aan de hand van het begrip ‘broedplekken’. Zich verhoudend ten opzichte
van anderen die dit begrip reeds gebruikten, formuleerden we een eigen
definitie voor het begrip aan de hand van drie pijlers: het concretiseren van
maatschappelijke thema’s, het vooropstellen van sociaal kapitaal en het
adaptief karakter.
Deze drie kenmerken omvatten alle bekeken cases maar leveren zeker
geen eenduidig resultaat op. In de manier waarop deze definitie tot uiting
komt, zit een grote verscheidenheid. Dit komt door de vele facetten waaruit
een broedplek bestaat. Om hier vat op te krijgen, bouwden we deze thesis
op in twee delen. Een eerste deel behandelt in zes afzonderlijke essays
een verschillend aspect omtrent broedplekken en bespreekt enkele
exemplarische cases, om zo te bouwen aan een bril om de broedplek te
bekijken. Deze werden geordend aan de hand van de drie kenmerken van
de definitie, om die gericht uit te diepen. In een 2de deel bekijken we dan
een selectie van zeven cases op alle facetten en maken we een grafische
vertaling van de inzichten die we kregen door verdere analyse. De twee
onderdelen samen brachten ons het besef dat ‘de ideale broedplek’ niet
te definiëren valt, maar dat we wel tot een waaier aan instrumenten,
strategieën en motieven komen die in wisselende samenstellingen achter
de cases schuilgaan.
Zo kunnen broedplekken testkamers zijn voor nieuwe aanpakken op bredere
maatschappelijke vraagstukken. Hun sterkte blijkt bovendien te liggen in
het verbinden van meerdere thema’s en zo testkamer te bieden richting een
duurzame transitie, zonder deze op zichzelf te proberen bewerkstelligen.
Het tweede en derde essay diepen de tweede pijler, het sociaal kapitaal,
uit. Zo blijkt een nauwe samenwerking met een stadsbestuur cruciaal
voor het duurzaam verder leven van een broedplek. Indien de verhouding
tussen de twee ontbreekt, lijkt de impact van korte duur. Daarnaast
lijken broedplekken ook een interessante piste voor stadsbesturen zelf,
aangezien ze een instrument kunnen zijn om aan gemeenschapsopbouw
te doen. Hiervoor is de toegankelijkheid van broedplekken cruciaal. Ze
willen zich enerzijds openstellen voor een breed publiek maar hebben
anderzijds nood aan drempels zodat bepaalde groepen zich er ook veilig
voelen. Een continue balans, waarbij zaken als de toegang, zichtbaarheid
en de symboliek van zowel het gebouw als de ingrepen hierop een rol
spelen. De derde eigenschap is die waarmee broedplekken zich het
meeste onderscheiden van bestaande typologieën: hun adaptief karakter.
We merken dat broedplekken vaak startten uit tijdelijke invullingen, wat
noopt tot een creatieve aanpak. Ze evolueren echter doorheen de tijd en
nemen zo meerdere gedaantes aan. Om hiermee om te gaan, is er een
bijzondere aandacht voor de infrastructuur die de brug maakt tussen de
vaak onaangepaste gebouwen en hun missie. Dit maatwerk zorgt voor een
flexibiliteit. Deze flexibiliteit uit zich in een multifunctionaliteit, zowel in tijd
als in ruimte, waarmee broedplekken zich onderscheiden van bestaande
publieke gebouwen. Deze kunnen zich hierdoor laten inspireren, al kunnen
ze de aanpak ook niet zomaar kopiëren.
Deze thesis legt zo veel bloot, al roept ze evenveel vervolgonderzoeken
op. Daarom werd er in drie vervolgonderzoeken dieper ingegaan op een
bepaald thema via ontwerpend onderzoek. Deze steunen op de lessen die
uit deze Atlas getrokken werden en proberen enkele bijkomende vragen te
beantwoorden.

DEEL 2: PLEIDOOI VOOR BROEDRUIMTE: De Herontwikkeling van het Maria-Magadalenaklooster naar een semi-permanente broedplek. Dit werk sluit aan op de ‘atlas van broedplekken’ een casuïstische analyse van broedplekken. Broedplekken zijn stedelijke laboratoria, die zowel sociale als ruimtelijke weefsels verdichten door maatschappelijke uitdagingen te concretiseren
op een plek. Ze stellen de ontwikkeling van sociaal kapitaal voorop en zijn constant in evolutie. Ze hebben een adaptief karakter waardoor ze kort op de bal kunnen spelen bij veranderingen in de maatschappij.
Uit de analyse in de atlas leerden we dat tijdelijkheid een handig middel kan zijn voor broedplekken. Een tijdelijke bezetting zorgt ervoor dat men flexibel moet zijn op ruimtelijk en organisatorisch vlak. Het geeft broedplekken het vermogen om snel te kunnen reageren op de urgente behoeften van de buurt. Een tijdelijke opzet heeft een sociaal-experimenteel karakter dat lokale buurtontwikkeling kan ondersteunen. Tegelijk dwingt tijdelijkheid een noodgedwongen afscheid af. Duurzame oplossingen vragen om stabiliteit, wat tijdelijke invullingen niet altijd kunnen bieden. Het maakt broedplekken
dus ook kwetsbaar. Gebruikers worden aan de deur gezet vanaf dat de renovatie of herontwikkeling van de site begint. Het engagement gaat zo verloren en sociale linken worden verbroken. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat dit niet gebeurt? ‘Een Pleidooi voor broedruimte: De herontwikkeling van het Maria-Magdalenaklooster naar een semi-permanente broedplek’ handelt over de paradoxale aspecten van tijdelijke buurtontwikkeling, toegepast op de case Mona van Toestand in het Maria-Magdalenaklooster. Het doel van Toestand is om de lokale partners en de buurt tijdelijk te begeleiden om een gezamenlijke plek te maken voor en door iedereen, met de hoop dat ze hierna op hun eigen benen kunnen staan. De sociale impact primeert in het project van intensieve maar kortstondige ondersteuning. Het model van Toestand, gefocust op
tijdelijkheid, heeft echter haar limieten. Wat gebeurt er na hun vertrek? Het moet sommige initiatieven alleen achterlaten, wat het succes van buurtontwikkeling en sociale ondersteuning ondermijnt. Kan deze tijdelijke invulling ook fungeren als een test voor
toekomstig gebruik van de ruimte die niet alleen de buurtontwikkeling ondersteunt, maar ook helpt bij de herontwikkeling van een site? Wat kunnen we leren uit deze tijdelijke
bezetting en welke aspecten nemen we mee om de toekomst van dit klooster vorm te geven?
Deze thesis zoekt via ontwerpend onderzoek naar manieren om een semi-permanente broedplek vorm te geven, die tijdelijkheid met stabiliteit combineert. We gebruiken deze tijdelijke invulling als hefboom om het Maria-Magdalenaklooster te
herontwikkelen. We verbeelden drie verschillende toekomstscenario’s voor
het Maria-Magdalenaklooster. De architecturale ontwerpen van de broedplek gaan om met de paradox van tijdelijkheid door de stabiliteit van een langetermijnvisie en de wendbaarheid van tijdelijkheid te combineren. Voortbouwend op het engagement van Toestand zoeken de toekomstscenario’s naar een balans tussen de belangen van de private eigenaar, de gebruikers en de buurt. De scenario’s focussen op de samen-
werking tussen actoren en programma’s en werken met minimale architecturale ingrepen. Ze zijn gestructureerd volgens een tijdlijn, een stappenplan dat het traject richting de toe-
komst bevattelijk probeert te maken. Vanuit de reflectie op de ontwerpen destilleren we tot slot de essentie. We maken een pleidooi, formuleren eisen die als advies kunnen dienen bij de herontwikkeling van het Maria-Magdalenaklooster.
Meer lezen

Hoe ervaren interculturele koppels in Vlaanderen hun samenleven? Kwalitatief onderzoek naar perspectieven op cultuur(verschillen), culturele onderhandelingsprocessen en (in)formeel netwerk

Universiteit Gent
2024
Eva
Cornelus
Onder invloed van globalisering en processen zoals migratie worden samenlevingen steeds diverser, wat in Vlaanderen gepaard gaat met een stijging aan interculturele relaties. Deze masterproef gaat na wat voor deze koppels de betekenis is van cultuur, hoe koppels omgaan met cultuurverschillen en/of gelijkenissen en hoe ze hun contacten met het (in)formeel netwerk ervaren. Het doel van deze masterproef is om bij te dragen aan de wetenschappelijke kennis over hoe divers samengestelde gezinnen hun gezinsleven ervaren zodat pedagogische praktijken zo goed mogelijk op hun noden afgestemd kunnen worden. Om een antwoord te bieden op de onderzoeksvragen werd er gebruik gemaakt van kwalitatief onderzoek. Er werden semi-gestructureerde interviews afgenomen bij negentien participanten die zichzelf identificeren als intercultureel koppel en minstens één kind hebben. Op basis van de resultaten kunnen er vragen gesteld worden bij de validiteit en bruikbaarheid van het concept ‘cultuur’ voor het aanduiden van de assen van diversiteit en identiteit die partners in een interculturele relatie bij zichzelf en elkaar ervaren. Daarnaast levert deze masterproef evidentie op voor het feit dat een interculturele relatie een facilitator kan zijn voor persoonlijke groei in de partners en dat koppels gebruik maken van interne en externe krachtbronnen/strategieën. Ten derde bevestigt deze masterproef de resultaten van eerder onderzoek waaruit bleek dat interculturele koppels vooroordelen en discriminatie ervaren. Ten laatste wijzen de resultaten naar het formeel netwerk toe op twee aandachtspunten: enerzijds meertaligheid en anderzijds sensitiviteit ten aanzien van zowel de culturele identiteit als ten aanzien van mogelijke verschillen in maatschappelijke achtergrond.
Meer lezen

Markerless Augmented Reality Guidance System for Maxillofacial Surgery

KU Leuven
2024
Ewald
Ury
Deze studie presenteert een nieuw, eenvoudig te gebruiken augmented reality (AR)-systeem dat chirurgen begeleidt tijdens kaakchirurgie. In tegenstelling tot de huidige methoden, die fysieke gidsen gebruiken en vaak kostbaar en tijdrovend zijn, maakt dit systeem gebruik van digitale hologrammen en de Microsoft HoloLens 2-headset. Het volgt de kaak van de patiënt in real-time, zonder dat fysieke markeringen nodig zijn. Tests met vier chirurgen toonden aan dat dit AR-systeem zeer nauwkeurig is, met een foutmarge van minder dan 1,08 mm. Deze nieuwe benadering kan een kosteneffectievere, eenvoudigere en minder ingrijpende manier bieden om de precisie van de chirurgie te verbeteren.
Meer lezen

In vitro characterization of biased and inverse agonism at the serotonin 5-HT2A receptor through the application of a functional complementation bioassay

Universiteit Gent
2024
Emma
Vertriest
Genomineerde longlist Vlaamse Scriptieprijs
In deze scriptie wordt er een specifieke in vitro detectietechniek, een zogenaamde bio-assay, toegepast op een reeks (afgeleiden van) psychedelica, om te bestuderen hoe deze inwerken op de serotonine 5-HT2A receptor. Door het onderzoeken van biased agonisme, waarbij de resultaten van twee gelijkaardige bio-assays worden vergeleken, proberen we te weten te komen hoe de structuur van een psychedelicum verband houdt met zijn specifieke receptoractiviteit en werking. Aan de hand van de analyse van de manier waarop psychedelica precies inwerken op de serotonine receptor, kan dit onderzoek bijdragen aan een betere inschatting van het mogelijke gevaar voor misbruik van een stof, of net de waarde ervan voor verder onderzoek naar therapeutische toepassingen.
Meer lezen

Een STEMmige bachelorproef

Arteveldehogeschool Gent
2024
Daan
Tirry
  • Mel
    Van Rompay
Genomineerde longlist Bachelorprijs
Deze paper draagt bij aan het leerling gestuurd onderwijs binnen STEM. Tijdens het verloop van onze opleiding ontdekten we veel mooie en kwaliteitsvolle STEM-projecten, maar deze waren voornamelijk leerkracht gestuurd. De leerlingen missen in deze projecten eigenaarschap, vooral in de eerste fasen van de projecten. Deze paper geeft antwoord op de vraag: “Hoe kunnen we leerkrachten ondersteunen bij de eerste fases van een leerling gestuurd STEM-project?”

In deze zoektocht werd KLOOV (Kit om van Leerling tot Onderzoek en Ontwerp Vraag te komen) ontworpen die leerkrachten voldoende materiaal en ondersteuning biedt. Tijdens het ontwerpen van KLOOV was er steeds een wisselwerking van prototypes en feedbackmomenten dat beëindigd werd door enkele veldtesten met een bijhorende analyse. Op deze manier kwam het product iteratief tot stand. De belangrijkste onderdelen van KLOOV zijn: een box met tools, een lessenpakket en een handleiding die de leerkracht eenvoudig op weg zet.
KLOOV zorgt ervoor dat leerlingen op een voornamelijk zelfstandige wijze een context in vraag kunnen stellen. Dit doen de leerlingen aan de hand van tools. Zodra ze genoeg vragen hebben verzameld, moeten de leerlingen deze vragen omvormen naar onderzoek -en ontwerpvragen. Uiteindelijk kan uit deze bekomen vragen een project gestart worden.
Uit ons onderzoek blijkt dat leerlingen door het gebruik van KLOOV hun vraagstelling aanpassen en dat er veel meer vragen voldoen aan de criteria van een goede onderzoek- of ontwerpvraag.
Meer lezen

Determining the Mechanical Properties of Various Types of Flax Fibre Cloths

Universiteit Antwerpen
2024
Vincent
Jacobs
In recent years, interest in the use of ecological materials in the production of fibre-reinforced composites has increased enormously. This study investigates if the mechanical properties of different types of flax fibre cloth could act as a substitute for carbon fibre in composite materials. The study focuses on nine different flax fibre cloths, each with different weight classes and different patterns, combined with bio-epoxy resin to create fiber reinforced composites. The study compares the mechanical properties, such as tensile strength and elongation of these flax-based composites. The results indicate that flax fibre composites achieve similar strengths to carbon fibres composites, but due to the fact that they require more layers resulting in greater thickness and weight, their applications are limited, especially in weight-sensitive areas. Unidirectional (UD) flax fibres exhibit the highest tensile strength of all flax fibres tested. In addition, the research shows that the importance of the proper fibre-epoxy ratio is huge, variations in epoxy content will affect the mechanical properties enormously. Bio-epoxy resin, which contains up to 34% biodegradable material, is a good substitute for traditional epoxies. The only difference of bio epoxy is the fact that it is more ductile. Overall, the research highlights the potential applications of flax fibre as a sustainable alternative to synthetic fibres, like carbon or glass fibre.
Meer lezen

Woonvoedsellandschap

Universiteit Hasselt
2024
Sien
Vandebon
  • Leen
    Vansteenkiste
  • Bjorn
    Ernens
  • Laurence
    Cloots
  • Mathias
    Herbots
  • Matthias
    Pieters
  • Memhet
    Basaran
  • Natasja
    Varlamoff
  • Niels
    Moermans
  • Pieter
    Thijs
  • Stephanie
    Remels
  • Tim
    Borgers
  • Yasin
    Can
Het woonlandschap van Kermt staat voor de uitdaging van een toenemend aantal huishoudens door gezinsverdunning en vergrijzing. Het binnengebied van het bouwveld heeft de status van woonuitbreidingsgebied, maar ontwikkeling hiervan zou de laatste groene ruimte in Kermt doen verdwijnen. De privatisering van verkavelingen belemmert bovendien elke verbinding met dit groene binnengebied. Voedsel als common wordt voorgesteld als programmatorsiche strategie om dit versnipperde woonlandschap te transformeren. Een systeem waarin voedsel als common wordt beschouwd, verbetert niet alleen de toegang tot lokaal geproduceerd voedsel, maar versterkt ook de sociale cohesie. De Abdij van Herkenrode, opgericht door cisterciënzers in de 13e eeuw, bood een zelfvoorzienend landbouwmodel dat natuur en voedselproductie verenigde. Dit historische "voedsellandschap" dient als inspiratie voor de herintroductie van duurzame landbouwstrategieën, die bijdragen aan de huidige woonbehoefte en behoud van groene ruimte. Daarom wordt onderzocht of een synergie tussen wonen en voedsel de groene ruimte in het binnengebied kan behouden en toch voldoen aan de woningvraag.
De onderzoeksvraag luidt:
WOONVOEDSELLANDSCHAP: HOE KAN EEN VERKAVELINGSWIJK BIJDRAGEN AAN EEN HERINTRODUCTIE VAN HET HISTORISCHE VOEDSELLANDSCHAP VAN HERKENRODE?
Om een woonvoedsellandschap tot stand te brengen zijn er ontwerpsystemen nodig. Een eerste ontwerpsysteem dat onderzocht wordt is de patronentaal van permacultuur. De patronentaal biedt de opportuniteit om de statische kavel te transformeren naar een dynamische kavel door middel van een synergie tussen wonen en voedsel. De patronen, in lijn met natuurlijke ecosystemen, geven weer hoe dit gerealiseerd kan worden. De nomade zal een tweede ontwerpsysteem vormen dat inspeelt op de verschillende noden van het toenemende aantal huishoudens. Het is een adaptief en flexibel ontwerpsysteem dat fluctueert met de seizoenen. Het zal een nieuwe vorm van wonen introduceren die de synergie tussen wonen en voedsel bevordert. Deze beide ontwerpsystemen zullen een antwoord bieden op de onderzoeksvraag.
Door deze ontwerpprincipes te integreren in het ontwerp en de ontwikkeling van het woonvoedsellandschap, kan een veerkrachtig en dynamisch landschap gecreëerd worden. De introductie van een woonvoedsellandschap bewaard de groene open ruimte in Kermt, maar voldoet ook aan de toekomstige woningvraag. Dit landschap voldoet niet alleen aan de behoeften van de bewoners, maar draagt ook bij aan een meer verbonden samenleving. Bovendien versterkt het de klimaatbestendigheid en leidt het tot een hoger ruimtelijk rendement. De laatst overgebleven groene ruimte in de kern van Kermt kan door middel van een woonvoedsellandschap bewaard blijven. Door de introductie van een woonvoedsellandschap kan een verkavelingswijk bijdragen aan de herintroductie van het voedsellandschap van de Abdij van Herkenrode.
Dit pilootproject van een woonvoedsellandschap heeft het potentieel om als voorbeeld te dienen in Vlaanderen voor vergelijkbare bouwvelden met een groen binnengebied. De ontwerpprincipes van het woonvoedsellandschap kunnen namelijk specifiek worden afgestemd per locatie, en de voedselproductie zal steeds variëren. Hierdoor vormt het woonvoedsellandschap een waardevolle toolbox die kan worden toegepast in heel Vlaanderen. Het biedt een dynamische benadering die rekening houdt met de specifieke kenmerken van verschillende locaties, waardoor een geïntegreerd en dynamisch kavellandschap wordt bekomen.
Meer lezen

Duurzaamheidsrapportering in genoteerde vennootschappen

Universiteit Antwerpen
2024
Eline
Roels
Samenvatting
1. Door de omvang van de problematiek van de klimaatverandering wordt het duidelijk dat verschillende belanghebbenden zullen moeten bijdragen aan de bestrijding ervan. Hierbij wordt steeds meer aandacht besteed aan de rol van ondernemingen, die via duurzaamheidsrapportering verantwoordelijk kunnen worden gesteld. De Europese Unie heeft in dit kader niet stil gezeten en heeft een nieuwe richtlijn voorbereid, de Corporate Sustainability Reporting Directive. Deze richtlijn zal voor een groot aantal ondernemingen de verplichting tot duurzaamheidsrapportering opleggen. In het licht van deze nieuwe richtlijn en het feit dat een groot aantal ondernemingen hiervoor niet verplicht waren te rapporteren, lijkt het nuttig om te onderzoeken in hoeverre ondernemingen hierop zijn voorbereid.

2. Om dit te evalueren wordt allereerst het juridisch kader onderzocht, dat grote uitbreidingen met zich meebrengt. Zo zullen veel ondernemingen die voorheen niet over duurzaamheid rapporteerden, dit nu wel moeten doen. Bovendien wordt het toepassingsgebied qua inhoud aanzienlijk uitgebreid, vooral door de ESRS-standaarden die worden geïntroduceerd bij de CSRD. De ESRS-standaarden bestaan uit een aantal dwarsdoorsnijdende standaarden en thematische standaarden waaronder de ondernemingen zullen moeten rapporteren. Ondernemingen zullen hun rapportering moeten uitvoeren met een grote mate van detail. Voor sommige ondernemingen komt dit er bovendien al snel aan, waarbij sommige ondernemingen volgend jaar al moeten rapporteren over hun boekjaar in 2024.

3. In het kader van deze aangrijpende juridische veranderingen, lijkt het nuttig om te onderzoeken in hoeverre ondernemingen al rapporteren over duurzaamheid en of de nieuwe wetgeving haalbaar zal zijn voor deze ondernemingen. In dit empirisch onderzoek zijn de variabelen opgesteld door informatie te putten uit de duurzaamheidsrapporten van 2022. Hieruit worden de huidige problematieken omtrent duurzaamheid achterhaald. Deze variabelen worden vervolgens getoetst aan de duurzaamheidsrapporten van de ondernemingen van de BEL 20, BEL Mid en BEL Small. Uiteindelijk worden de bevindingen over duurzaamheidsrapportering in 2022 vergeleken met de CSRD-richtlijn en ESRS-standaarden om de stand van zaken van de ondernemingen te achterhalen. Dit helpt een beter beeld te vormen over de huidige positie van de ondernemingen en of deze stand van zaken tekort schiet in de toekomst.

Het onderzoek begint met het analyseren of ondernemingen überhaupt al rapporteren over duurzaamheid, wat niet bij alle ondernemingen al het geval is. Vervolgens wordt er onderzocht waar deze informatie zich bevindt, dit is van belang voor de consistentie met de financiële informatie. De resultaten tonen aan dat de overgrote meerderheid van de ondernemingen duurzaamheidsinformatie in het jaarverslag opneemt, wat de consistentie met de financiële informatie ten goede komt. Daarna wordt onderzocht in welke mate ondernemingen vrijwillig het belang van duurzaamheid erkennen. Dit wordt getoetst aan de vermelding van duurzaamheidsthema’s in het voorwoord en de aanwezigheid van een materialiteitsanalyse. Uit de bevindingen komt naar voren dat de vermelding van een duurzaamheidsthema daalt per categorie. De ondernemingen van de BEL 20 vermelden dit bijna allemaal, bij de BEL Mid doen 75% van de ondernemingen dit, terwijl dit bij de BEL Small 52% is. Bij de meeste ondernemingen lijkt het eerder de verantwoordelijkheid van de CEO om dit voorwoord op te stellen. Daarnaast hanteren ondernemingen vaak een (dubbele) materialiteitsanalyse. Deze analyse is voornamelijk aanwezig bij de ondernemingen van de BEL 20 en BEL Mid en komt minder naar voren bij de BEL Small.

Nadat onderzocht is of ondernemingen rapporteren over duurzaamheid en of zij vanuit zichzelf al met deze thema’s bezig zijn, wordt ook de inhoud van deze rapporteringen beoordeeld. Allereerst wordt onderzocht volgens welke standaarden ondernemingen hun duurzaamheidsrapportering opstellen. De conclusie hierbij is dat er een grote diversiteit aan rapporteringsstandaarden wordt gebruikt, doordat de NFRD geen verplichte standaarden oplegt. De EU hoopt hier in de toekomst verandering in te brengen, door de komst van de ESRS-standaarden. Hoogstwaarschijnlijk zal de diversiteit aan standaarden blijven bestaan, maar zullen de ondernemingen enkel onder de ESRS-standaarden moeten rapporteren om ook aan de andere standaarden te voldoen.

Met betrekking tot de klimaatdoelstellingen, zijn de meeste ondernemingen vanaf 2021 hun CO2uitstoot beginnen meten. Uit deze resultaten blijkt dat de BEL 20 en BEL Mid al uitgebreid rapporteren over hun uitstoot scopes 1, 2, terwijl de inspanningen van de BEL Small achterblijven. Vooral de rapportering over scope 3 blijft een grotere uitdaging dan de andere scopes, dit voor alle categorieën van ondernemingen. Niettemin komen de ESRS-standaarden hier al tegemoet door de ondernemingen de mogelijkheid te bieden deze scope in het eerste jaar, weg te laten. De klimaatkwesties hebben bovendien voor de verscheidene ondernemingen een andere impact, hierdoor wordt het belang van sectorale standaarden benadrukt.

Bij de sociale thema's valt op dat ondernemingen al uitgebreid rapporteren over deze thema’s. Dit staat in contrast met de rapportering over klimaatthema’s, waarbij de rapportering voor sommige ondernemingen toch moeizamer gaat. Dit kan verklaard worden doordat de informatie in eigen onderneming en bij eigen personeel verzamelen, simpeler is.

4. Op dit moment zijn er nog uiteenlopende resultaten op te merken tussen de verschillende ondernemingen, dit is vooral bij de BEL Small in vergelijking met de BEL 20 en de BEL Mid. Voor de meeste ondernemingen zal de komst van de CSRD inspanningen verwachten. De mate waarin ondernemingen zich zullen moeten inspannen zal wel verschillen. Van sommige ondernemingen, vooral in de BEL Small, zullen er nog veel inzet verwacht worden doordat ze momenteel achterlopen in hun rapportering. Bij de andere ondernemingen is dit echter niet het geval en wordt er gerapporteerd over de onderwerpen die de ESRS-standaarden voorop zal stellen. Dit gebeurt vaak nog niet in de mate van detail die van deze standaarden en nieuwe wetgeving wordt verwacht. Ook voor hen zal er dus nog energie moeten gestoken worden in het verfijnen van hun duurzaamheidsrapporten.
Meer lezen

Een nieuwe kijk op transportveiligheid: Een benadering vanuit stress en veiligheidsprestatie bij chauffeurs ADR klasse 7

Universiteit Antwerpen
2024
Tori
Ceusters
Chauffeurs ADR klasse 7, die instaan voor het vervoer van radioactieve materialen, worden tijdens de uitoefening van hun taken blootgesteld aan een complexe en dynamische werkomgeving. Hoewel het huidige veiligheidsparadigma effectief is gebleken, blijft het een uitdaging om adequaat te reageren op onvoorziene gebeurtenissen. Dit onderzoek verkent daarom een nieuwe benadering van transportveiligheid door de menselijke factor meer te integreren. Daartoe richt deze studie zich op het potentieel van stress voor het bevorderen van een holistische benadering van veiligheid bij het vervoer van radioactieve materialen. Stress wordt geconceptualiseerd volgens de actieregulatietheorie, waarbij regulatieproblemen (obstakels, onzekerheden en overlading) als stressbronnen worden gezien. Veiligheidsprestatie wordt benaderd als een drieledig construct bestaande uit safety compliance, veiligheidsparticipatie en veiligheidsadaptatie. De relatie tussen stress en veiligheidsprestatie wordt vervolgens geanalyseerd. De centrale onderzoeksvraag luidt: In welke mate kan het concept 'stress' bijdragen aan een meer holistische kijk op veiligheid bij het vervoer van radioactieve materialen?

Om de onderzoeksvraag te beantwoorden, wordt een mixed methods onderzoek uitgevoerd. Een cross-sectionele survey onder chauffeurs ADR klasse 7 (n=58) wordt gecombineerd met diepte-interviews (n=5). De resultaten na analyse van deze data tonen een significant verband tussen stresscomponenten zoals obstakels, onzekerheden en overlading. Ongevallenrisico bleek de meest prominente stressor te zijn en deze correleerde significant en positief met safety compliance. Daarentegen hadden werkprestatiebeperkingen, werkonderbrekingen en onzekerheden een significant negatieve correlatie met safety compliance. Er werd geen significante correlatie gevonden tussen stress en veiligheidsparticipatie en -adaptatie. Uit zowel kwantitatieve als kwalitatieve data blijkt dat chauffeurs overtuigd zijn van hun hoge mate van safety compliance, hoewel interviews aanpassingen aan het licht brachten waarvan chauffeurs zich vaak niet bewust waren.

Dit onderzoek toont aan hoe stress kan bijdragen aan een holistische kijk op veiligheid bij het vervoer van radioactieve materialen. Hoewel er nog veel vragen onbeantwoord blijven, biedt dit onderzoek nieuwe inzichten die een dialoog over een holistische veiligheidsbenadering kunnen stimuleren. Door stress als concept te verkennen, brengt dit onderzoek de realiteit van chauffeurs ADR klasse 7 in beeld en kan het belang van een nieuwe kijk op veiligheid met het oog op continue verbetering benadrukt worden.
Meer lezen

Participatief ondernemen in de Belgische evenementensector

Hogeschool UCLL
2024
Guillaume
Jacquet de Haveskercke
Dit onderzoek richt zich op het ontwikkelen van een fiscaal voordelige regeling voor medewerkers in de Belgische evenementensector, gericht op het bevorderen van een eigenaarschapmentaliteit en participatief ondernemen.

Het creeërt een win-win situatie voor zowel bedrijf als werknemer, door zelfontplooiing te bevorderen in lijn met de waarden en normen van het bedrijf. Echter, de implementatie van participatief ondernemen in de evenementensector wordt bemoeilijkt door de flexibiliteit en beïnvloeding van externe krachten. Daarom is het essentieel dat bedrijven duidelijk communiceren over hun cultuur en waarden, en dat werknemers betrokken zijn bij het beleid en de doelen van het bedrijf.
Het onderzoek concludeert dat aandeelhouderschap de ultieme motivator en beloning is voor ambitieuze medewerkers, en dat de praktische uitvoering en verdere testen van dit model de volgende stap zijn. Door input van experts zoals Geert Jansens en Thomas Van Eeckhout, wordt een holistische benadering gehanteerd die juridische, fiscale, economische en sociale aspecten overkoepelt. Dit biedt een robuuste basis voor het implementeren van een fiscaal voordelig en motiverend systeem voor medewerkers in de evenementensector.
Meer lezen

Het effect van AI op het vertaalproces bij professionele vertalers in Vlaanderen.

Arteveldehogeschool Gent
2024
Fauve
Vermeersch
  • Lisa
    De Praeter
  • Noha
    Kerkach
  • Zeline
    Rooms
De voorbije paar jaar is de populariteit van kunstmatige intelligentie (artificial intelligence, kortweg AI) enorm toegenomen. We worden er overal mee geconfronteerd en deze trend roept veel vragen op. Eén van de sectoren die de impact van deze trend ervaart is de vertaalsector. Vertaalbedrijven en vertalers moeten zich aanpassen aan deze vernieuwing. Wat is de impact op het vertaalproces bij professionele vertalers? Gebruiken vertalers AI en in welke mate vergemakkelijkt dit het vertaalproces? Hoe evolueert de vraag naar vertaalbureaus, vertalers en hun vertaaldiensten?
In de desk research van dit onderzoek wordt aangehaald dat AI geen eenzijdige definitie heeft en op veel manieren kan beschreven worden. Daarna beschrijven we de verschillende soorten artificiële intelligentie en de beperkingen en voordelen ervan. Ook de evolutie van AI over de jaren heen wordt beknopt beschreven. Vervolgens worden de verschillende AI-vertaalsystemen geanalyseerd, alsook de diversiteit aan AI-vertaaltools. Als voorbereiding op de field research werd ook onderzoek gedaan naar het gebruik van AI bij professionele vertalers. Tot slot beschrijft het onderzoek ook kort de meest recente versie van ChatGPT in de ‘last minute’.
Om op de onderzoeksvragen te antwoorden deed het onderzoek naast desk research ook field research, waarbij het een kwalitatieve benadering gebruikt. Het kwalitatief onderzoek werd uitgevoerd door middel van diepte-interviews met 15 vertalers. De interviews geven diepgaande inzichten in de ervaringen en percepties van vertalers rond het gebruik van AI-tools in het vertaalproces.
De respondenten werden via verschillende platformen zoals GentVertaalt, LinkedIn en verschillende vertaalbureaus gecontacteerd. De steekproef omvat zowel ervaren vertalers als nieuwkomers, werkzaam in verschillende sectoren (juridisch, medisch, economisch, etc.). Dit zorgt voor een variatie in profielen, waardoor dit onderzoek een genuanceerd antwoord kan bieden op de onderzoeksvragen.
Tijdens het onderzoek en de gesprekken met de professionele vertalers werd duidelijk dat vertalers terughoudend zijn tegenover artificiële intelligentie, maar AI-vertaaltools wel al op een kritische manier implementeren in hun vertaalproces. Generatieve AI en machinevertaling komen vooral van pas om inspiratie op te doen en te gebruiken als een assistent. Het werd duidelijk dat vertalers weinig schrik hebben om vervangen te worden door AI en het plezier in hun job niet zomaar laten wegnemen. AI blijft zich snel ontwikkelen en het is belangrijk om als vertaler de technologie te omarmen en er behoedzaam mee om te gaan. Daarnaast blijft de combinatie van een CAT-tool (Computer-Assisted-Translation-tool) met een AI-plug-in een aanrader om op vlak van kostenefficiëntie een effect op het vertaalproces te ervaren.
Meer lezen

Met autismespectrumstoornis voor de klas

Odisee Hogeschool
2024
Arthur
Bettens
In dit populair wetenschappelijk artikel beschrijf ik de sterktes van leraren met ASS die kunnen ingezet worden, waarom een leerkracht met ASS een plaats heeft in het onderwijs, welke ondersteuningsmogelijkheden er zijn, welke rechten en plichten er op de inclusieve werkvloer gelden. Ook uitdagingen worden uitgelicht en hoe hiermee om te gaan. De informatie heb ik gehaald dankzij een literatuuronderzoek en interviews. De bedoeling van dit artikel is om met de resultaten van het onderzoek toekomstige leerkrachten met ASS te empoweren indien ze twijfelen over dit carrièrepad.
Meer lezen

Executieve functies: vaardigheden die leiden tot succes.

Hogeschool UCLL
2024
Joline
Jacobs
  • Joline
    Jacobs
Deze scriptie omvat het onderzoek, in samenwerking met basisschool De Bladwijzer, naar de manier waarop groepsmomenten, begeleid door de leerkracht, kunnen worden ingezet om de EF's: plannen, organiseren en gedragsevaluatie te stimuleren bij leerling in het zesde leerjaar. Dit is van toegevoegde waarde gezien de expliciete wens van basisschool De Bladwijzer. Centraal staan groepsmomenten aangezien vooronderzoek aantoont dat leeftijdsgenoten een steeds centralere rol spelen op deze leeftijd. Vanuit de literatuur ontwikkelt de onderzoekster een praktische methode dat het object van het onderzoek vormt. Tot slot ondervraagt de onderzoekster de leerkracht van het zesde leerjaar over de bruikbaarheid van de toepassing met als doel: inzicht krijgen in de werkzame aspecten en eventuele groeipunten.
Meer lezen

Bouwen Aan Een Actief Agrarisch Grond- En Pandenbeleid

Universiteit Gent
2024
Bart
Laridon
Deze thesis verkent en ontwikkelt een duurzaam en actief agrarisch-ruimtelijk beleid, gericht op het versterken en beschermen van de Vlaamse agrarische structuur tegen toenemende verstedelijking en niet-agrarisch ruimtegebruik. De studie identificeert zowel tekortkomingen in het huidige beleid als de belangrijkste uitdagingen voor de agrarische sector. Er werd onderzocht welke instrumenten ingezet kunnen worden in zo’n beleid. Dit resulteert in een prototype voor een actief agrarisch grond- en pandenbeleid. Hiermee formuleert het thesisonderzoek concrete oplossingen die het behoud en optimalisatie van de Vlaamse agrarische structuur kunnen ondersteunen. De aanbevelingen onderstrepen de urgentie voor een geïntegreerde beleidsvisie en -aanpak, waarin omgevings- en landbouwbeleid nauw worden afgestemd. De betrokkenheid van lokale en regionale overheden en andere stakeholders is cruciaal voor de succesvolle implementatie en effectiviteit van dit beleid.
Meer lezen

SME Adoption of Voluntary Environmental Actions

KU Leuven
2024
Joonatan
Van Eecke Laaksonen
Deze studie onderzoekt hoe de drijfveren en belemmeringen waarmee kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) worden geconfronteerd bij het aannemen van vrijwillige milieumaatregelen de aard van hun adoptie beïnvloeden. Het onderzoek identificeert twee primaire adoptietypen: symbolisch, gekarakteriseerd door oppervlakkige milieumaatregelen, en substantieel, waarbij sprake is van een oprechte integratie van milieu relevante praktijken. Het onthult dat financiële en strategische motivaties, zoals groene premies, fiscale voordelen, merkondersteuning en klantvraag, cruciaal zijn voor het bevorderen van substantiële adoptie. In tegenstelling hiermee leiden barrières zoals lage environmental awareness en beperkte middelen vaak tot symbolische adoptie, met minimale impact tot gevolg.

Het herziene conceptuele model, ontwikkeld op basis van de bevindingen van de studie, benadrukt dat het aanpakken van economische beperkingen door middel van financiële prikkels en het verbeteren van environmental awareness kan bijdragen aan een diepere betrokkenheid. Ethische motivaties alleen zijn minder effectief zonder bijbehorende financiële of strategische voordelen. De studie draagt bij aan de bestaande literatuur door het begrip van KMO-milieumaatregelen te verfijnen en te suggereren dat substantiële adoptie waarschijnlijker is wanneer zowel financiële als strategische drijfveren aanwezig zijn, terwijl symbolische adoptie vaak voortkomt uit awareness- en resource belemmeringen.

Deze inzichten zijn cruciaal voor het afstemmen van toekomstig onderzoek en praktische interventies gericht op het verbeteren van de betrokkenheid van KMO’s bij milieumaatregelen. Verbeterde awareness en gerichte prikkels kunnen KMO’s ondersteunen bij de overgang van symbolische naar substantiële adoptie, waardoor hun duurzaamheidsinspanningen beter in lijn komen met hun bedrijfsdoelstellingen.
Meer lezen

Toepassen van een Autonomous Mobile Robot (AMR) voor interne logistiek

Universiteit Gent
2024
Dries
Van Landeghem
Mijn masterproef is vertrouwelijk, gelieve mij te contacteren indien mijn onderzoek de volgende ronde haalt.
Meer lezen

Hedendaagse transformaties van 19e-eeuwse Antwerpse burgerhuizen tot meergezinswoningen

Universiteit Antwerpen
2024
Nele
Ritzen
Purpose - This thesis determines how to preserve and adapt built heritage while simultaneously adding density to the urban fabric of historic cities. Densifying already-existing houses could be an effective alternative for urban sprawl, which is unsustainable and puts cultural heritage at risk by causing heritage assets to become fragmented and deteriorated. The main goal is to investigate the current strategies used to densify townhouses from the 19th century in Zuidwijk, Antwerp.

Methodology - By creating a database on the historic and current situation of these 19th-century townhouses in Zuidwijk, tendencies regarding their residential use and densification are analysed. Additionally, a qualitative categorization of various adaption strategies for the same townhouses is created by examining building permits that are accessible through archived and on-site research.

Findings - This study shows that Zuidwijk is experiencing a trend of single-family townhouses being adapted into multiple-family residences. This adaptation can occur through a variety of strategies. Selecting the appropriate typology for a given building is crucial within the adaptation process, as it determines the potential of the existing townhouse and the objectives to be achieved through the adaptation. This thesis aims to serve as a basis for conducting more in-depth research into the phenomenon of adapting historic residences into multiple-family units, exploring its range of opportunities.

Research limitations - Identified research limitations include a small case study sample, mainly analysed without on-site visits and assessed from an architectural and heritage perspective. Further research and more detailed data regarding criteria such as policy and sustainability, should be considered in the future.
Meer lezen

AMobile - Optimalisatie mobile 3D-printlab

Thomas More Hogeschool
2024
Joep
de Winkel
  • David
    Gatarek
Het onderzoek naar AMobile ontstond uit de toenemende vraag naar grootschalige additieve manufacturing (LSAM) en de daarmee gepaard gaande uitdagingen. AMobile is opgezet met als doel bedrijven en scholen kennis te laten maken met grootschalig 3D-printen door middel van demonstraties en workshops op locatie.

Deze bachelorproef richt zich op de verbetering van de functionaliteit, efficiëntie en het gebruiksgemak van AMobile. Dit wordt bereikt door een literatuurstudie naar thermoplasten en een praktijkonderzoek naar de printparameters van verschillende materialen. De literatuurstudie geeft inzicht in de meest geschikte thermoplasten voor gebruik met de Pulsar-extruder. Het praktijkonderzoek richt zich op de optimalisatie van printparameters voor materialen zoals PLA en PETG. Het doel hiervan is om de geschiktheid van deze materialen voor de schroef extruder te bepalen en de bijbehorende extrusie parameters te optimaliseren.

Daarnaast omvat het project handleidingen om de gebruiksvriendelijkheid van AMobile te vergroten. Deze handleidingen dekken verschillende aspecten zoals de opstelling van de KUKA-robot, de bediening ervan en de CAM-setup. Het uiteindelijke doel is om de workflow te optimaliseren, van 3D-ontwerp tot het geprinte object.

Door deze aanpak is AMobile toegankelijker geworden voor een breder publiek en zijn er grote stappen gemaakt om het gebruiksgemak te vergroten.
Meer lezen

Leerdoeloriëntatie als Moderator tussen Beroepskeuzespijt en Werkgerelateerd Leren

Andere
2024
Michaëla
Jespers
Bij loopbaanovergangen zijn flexibiliteit en leervermogen cruciaal voor aanpassing aan nieuwe rollen, maar kunnen uitdagingen zoals spijt over eerdere carrièrekeuzes het welzijn en de motivatie voor verdere ontwikkeling negatief beïnvloeden. Deze cross-sectionele studie (2024) onderzoekt bij 79 respondenten de samenhang tussen beroepskeuzespijt uit een eerdere functie en de participatie in werkgerelateerd leren binnen een nieuwe functie, met een focus op de modererende rol van leerdoeloriëntatie. Uit de resultaten van de hiërarchische regressieanalyse blijkt dat er aanwijzingen zijn voor een negatieve samenhang tussen beroepskeuzespijt uit een voorgaande functie en informeel leren door persoonlijke bronnen (β = 0.24, p = .033), wat nader onderzoek vereist. Daarnaast is gebleken dat een hoge leerdoeloriëntatie positief samenhangt met informeel leren via omgevingsbronnen (β = 0.31, p = .006), en er zijn aanwijzingen dat leerdoeloriëntatie ook positief gerelateerd is aan formeel leren (β = 0.23, p = .046). Er werd geen significant moderatie-effect van leerdoeloriëntatie gevonden op de relatie tussen beroepskeuzespijt en werkgerelateerd leren. Dit onderzoek levert een waardevolle bijdrage aan de wetenschappelijke kennis over de relatie tussen beroepskeuzespijt en werkgerelateerd leren, waarbij leerdoeloriëntatie als moderator fungeert. Toekomstig onderzoek zou moeten onderzoeken hoe interventies gericht op het verminderen van beroepskeuzespijt en het bevorderen van leerdoeloriëntatie kunnen bijdragen aan verbeterde leerresultaten en welzijn op de werkplek.
Meer lezen

Uitwerken van een sensibiliseringscampagne voor studenten en personeelsleden van de Associatie Universiteit-Hogescholen Limburg richting een duurzame modal shift

Universiteit Hasselt
2024
Seppe
Van Springel
  • Myrthe
    Bouckaert
De masterthesis richt zich op het realiseren van een duurzame gedragsverandering bij studenten en personeelsleden van de Associatie Universiteit-Hogescholen Limburg (AUHL), bestaande uit de onderwijsinstellingen PXL, UCLL en UHasselt. Het doel is om autoverplaatsingen te verminderen, duurzame vervoersmodi te stimuleren en parkeer- en verkeersproblemen rond de campussen te voorkomen. De centrale onderzoeksvraag is hoe strategische communicatie campusbeleidsmaatregelen kan inzetten om duurzame verplaatsingsgedragingen te bevorderen. De masterthesis combineert een literatuurstudie over het COM-B model met gedragsveranderingsstrategieën, traditionele en moderne communicatiemethoden, en technologische toepassingen. Het onderzoek omvat een analyse van COM-B componenten, uienschillen en kleurtabellen, campagnetijdlijnen en strategische communicatie. Dit biedt inzicht in het creëren van effectieve boodschappen en het beter afstemmen van communicatiestrategieën op studenten en personeel, wat de kans op succesvolle gedragsverandering vergroot.
Meer lezen

Atomic Universe, Een krachtige en educatieve werkvorm

Odisee Hogeschool
2024
Yves
De Meersman
‘Atomic Universe’ is een krachtige en educatieve werkvorm in de lessen chemie. Met ‘Atomic Universe’ kan je verschillende kaartspellen spelen in de lessen chemie. Het vernieuwend kaartspel maakt jouw chemielessen rijker en leerzamer.
De speelkaarten bevatten modellen van ruimtelijke structuren en een massa gegevens van de eerste 18 elementen uit het PSE van waterstof tot en met Argon. Atomic Universe kan ingezet worden in de verschillende leerstofonderdelen van de lessen chemie in verschillende jaren van zowel de doorstroom- als dubbele finaliteit.
De kaartspellen verhogen het leerrendement van jouw leerlingen en maken jouw chemielessen boeiender en dynamischer. Daarbovenop zet Atomic Universe in op de x-factor in het onderwijs: binding en verbinding met leerlingen en leerkrachten onderling.
Deze krachtige spelvorm is ontstaan uit het onderzoek naar verschillende leerproblemen in de lessen chemie. Deze leerproblemen zijn heel divers en vaak ook leerlinggebonden. De conclusies uit het vooronderzoek brachten naar voren dat de actieve werkvorm zo divers en verschillend mogelijk dienen ingezet te worden. De impact van de kaartspellen in de testmomenten overtroffen de verwachtingen.
Atomic Universe biedt antwoord op verschillende leerproblemen in de lessen chemie. Met de kaartspellen wordt ingezet op herhaling en vastzetting van diverse basisbegrippen en -concepten.
Meer lezen

In welke mate beïnvloeden de hoge energie- en loonkosten de huidige financiële uitdagingen van het AZ Sint-Lucas, en welke impact hebben deze factoren?

Hogeschool VIVES
2024
Hélène
De Jonckheere
De grootste financiële uitdagingen in de gezondheidszorg zijn de hoge energie- en loonkosten. Beiden wegen zwaar door de laatste jaren en komen tot stand door verschillende factoren. De energiefactuur steeg met 4 miljoen euro over 3 jaar tijd, ondanks de vele inspanning van de ziekenhuizen om zoveel mogelijk op groene stroom over te schakelen of te investeren in andere duurzame oplossingen. Steun hiervoor van de overheid bleef ook beperkt. Daarnaast kwam de inflatie met een ongelijke stijging van het honorarium. Hierbij komt dan nog het personeelstekort door ziekteverzuim en uitstroom van studenten/personeel. Vervanging brengt een duurdere loonkost met zich mee. COVID-19 heeft een zekere impact gehad maar is niet de hoofdreden, omdat ziekenhuizen voor deze periode al in rode cijfers zaten. Ook andere factoren spelen een rol want ook bijvoorbeeld de prijs van voeding is gestegen.
Meer lezen

Federalisme in crisis(tijden) In welke mate is er nog ruimte voor federalisme in een efficiënt crisisbeleid en hoe draagt noodrecht hiertoe bij?

KU Leuven
2023
Rani
Van de Gaer
Onderzoek naar de vormen en meerwaarde van noodbepalingen die de federale overheid toelaten te interveniëren in deelstatelijke bevoegdheidsmateries.
Meer lezen

Genetische manipulatie van het menselijke genoom in België de lege lata en de lege ferenda met internationale en Europese invloeden

Vrije Universiteit Brussel
2023
Jolien
Booms
De genetische manipulatie van het menselijke genoom in België de lege lata de lege ferenda met internationale en Europese invloeden. Zal België haar wetenschappelijk vooruitstrevende positie behouden?
Meer lezen

Executieve functies

Hogeschool VIVES
2023
Marthe
Vanmeerhaeghe
Executieve functies hebben een grotere invloed in het onderwijs dan we zouden denken. Maar wat zijn executieve functies? Hoe kan ik deze inzetten in de klas? Hoe kan ik de executieve functies van kinderen trainen? Hier probeerde ik een antwoord op te vormen.
Meer lezen

Het Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan: een blik op de procedure

Vrije Universiteit Brussel
2023
Jessica
De Doncker
Deze masterthesis onderzoekt de ervaring van het gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan bij gemeentelijke omgevingsambtenaren en schepenen van Omgeving. Ondanks dat het ruimtelijk beleidsinstrument een kwarteeuw bestaat, werd nooit onderzocht of dit ruimtelijk beleidsinstrument de lokale goede ruimtelijke ordening ten goede komt. Deze masterthesis vult dit hiaat op door een tweejarig kwantitatief en kwalitatief onderzoek.
Meer lezen